Oost-Groningen
(1940)–M.D. Ozinga– Auteursrecht onbekend
[pagina 1]
| |
Appingedam.De gemeente omvat, behalve het stadje Appingedam, de kerkdorpen Jukwerd,Ga naar margenoot+ Marsum, Opwierde, het met Appingedam sinds lang samengegroeide Solwerd en Tjamsweer. | |
Appingedam.litteratuur. Oorkdbk. I, nrs. 307 en 309, en pl. IV, nr. 3. - e.r. borgesius, GeschiedenisGa naar margenoot+ van Appingedam (1885, uittreksel uit een op het raadhuis bewaard handschrift uit de eerste helft der 19e eeuw van den Appingedamster onderwijzer h.p. steenhuis). - Beantw. vragen Comm. v. Onderwijs (Hs. Rijksarchief Groningen, voor Appingedam beantw. door h.p. steenhuis). - r.p. cleveringa pzn., Ontwikkelingslijnen van het rechtsbestel der stad Appingedam, in het bijzonder vóór de 18e eeuw, Groningen 1927 (Vgl. hierbij: A.S. de Blécourt, Oldambt en Ommelanden, Assen 1935, blz. 200-208). - peters, Stad en Lande, afb. 25/8. - Bijdragen, IV, blz. 237. - Gron. Volksalm., 1913, blz. 110 e.v.; 1915, blz. 211/2; voorts 1935, blz. 1 e.v.; 1936, blz. 24 e.v.; 1937, blz. 1 e.v. (Ds. m. ten broek, Drie borgen bij Appingedam). - Maandblad Groningen, blz. 221 e.v. Het RAADHUIS ligt aan de Wijkstraat, ten O. van den afzonderlijken torenGa naar margenoot+ en ten N. van de oostelijke schiptravee der Ned. Herv. Kerk, op het in een plein veranderd deel van haar voormalig kerkhof. | |
[pagina 2]
| |
Ga naar margenoot+ literatuur. Beantw. vragen Comm. v. Onderwijs (Hs. Rijksarchief Groningen). - peters, Stad en Lande, blz. 220 en afb. 27, 34/5 (oude toestand en raadzaal na restauratie). - Gron. Volksalm., 1913, blz. 134/5. Afb. 1. Appingedam. Raadhuis en belendingen.
van de (varkens)waag naar den aanbouw ten Z. van den toren, wegens de ingebruikneming der geheele benedenverdieping voor de gemeente-administratie. Ga naar margenoot+ Het ongeveer rechthoekige oude gebouw (afb. 1/2, pl. I en II, no. 2) van twee verdiepingen is met den achtergelegen aanbouw gebracht onder een met pannen belegd zadeldak, dat met een klein dakje aansluit bij den haakschen gevelhals. De benedenverdieping heeft, vóór de aanvankelijk als | |
[pagina 3]
| |
waag dienende ruimte, een kleine open hal, die aan drie zijden door een rondbogige poortopening toegankelijk is. Het grootste deel der oorspronkelijke bovenverdieping wordt ingenomen door de raadzaal aan de straatzijde. De afmetingen van het oude gedeelte bedragen binnenswerks 5,10 bij 12,20-12,45 M., de muurdikte 46-50 cM. Het gebruikte materiaal is baksteen van 29 × 6,3, 10 lagen 77,5 cM. De voorgevel heeft vele zandsteenen sierdeelen, zooals blokken of banden en afsluitende lijsten met ingegrifte spreuken: concordia res parvae crescunt, discordia res maximae dilabuntur - ubi non est pudor nec cura iuris sanctitas pietas fides instabile regnum est - soli deo gloria; voorts schelpen in de boogtrommels, hoekbollen, voluutvormige vleugelstukken en doorbroken fronton bij den top; tenslotte, boven den sluitsteen met vrouwekop der boogopening aan de voorzijde, het stadswapen: een zijn jongen voedende pelikaan, en in het midden der verdieping een nis met Justitia-figuur en reliëf. Inwendig bevindt zich beneden in den achterbouw een daarheen verplaatste houten schoorsteen (XVIIId). De raadzaal bevat een gezicht op de stad, een paneel hoog 0,85 en breed 1,92 M, gesigneerd beneden rechts in cartouche: claes hendericx inventor anno 1665; en een plattegrond der stad, zooals die in 1400 zou zijn geweest, door H.P. Steenhuis in 1833 geteekend. Op het boventrapportaal is een gebeeldhouwde zandsteenen gedenksteen, hoog 93 en breed 56 cM., ingemetseld, afkomstig uit den noordwand van den vroegeren toren, waarop A.D. 1554 en het stadswapen. Voorts hangt daar een vóór de afbraak in 1834 gemaakte opmeting van dien toren, op last van kerkvoogden door den Waterstaatsopzichter J.H. van Calker vervaardigd. | |
Kerkelijke gebouwen.1. De NED. HERVORMDE KERK, eertijds achtereenvolgens aan deGa naar margenoot+ H. Maagd en den H. Nicolaas gewijd, en haar los van de kerk staande toren behooren aan de Ned. Herv. gemeente. literatuur. joosting, blz. 58. - vinhuizen, Kroniek, blz. 214 en 223. - peters,Ga naar margenoot+ Stad en Lande, blz. 390, afb. 25/33. - Grafschr., blz. 6-17. - Avm. zilver, blz. 103. - a. loosjes, De Torenmuziek in de Nederlanden, Amsterdam z.j., blz. 69. - Bijdragen, II, blz. 325; IV, blz. 235/7. - Groninger Volks-alm., 1837, blz. 13 e.v., m. afb. oude toren; 1839, blz. 14 e.v., m. afb. nieuwe toren. - Gron. Volksalm., 1913, blz. 110 e.v.; 1930, blz. 207. | |
[pagina 4]
| |
bul dd. 8 Juni 1331 van ‘ecclesia beatae Mariae Appingadamae Monasteriensis diocesis’. Het oudste stadszegel aan oorkonden uit 1308 en later vertoont bovendien Maria met Jezus op haar linkerknie onder een gothische overhuiving en daaronder klein het latere wapen, de pelikaan met zijn jongen. Eerst in een oorkonde van 1408 wordt de H. Nicolaas als patroon der kerk genoemd.Ga naar margenoot+ De kerk (afb. 2 en pl. I) ligt, afgezien van de belending van het raadhuiscomplex en de annexen van een school ten W., vrij op het voormalig, in Afb. 2. Appingedam. Situatie N.H. Kerk.
verloop van tijd grootendeels verhoogde kerkhof, welks overblijfselen aan de zuidzijde in plantsoen en aan de noordzijde in een plein zijn herschapen. Zij is georiënteerd met eenige afwijking naar het Zuiden, welke voor de onderscheidene deelen van het gebouw verschilt, doch bij de kruising, waar ze het grootst is, 4,5o bedraagt. Ga naar margenoot+ Het geheel in steen overwelfde gebouw (afb. 3-4 en pl. I-V) was oorspronkelijk een eenbeukige romano-gothische kruiskerk, (waarschijnlijk XIII c) met een schip van twee ongeveer vierkante traveeën, een rechthoekige kruising, dwarsarmen van één vierkante travee en een ongeveer vierkante koortravee, welker beëindiging niet meer valt na te gaan door den aanbouw van een vroeg-gothische zevenzijdige sluiting (XIV A). Deze kruiskerk kreeg allengs het karakter van een hallenkerk, zij het met beuken van ongelijke breedte. Het schip werd namelijk vergroot met bijna even hooge, bij de dwarsarmen aansluitende zijbeuken van twee rechthoekige traveeën (XV B), aan de zuidzijde der koortravee verrees een met den zuiderzijbeuk correspondeerende rechthoekige travee (± 1500?) en, nadat aan de noordzijde der koorsluiting een | |
[pagina 5]
| |
dwars op de kerk staande sacristie met verdieping (XVIa) was tot stand gekomen, werd de ruimte tusschen deze en den noorderdwarsarm met een vierhoekige travee aangevuld. Het gebouw is nergens zuiver regelmatig van plattegrond. Alleen schip en dwarspand worden thans voor den kerkdienst gebruikt en zijn daartoe (boven de banken) door een ijzeren raamwerk met glas van de rest der kerk gescheiden. Afb. 3. Appingedam. Ned. Herv. Kerk. Plattegrond en lengtedoorsnede.
| |
[pagina 6]
| |
Ten Noorden van de oostelijke schiptravee staat een met het oude gedeelte van het raadhuis verbonden toren (1835). Het aanzien van den westmuur van het schip en, naar het schijnt, indertijd gevonden grondslagen wekken den indruk,
Afb. 4. Appingedam. Ned. Herv. Kerk. Dwarsdoorsneden.
dat aanvankelijk een westtoren aanwezig was. Dit vermoeden wordt versterkt door het gezicht op de stad uit 1665 in het raadhuis, dat den westgevel der kerk met drie topgevels afbeeldt, waarvan de buitenste met nissen zijn versierd, doch de middelste vlak gehouden is. Korfbogige ingangen bevinden zich in de zijwanden der westelijke schiptraveeën en in de noordoostelijke kapel (niet oorspronkelijk),Ga naar margenoot+ terwijl voorts een moderne deur in den oostwand toegang geeft tot de zuidoostelijke kapel. Onder het ingebroken venster van den noorderdwarsarm teekent zich nog de voormalige rondbogige ingang af. De eveneens gedichte korfbogige ingang met een klaverbladboog daarboven, in het aangrenzende oostelijk spaarveld, zal uit een latere periode dagteekenen. | |
[pagina 7]
| |
De kerk heeft, buitenwerks, in de as een lengte van 48,30 M. en een breedteGa naar margenoot+ van, over het schip gemiddeld 28,25 en over het dwarspand 27,90 M.; dezelfde binnenwerksche afmetingen bedragen 45,60, 26,00 en 25,70 M. De kruin der gewelven van den middenschipbeuk ligt 12,80 M. boven den vloer, die van het kruisingsgewelf 12,50 en die der koorgewelven 12,20 M. uit den verhoogden koorvloer. De omtrek van den toren is 7,00 bij 7,02 M. Het gebouw is in baksteen opgetrokken. Haar formaat is onderscheidenlijkGa naar margenoot+ bij de dwarspandgevels 30 à 31,5 × 8,5 à 9,5 cM., 10 lagen 1,04 M.; de koorsluiting 32 à 34 × 8,5 à 9 cM., 10 lagen 99 à 102 cM.; de zijbeukmuren en -gewelven 31 à 32 × 8 à 8,5 cM., 10 lagen 1,005 M.; de muren en gewelven der zuidoostelijke kapel 31 à 32 × 8 à 9 cM., 10 lagen 96 cM.; de sacristie en haar gewelven 29 × 6,5 à 7,5 cM., 10 lagen 85 cM. (staand verband) en den daarmede verbonden traptoren 29 × 8 cM.; de noordoostelijke kapel 29 × 6 à 6,5 cM., 10 lagen 75 cM. (buitenmuur Vlaamsch verband). Zandsteen is uitwendig slechts gebezigd voor de omgaande waterlijst onder de vensters van den noorderschipbeuk, de noordoostelijke en de zuidoostelijke kapel. De zuidelijke beer der laatstbedoelde kapel bezit bovendien een plintband van dezelfde steen en twee waterlijsten van witte steen met daarboven Bremersteenen afdekkingen van de versnijdingen. De baksteenen torenromp heeft zandsteenen boogsluitsteenen. Inwendig zijn, in de oude kruiskerk en de sluiting, de kapiteelen der kolonnetten van tuf, welke meestal de gewone grijze kleur vertoont, doch bij de kruising varieert van dit grijs tot lichtgeel in den toon van Savonnière. In de zuidoostelijke kapel zijn ook de kraagsteentjes der ribben van tufsteen. De ribben der gewelven bestaan uit baksteen, met tusschenstukken van natuursteen, naar bij het blootleggen der gewelven in 1899 aan den dag zou zijn gekomen. Inderdaad bleek, in 1932, in den noordwestelijken hoek van den middenbeuk het onderste deel der gewelfrib uit tuf te bestaan, kwam in den noordwestelijken hoek der koortravee op 1,15 M. van den ribaanzet over een hoogte van ± 90 cM. tuf te voorschijn en werd in de koorsluiting op 1,90 M. boven den vloer tuf aangeboord. De kerk wordt gedekt door drie O.-W. loopende zadeldaken, belegd metGa naar margenoot+ zwart verglaasde pannen, welke laatste slechts bij de koorsluiting van vrij oude dagteekening zijn. Deze mogelijk na den storm van 1686 aangebrachte daken hebben aan de westzijde een wolfseind, doch werden daar oorspronkelijk door puntgevels afgesloten (zie blz. 6). De zijbeuksmuren hebben groote spitsboogvensters, waaronder een aan deGa naar margenoot+ zuidzijde over den geheelen gevel doorgetrokken waterlijst loopt, die rechthoekig om de geprofileerde korfbogig-getoogde ingangen heen is geleid. Het oostelijk venster van den noorderzijbeuk is gedicht ter wille van het aangebouwde gedeelte van het raadhuis. Op den noordwesthoek staat een gewijzigde en op den zuidwesthoek een moderne overhoeksche beer. De overige beeren zijn weggebroken. | |
[pagina 8]
| |
Ga naar margenoot+ De behandeling in twee zônes van het rechtopgaand deel der dwarspandgevels, welker toppen zijn verdwenen, is grootendeels bewaard en valt overigens na te gaan (pl. II, 1). Tusschen de hoeklisenen flankeerden de breede spitsbogige spaarvelden een verdwenen ingang; daarboven bevonden zich, na een vermoedelijk doorgaand fries van rondbogige nisjes tusschen de beide zônes, twee langwerpig-smalle spitsboogvenstertjes met aan weerskanten een gelijkvormig spaarveld waarin vlechtingen in rechthoekig verband. Deze opzet is doorbroken door het aanbrengen van één met die der zijbeuken overeenkomend spitsboogvenster in plaats van de twee kleine vensters, waarvan slechts stukken der buitenste spitsbogen overbleven. De waterlijst onder het groote zuidvenster geeft aan de einden duidelijk blijk later, d.w.z. tegelijk met dit venster te zijn ingezet. Van de dubbele, eenmaal versneden hoeklisenen zijn bij den noorderdwarsarm de beide oostelijke nog zichtbaar, waarvan een in den muur der noordoostelijke kapel, alsmede een deel van een der westelijke, waartegen het raadhuis is gebouwd. Bij den zuiderdwarsarm is zulks het geval met de westelijke lisenen, doch gaan de oostelijke schuil achter een lateren steunbeer. De benedenste spaarvelden aan de zuidzijde zijn dichtgemetseld; in het oostelijke is later weer een segmentvormig gesloten nis gebroken. Aan de noordzijde bevat de kop van het oostelijke spaarveld een staande vischgraatvlechting. De overgebleven nisjes van het fries zijn gepleisterd, hetgeen de oorspronkelijke toestand moet geacht worden. Tusschen het nisfries en het oostelijke bovenspaarveld aan de noord(straat)zijde bevindt zich de genoemde steen met opschrift: ao 1561. bi tiden jochimis van / schutdorp pastori ten dam / unde helmich renekens boie / edsens luidtken kuper kerck / voegeden doe ter tit. Een aanwijzing voor de vroegere aanwezigheid van geveltoppen vormt de twee lagen hooge muizentand onder de huidige overstekende daklijst; alle overige gevels der oude kruiskerk werden namelijk door een spitsboogfries afgesloten, naar boven de gewelven te zien is. Ga naar margenoot+ De koorsluiting, die versterkt wordt door zonder versnijding opgaande beeren met latere afdekking, heeft vrij groote spitsboogvensters met rondstaafprofiel; de vensterdorpels zijn door een moderne afdekking in cement aan het oog onttrokken. Boven de vensters bevindt zich tusschen de beeren telkens een verdiept fries van elkander doorsnijdende rondbogen; na twee vlakke lagen volgt een afdekkende rollaag met hol. Ga naar margenoot+ De zuidoostelijke kapel heeft een tweemaal-versneden verzwaarden zuidelijken en een geheel gewijzigden oostelijken hoekbeer, de noordoostelijke kapel een tweemaal versneden beer bij de aansluiting met de sacristie. Beide kapellen bezitten gelijke spitsboogvensters als de schipzijbeuken. Ga naar margenoot+ De sacristie heeft beneden lage en wijde spitsbogige vensters en had op de verdieping in de lange wanden twee langwerpige baksteenen kruisvensters, waarvan alleen de boogjes en zijstijlen over zijn. De oostelijke zijn met luiken | |
[pagina 9]
| |
gedicht, terwijl de westelijke vensters aan het gezicht zijn onttrokken door de noordoostelijke kapel, boven welker gewelf één zich teekent. Het eene noordelijke bovenvenster is dichtgemetseld. De onbeteekende toren is een vlakopgaand bouwwerk met rondbogige poort-,Ga naar margenoot+ venster- en galmgatopeningen, dat boven de zware houten kroonlijst door een open achtkant koepeltje wordt afgesloten. Aan zijn noordzijde bevindt zich boven den (afgesloten) doorgang de gedenkplaat: in en op de plaats van den bouwvalligen en tot den grond gesloopten nikolai kerktoren is deze, op grootendeels nieuwe grondzuilen, gebouwd in het jaar mdcccxxxv door de zorg der kerkvoogden van de hervormde gemeente te appingedam w.w. dijk, voorz., s.e. houwerzijl, j.q. cleveringa, h.j. bebingh, adminr., mr. r.h. eyssonius wichers, secret. Uit de aanzetten van spaarnissen in den benedenwand van den noorderdwarsarmGa naar margenoot+ en op het restant van den vroegeren noordmuur der koortravee blijkt, dat in de oude kruiskerk de binnenbehandeling onder de vensterzône ongeveer in overeenstemming zal zijn geweest met de uitwendige. De koepelachtige gewelven der oude kruiskerk (pl. III), die vrij hoog oploopen,Ga naar margenoot+ rusten op gedrukt-spitsbogige gordel- en muraalbogen. De gewelven zijn thans gepleisterd, doch onder de kap blijkt, dat ze vrijwel concentrisch zijn gemetseld in liggend- doch boven de kruising in staand keperverband. Hun acht ronde ribben komen samen in telkens anders gevormde sluitringen of rozetten van rondstaven. De gordelbogen worden geleed door rechthoekige versnijdingen; de binnenboog rust op (hier en daar afgehakte) kolonnetten, welker kelkvormige kapiteelen aanvangen met een ring en onder de dekplaat twee knopachtige voluten vertoonen. De boog tusschen de beide schiptraveeën en die tusschen kruising en dwarsarmen worden te weerszijden begeleid door rondstaven. De scheibogen tusschen de beuken van het schip en die tusschen dwarsarmen en schipzijbeuken, welke in de oorspronkelijke schip- en dwarspandmuren zijn gebroken, hebben een ingehakt profiel, dat bij de geboorte der bogen zijn aanvang neemt; bij de westelijke schippijlers zijn deze groeven daarentegen tot den grond doorgevoerd. De diagonale ribben rusten op een rechthoekigen sprong of op een kraagsteen ofwel loopen teniet in de pijlers. Bij het gewelf der westelijke schiptravee is de wijde sluitring met inbeschreven vijfpas omringd door alle ribben onderbrekende ringen, terwijl in de diagonale ribben bovendien nog een grootere ring is aangebracht. Bij de oostelijke schiptravee hebben de ribben op gelijken afstand uit het middelpunt een kleinen ring. Elkander snijdende gebogen stukken rondstaaf verbinden hier de kapiteelringen der diagonale en der schildboogribben. Boven het midden der kruising vindt men een enkelen grooten sluitring. Bij het gewelf van den zuiderdwarsarm vallen de schildboogribben in een buitensten ring en zijn alleen de diagonaalribben tot den binnenring doorgetrokken. De kapiteelringen der ribben van het noorder- | |
[pagina 10]
| |
dwarspandgewelf worden verbonden door tegen elkander stootende driepassen, welker middenlobben gekoppeld zijn aan een kleinen sluitring. Het koorgewelf heeft een dergelijke rozet, waarbij de aangrenzende ribben zijn aaneengekoppeld door gebogen stukken rondstaaf, welker midden opnieuw door boogjes is verbonden, die in het verlengde der ribben aan den sluitring zijn bevestigd. Ga naar margenoot+ De zijbeuken van het schip en de zuidelijke koorkapel hebben kruisribgewelven met gebombeerde gewelfschelpen. Bij de zijbeuken rusten die gewelven op den scherp-spitsbogigen scheiboog en gelijke parallele muurbogen. De geprofileerde ribben, opgaande van kraagsteentjes of diensten, komen samen in een gewelfsluitsteen, behalve in de westelijke travee van den zuidbeuk. Ga naar margenoot+ De koorsluiting (pl. V) bezit een straalgewelf met acht in een sluitring samenkomende ronde ribben, welke van den grond af opgaan en ter hoogte van de geboorte der vensterbogen door ringkapiteeltjes worden onderbroken. Ook de vensternissen worden verlevendigd door twee op een hoog basement aanvangende, omgaande rondstaven. Onder den afgehakten noordelijken kolonnet van den boog naar de koorsluiting ziet men boven een lichten sprong van het muurwerk een ondiepe rechthoekige spaarnis, waarin een spitsboog met laatgothische traceering, uitloopend in een vrij opgevatte kruisbloem en geflankeerd door van de basishoeken opgaande rijkversneden pinakels. Deze spitsboog vormde blijkbaar de bekroning van een dichtgemetseld sacramentshuisje. Ga naar margenoot+ De noordoostelijke kapel wordt overdekt door een vierpuntig stergewelf. De beide van elken hoek opgaande ribben rusten op één kraagsteen. Afb. 5. Rouwsteen voor Gerdt tho Dornum un Withmonde.
De kapel wordt van de koortravee en den noorderdwarsarm gescheiden door natuursteenen borstweringen met middendoorgang. Laatstbedoelde afscheiding (pl. IV, no. 2), die zich mogelijk eertijds tusschen de koortravee en de zuidoostelijke kapel bevond, heeft nog een tusschen later afsluitend schotwerk gevatte diep-geprofileerde zandsteenen deurnis met de aansluitende deelen eener vroegere gebeeldhouwde versiering in den binnenkant der bovenhoeken en sporen daarvan aan de buitenzijde. Het bovendeel van het onderscheidenlijk naar de kapel (voor de westhelft bewaard) en den dwarsarm gekeerde front dezer borstweringen is bezet met gedeelde spitsbogige velden, welker koppen laatgothische traceeringen bevatten. Hierop zijn nog de grondvlakken zichtbaar der stijlen van een natuursteenen hekwerk, gelijk thans nog in de N.H. Kerk te Loppersum aanwezig is. Tegen den kruispijler op den zuidwesthoek is een wapenmedaillon aangebracht (afb. 5), naar het heet afkomstig van een grafmonument. | |
[pagina 11]
| |
De beneden- en bovenverdieping der sacristie hebben twee lage kruisribgewelvenGa naar margenoot+ zonder gewelfsluitsteen, gesteund en gescheiden door holgeprofileerde muraal- en scheibogen. De ribben en scheibogen gaan op van kraagsteenen, die op eigenaardige wijze in de muren zijn verankerd (pl. IV, 1). De vensters hebben een eenvoudigen schuinen dagkant. De benedenverdieping dient als consistoriekamer, de bovenverdieping bevindt zich in een verwaarloosden toestand. bouwperioden. De bovenaangegeven dateeringen beteekenen een hypothese. OpGa naar margenoot+ stijlkritische gronden kan men den tijd van totstandkoming der meeste onderdeelen van het gebouw ongeveer bepalen, of wel hun waarschijnlijke volgorde van ontstaan nagaan. Uitgangspunt voor die dateeringen waren eenerzijds de nog zichtbare vormen der aanvankelijke kruiskerk, namelijk de overblijfselen van de decoratieve behandeling der dwarspandgevels en de overwelving, anderzijds de gedenksteen met het jaartal 1561, dat blijkbaar de definitieve beëindiging van den geleidelijken ombouw der kerk aangeeft. De detailleering der gotische koorsluiting heeft nog veel weg van den tevoren in Groningen gebruikelijken romano-gothischen trant, waarom haar totstandkoming niet al te lang nà die der kerk zal vallen. | |
[pagina 12]
| |
een jongere laag, welke laatste overeenstemde met de beschildering der zijbeuken en uit den tijd van hun bouw zou dateeren. Op het gewelf der zuidoostelijke kapel werd geen schilderwerk aangetroffen. Tot de kerk behooren de volgende meubelen en andere voorwerpen.
Ga naar margenoot+ Preekstoel (1665, blijkens jaartal op het deurfries), de vijfzijdige kuip met kussenpaneelen tusschen vrijstaande Korinthische zuiltjes op plintblokken, welke rusten op de voluten van den op een zuiltje staanden voet. De in aanmerking komende deelen worden door barok gesneden bladwerk of festoenen met vruchten en door maskerkoppen verlevendigd; op het achterschot tusschen getorste zuiltjes en vleugelstukken de pelikaan met zijn jongen in relief, in het fries van het op de hoeken omgecorniste vijfzijdige klankbord de symbolen der Evangelisten, onder den stoel een modern pelikaansnest. De afwijkend behandelde trapleuning heeft lage kussenpaneelen, waarboven balusters, tusschen door vazen bekroonde stijlen met festoenen. Aan de kroonlijst der kuip zijn een koperen Lodewijk XV-lezenaar en twee (thans voor gas ingerichte) kaarsarmen, en aan een der voluten een koperen doopbekkenhouder (gemerkt: a.b.o.k. 1792) bevestigd. Ga naar margenoot+ Eenvoudig doophek (fragmenten XVII B, overigens ± 1800) met balusterrand of vaasbekroningen, blijkbaar geheel gewijzigd terwille van de ertegen getimmerde banken. Ga naar margenoot+ Orgel met rugpositief en tribune, tegen den westwand van den middenbeuk van het schip, met decoratief opgevat pijpwerk, gesneden vleugelstukken en bekronende gebeeldhouwde figuren. Op de borstwering der tribune, met rijken snijwerkrand, vermelden twee cartouches het jaar van ontstaan: geert wolters smit, pompeius v.d. tuick, enno ebels, aris drifhaamer borgemeesteren der stadt appingedam ede jans dumringh boumeester anno 1744, en: omge jans muller, albert hindriks smit, jan van elfrinckhof, johannes artopeus kerkvooghden der stadt appingedam, hero idema secretarius. anno 1744. Ga naar margenoot+ Vele eiken banken (XVII-XIX A), waaronder: twee afsluitende, langs een trap toegankelijk verhoogde gestoelten (XVII A), het ééne met barokke boogpaneelen tusschen gecanneleerde en gesneden pilasters en met snijwerk versierde deuren, en het andere eenvoudige met iets levendiger deuren; gemoderniseerde gesneden bank (± 1650), in welks friezen de wapens-Polman en -Beninga; overhuifde bank (XVII B) met tweekoppigen adelaar als vleugelstukken van het achterschot en in de door leeuwen gehouden wapenbekroning (XVIII A); overhuifde bank (XVIII B met opengewerkte zijstukken; als scheiding met het koor dienende bankengroep met overhuiving, in het midden door zuilen gedragen en daarboven met door leeuwen gehouden geschilderd | |
[pagina 13]
| |
stadswapen, en als achterschot een los gesneden paneel (XVIIIc) met het wapen van den burgemeester Enno Ebels en zijn vrouw Cornelia Stenhuis. Gebeeldhouwd, hoofdzakelijk blauw met goud geschilderd, zandsteenenGa naar margenoot+ wapenmedaillon (afb. 5) voor Gerdt (Kankena) tho Dornum un Withmonde († 1515), in middellijn 72,5 cM. Vele grafzerken, in het bijzonder in koortravee en koorsluiting maar ook inGa naar margenoot+ de zuidoostelijke kapel en den noordelijken zijbeuk. Hieronder in eerstgenoemde ruimten: twee zandsteenen zerken, een nog gothisch opgevatte voor Snelger Houwerda († 15...; pl. VI, no. 2), met de ridderfiguur voluit en hoekmedaillons, lang 2,38 M. en breed 1,09 M, en een rijke zerk voor een doodgeslagen edelman, met renaissancistisch wordende overhuiving boven de wapens, de hoekmedaillons met de Evangelistensymbolen (pl. VI, no. 1). Hardsteenen zerk met midden- en hoekwapens in medaillons voor pastoor Johannes Winschoten († 1548), waaronder vervolgens de predikanten-rectoren Eppo Ippius († 1697) en Heino Hermannus Brucherus Joh. Christ. zoon († 1797) begraven zijn, lang 2,48 M. en breed 1,39 M.; en een eenvoudige zerk voor pastoor Joachimus Schuttorpius († 1569), welke later diende voor Joanna Ebels, echtgenoote van den predikant H.H. Brucherus, lang 2,05 M. en breed 1,025 M. Voorts verscheidene latere gebeeldhouwde hardsteenen zerken (XVII-XIXa), overwegend voor overheidspersonen en predikanten met hun vrouwen, waaronder een zerk voor Eppo Heerens († 1607) met gehelmd alliantiewapen in midden-medaillon, lang 1,815 M. en breed 0,865 M., en een zeer rijke voor Henric van Steenhuysen († 1695) en zijn vrouw Anna van Walta († 1723), in archaiseerenden Renaissancetrant, lang 2,74 M. en breed 1,745 M. Vier zilveren avondmaalsbekers (XIX A) met oudere deksels (± 1650?)Ga naar margenoot+ en een kan (1808); voorts in tin, een groot bord en vier kleine met zeshoekigen rand (1837). In den toren hangt, behalve een klokkenspel van vijf-en-twintig klokken uitGa naar margenoot+ 1911, een tevens als heeluurslagklok dienende luidklok met middellijn van 97 cM. en hoogte van 75 + 16 cM., waarop de volgende opschriften voorkomen: j. borchhard fudit enchusae 1763 - gegoten anno 1763 als h. alstorphius, r. ebels, a. tonkens, jr. j.c. baron van der borch borgermeesters waren der stad appingadam, h. idema secretarius, en e. brucherus boumeester en g. hovingh, i. scheltes, j. artopeus, i.w. van lehr kerkvoogden waren - ik nodig om ter gods dienst gaan/ik kondig 'twerk en rusttijt aan/en geef van vreugt ook teken/t'versterven en begravingsstond/ik aan de levende verkond/geeft acht dan op mijn spreken. Het huidige klokkenspel verving een na den brand in 1834 aangebracht van veertien klokken, gegoten door A.H. van Bergen en Zoon te Heiligerlee. De in 1835 afgebroken toren bezat - blijkens de klokkenopschriften, vermeld in margine der opmeting van Van Calker - behalve de b.g. luiklok een grootere, in 1722 door Mamees Fremy gegoten klok, welke zou zijn verkocht; voorts zeven speelklokken van onderscheidene | |
[pagina 14]
| |
zwaarte, enkel met randschrift ‘in honorem dei et oppidi appingedamensis 1620’ en het stadswapen. Ga naar margenoot+ 2. De ROOMSCH-KATHOLIEKE KERK (H. Nicolaas) uit 1902 bezit: Een in 1931 nieuw-vergulde miskelk, hoog 17,5 cM., welke onder den voet het opschrift draagt: varlar anno 1691 en voorts twee onduidelijke merken vertoont; de stam is balustervormig, terwijl voet, nodus en cuppa met gevleugelde engelkopjes zijn versierd. Deze kelk zal afkomstig zijn uit het klooster Varlar in Westfalen. Een zeer eenvoudige kelk (± 1800) met drie onduidelijke merken, hoog 23 cM. | |
Particuliere gebouwen.Ga naar margenoot+ 1. Dijkstraat 24. Het in groot formaat steen opgetrokken huis van twee verdiepingen met hoog zadeldak, dat aan de voorzijde is gepleisterd en gewijzigd, heeft een uit de zijsteeg gedeeltelijk zichtbaren achter-topgevel; deze bevat o.a. een met twee spitsboogjes gedekt spaarveld, gevuld met liggende vischgraat-vlechtingen (vermoedelijk XV). Inwendig: deur en bedstedebetimmering (XVIII). 2. Solwerderstraat 18. Huis van twee verdiepingen met hoog zadeldak tusschen puntgevels (XVIIa), gerestaureerd in 1938 met steun der Prov. Gron. Archaeologische Commissie. De vroeger reeds gewijzigde en wat den top betreft vernieuwde voorgevel van kleurige steen vertoont, evenals de iets later herstelde achtergevel aan het Diep, rondbogige ontlastingsboogjes met zandsteenen aanzet- en boogsluitsteenen. Oorspronkelijk dekten deze boogjes ongetwijfeld langwerpig smalle venstertjes van de in Groningen gebruikelijke soort af. 3. Solwerderstraat 47. R.K. Pastorie. Eenvoudig stemmig heerenhuis van drie traveeën, de ingang met omlijsting en de kroonlijst versierd met Lodewijk XVI-consoles. 4. Enkele huizen aan de Solwerderstraat Zz. hebben aan het Diep typische, over het water uitgekraagde houten achter-uitbouwen. Sommige der niet gepleisterde zij- en achtergevels vertoonen ook zeer oud metselwerk. | |
Garreweer.Van de boerderij ‘APPELBORG’ (1727), die in 1932 afgebrand en daarna afgebroken is, zijn de vroegere ingangsomlijsting en het daarboven geplaatste wapen, waaronder twee leege schilden, overgebracht naar het Museum van Oudheden te Groningen. Vgl. Gron. Volksalm., 1937, blz. 21 e.v., met afb. De kwartieren van het wapen zijn in 1 en 4-Polman; 2 en 3 hebben een onderverdeeling: 1 en 4-Beninga, 2 en 3-Houwerda met hartschild-Oldersum(?) | |
[pagina 15]
| |
(Jr. Ulrich Willem Polman van Snelgersma en Hieronyma Adelgunda Catherina Beninga.). | |
Jukwerd.De NED. HERVORMDE KERK, een op een terp gelegen gepleisterd rechthoekigGa naar margenoot+ hoekig zaalgebouwtje uit 1866, behoort, met den dakruiter, aan de Ned. Herv. gemeente.
literatuur. joosting, blz. 58. - brucherus, blz. 67/8. - d.h. ferré jacobs,Ga naar margenoot+ Voorheen en thans, Appingedam 1909, blz. 6 e.v. - Grafschr., blz. 151. - Avm. zilver, blz. 31/2. geschiedenis. De huidige kerk is de opvolgerster van een begin Juli 1866 afgebrokenGa naar margenoot+ kerkje, waarvan voor de afbraak twee gekleurde teekeningen werden gemaakt door den plaatselijken onderwijzer D.H. Ferré Jacobs. De eene daarvan hangt ingelijst in het kerkgebouw, in den dag hoog 46,3 en breed 56,8 cM.; de andere is vermoedelijk identiek met een in het archief van Monumentenzorg aanwezige teekening, hoog 46, breed 57,5 cM. Uit beide blijkt duidelijk, dat dit oude kerkje onmogelijk uit 1536 kan dateeren, zooals het onderschrift der teekening in de kerk vermeldt, blijkbaar op grond van een verkeerd begrepen plaats bij brucherus. Het gaat integendeel om een vrij vroeg 13e-eeuwsch kerkje van drie traveeën met naar het schijnt ronde sluiting, dat tusschen de lisenenachtige beeren in elken traveewand aanvankelijk een door rondboognisjes geflankeerd rondbogig venstertje bezat. De kerk bezit voorts:
Gebeeldhouwde zerk voor Johanna Christina du Goudi a Bois († 1741),Ga naar margenoot+ vrouw van ds. J.C. Appelius, en zerk met wapen voor ds. Nieuwoldt († 1744). Zilveren avondmaalsbeker, merken: 3/P (Groningen 1670) H S, met wapenGa naar margenoot+ gedeeld Ripperda-Ripperda, geschenk uit 1692 van den collator G.H. Ripperda. In de kerk hangt nog een ingelijste teekening door Ferré Jacobs der in 1905 afgebroken pastorie, die blijkens ankers in den zijgevel uit 1664 zou gedagteekend hebben.
De oude boerderij ten O. der kerk heeft in den topgevel van het smallereGa naar margenoot+ voorhuis een gevelsteen: jacobus roseveld meinje garrends, anno 1794; een nu onderverdeelde kamer met geprofileerde moerbinten bevat een gesneden bedsteden- en kastenbetimmering, breed 7,51 M. en hoog 2,25 M. | |
Marsum.De NED. HERVORMDE KERK, eertijds R.-K. kerk, en haar toren zijnGa naar margenoot+ eigendom van de kerkelijke gemeente Solwerd-Marsum. literatuur. joosting, blz. 58. - peters, Stad en Lande, blz. 35. - Grafschr.,Ga naar margenoot+ blz. 201. - Gron. Volksalm., 1894, blz. 214 e.v.; 1919, blz. 174. | |
[pagina 16]
| |
Ga naar margenoot+ Het gebouw ligt alleen op een overblijfsel van een overigens afgegraven terp en is georienteerd met een afwijking van 6½o naar het N. Afb. 6. Marsum. Ned. Herv. Kerk. Plattegrond en doorsneden.
Ga naar margenoot+ Het bestaat (afb. 6, pl. VII) uit een eenbeukig schip met iets smallere halfronde koorsluiting en een in verband met de kerk gemetselden westtoren, die echter niet zuiver in haar as staat.Ga naar margenoot+ De lengte van kerk en toren bedraagt 17,40, de breedte der kerk 7,80 M.; de binnenwerksche maten der kerk zijn 15,65 en 6,20 M. De | |
[pagina 17]
| |
breedte van het torenfront beloopt 5,09, de lengte van zijn zuid- en noordzijde resp. 4,14 en 3,90 M. Het metselwerk van de kerk is in het schip 5,20-5,05, in het koor 5,65 M. hoog; dat van den toren reikt tot 17 M., alles uit den vloer gemeten. Die afmetingen zijn vrijwel de geringste, welke bij deze Groninger kerken voorkomen. Het geheele gebouw is van baksteen opgetrokken zonder eenig sierdeel vanGa naar margenoot+ natuursteen. Het formaat der steen is 29 à 30 × 14 à 14,5 × 8 à 8,5 cM., 10 lagen hoog ± 91 cM. De kerk wordt gedekt door een zadeldak, dat belegd is met 19e eeuwscheGa naar margenoot+ Hollandsche pannen, doch op de koorsluiting nog oude holle en bolle pannen, om en om heeft. De eiken bekapping is behoudens eenige vernieuwde stukken van ouden datum. De toren gaat vrijwel vlak op, met twee geringe versnijdingen. Hij wordtGa naar margenoot+ afgesloten door een zadeldak tusschen sluitgevels, waarvan de oostelijke nogGa naar margenoot+ aanvangt boven een muizentand. Het alleen van de kerk uit toegankelijkeGa naar margenoot+ bouwwerk vertoont uitwendig geen sporen van een ingang. Binnen blijkt echter, dat er een westingang bestond, die uitwendig door een rondboog en inwendig door een keperboog was gedekt; hierboven teekent zich een evenzoo gedekt venstertje. Tegen den westgevel zijn later korte beeren aangebracht, waarover een niet-oorspronkelijke waterlijst omloopt. Het rechtopgaande muurwerk wordt door een muizentand beëindigd, behalve aan de westzijde. In den noord- en zuidwand bevinden zich boven de tweede versnijding twee gekoppelde (aangepunt) rondbogige, in een rondboognis gevatte galmgaten, aan de oostzijde een enkelvoudig rondgesloten galmgat; dat aan de westzijde is gewijzigd. De westelijke topgevel is in kleine nieuwere steen (meest 21 bij 5 cM.) herbouwd. De zijmuren van het westelijk schipgedeelte (pl. VII) hebben een klein, terGa naar margenoot+ dikte van een klezoor uitspringend gedeelte met moeten van voormalige rondbogige ingangen, waarnaast zich ten W. aan de noordzijde een korfbogige ingang bevindt; deze laatste is aan de zuidzijde gedicht. De noordgevel vertoont dicht bij de sluiting op geringe hoogte uit den grond een rondbogig nisje met schuinen dagkant, waarschijnlijk een gedichte hagioscoop. In den zuidgevel teekent zich op ongeveer dezelfde plaats een nisboogje, waarnaast ten W. een rondbogig venstertje is gebroken. Zoowel de groote spitsboogvensters als de kleinere rondboogvensters, die vooral aan de zuidzijde op vrij ruwe wijze de muren doorbreken, zijn niet oorspronkelijk; dit met uitzondering van het gedichte rondbogige venstertje aan de noordwestzijde der koorsluiting. Het bovengedeelte van de zijgevels heeft een doorgaand spaarveld, dat eenige lagen onder de daklijst door een uitgekraagde tandlijst, waarboven een muizentand, wordt afgesloten. Deze vertanding vangt van het W. over ongeveer twee meter een paar lagen lager aan. Het muurwerk der sluiting heeft een afsluitenden zaagtand, waarbij de steenen niet zooals gewoonlijk onder een hoek van 45o, maar van ongeveer 15o liggen. | |
[pagina 18]
| |
Ga naar margenoot+ Het in zijn eenvoud bekoorlijke interieur wordt overdekt door een nietoorspronkelijke balkzoldering. In den zuidwest- en noordoosthoek van het schip zijn sporen aanwezig van gedrukte koepel- of kruisgewelven. Ook het koor zal overwelfd zijn geweest, blijkens de plaats van het oorspronkelijk venstertje en een versnijding daarboven. Dit koorgedeelte wordt door een houten hek van de preekruimte afgescheiden. In de koorsluiting is over vrijwel de volle hoogte een rechthoekig veld uitgespaard dan wel gebroken. De toren opent zich beneden rondbogig naar de kerkruimte. Hierboven had zijn vroegere, blijkens moeten gewelfde verdieping eveneens een rondbogige opening, zoodat vroeger een soort torenkapel aanwezig was.
Tot de kerk behooren:
Ga naar margenoot+ Eenvoudige eiken preekstoel met vijfzijdige kuip en klankbord. Blijkens het genoemde kerkeboek werd in Febr. 1791 te Groningen voor 50 gl. 18 st. eikenhout gekocht ten behoeve van een nieuwe preekstoel met trap en kap, in Oct. 1792 nog voor 15 gld. 12 st. Voor het maken daarvan ontving op 19 Dec. 1792 de reeds ter sprake gekomen Jan Ates 65 gl. Ga naar margenoot+ Koorhek, vermoedelijk midden XVI, beneden met geprofileerde rechthoekige paneelen en daarboven met hoekige stijlen; de middendeuren, die voorzien zijn van in lelies uitloopend ijzeren beslag, hebben in hun bovendeel echter gedraaide spijlen van vermoedelijk latere dagteekening. Ga naar margenoot+ Eenvoudige eiken banken, de zijstijlen bekroond met ronde knoppen (waarschijnlijk 1788, zie hierboven). Ga naar margenoot+ Zerk voor den predikant Bernhardus Andreae Ollershemius (geb. 1653 in Solwerd), lang 68 cM. en breed 72 cM. Voor den avondmaalsbeker zie onder Solwerd. Ga naar margenoot+ In den toren een klok, met middellijn van 92 cM. en hoogte van 75 + 19 cM., waarop het volgende opschrift: s. mauritius bin ick geheten marssum heft mi laten geten ao 1620. joannes symon & anthonius filius & petrus joly galli me fecerunt en met afbeelding van den heilige. | |
Opwierde.Ga naar margenoot+ De NED. HERVORMDE KERK, eertijds R.-K. Kerk, en haar dakruiter behooren aan de Ned. Herv. Gemeente. Ga naar margenoot+ literatuur. joosting, blz. 59. - Beantw. Vragen Comm. v. Onderwijs (Ms.). - peters, Stad en Lande, blz. 56. - Grafschr., blz. 285/6. - Avm. zilver, blz. 62. | |
[pagina 19]
| |
De op een overblijfsel van een terp gelegen kerk is georienteerd met eenGa naar margenoot+ afwijking van 5o naar het Zuiden. Zij maakt in plattegrond (afb. 7) een rechthoek uit, binnenswerks 18,70 M.Ga naar margenoot+ lang en 7,81 M. breed met muren van 1,05 M. (behalve latere westmuur),Ga naar margenoot+ welke gevormd wordt door de beideAfb. 7. Opwierde. Ned. Herv. Kerk. Plattegronden.
oostelijke traveeën en de helft der westelijke travee van het oorspronkelijke gebouw. Het gebruikte materiaal is uitsluitendGa naar margenoot+ baksteen, lang 31 à 32 cM. en dik 9,2 à 9,7 cM., 10 lagen hoog ± 1,00 M. De kerk wordt gedekt door een metGa naar margenoot+ roode pannen belegd zadeldak, welks helling in verloop van tijd kan zijn verlaagd. Op het kerkhof werd een oude bolle pan gevonden. De decoratieve behandeling der zijmurenGa naar margenoot+ (pl. VIII, 2) verdeelt de door lisenen gescheiden traveeën in twee zônes, in de benedenste waarvan twee groote gekoppelde rondbogige spaarvelden en in de bovenste twee kleine flauw- spitsbogige venstertjes met rondstaafprofiel, geflankeerd door ietwat hooger aanvangende en meest rondbogige spaarvelden met verschillend gevormde vlechtingen. De rechte sluiting heeft evenzoo beneden vier spitsbogige spaarvelden, en daarboven een groep van drie venstertjes met rondstaafprofiel, te weerszijden waarvan een rondbogig spaarveld met vlechtingen, dat opgaat ter hoogte van het grootste middelste venster. De topgevel is op ontsierende wijze vernieuwd bij de aanbrenging van den tegenwoordigen dakruiter. De westgevel is van afkomende oude steen opgetrokken. Het gebouw is thans toegankelijk door een modern deurtje in den oostgevel en een geheel gewijzigden ingang met rondstaaf in het halfronde boogveld in den zuidwand der westelijke halve travee. In den noordwand daarvan teekent zich nog een door een klaverbladboog gedekte ingang, terwijl in de middelste travee aan de zuidzijde de sprong met rondstaaf en in de oostelijke travee aan de noordzijde moeten van gedichte lagere rondbogige ingangen aanwezig zijn. Binnen het westelijke benedenspaarveld van den zuidwand der oostelijke travee teekent zich een klein rondbogig venstertje af. Aan de noordzijde is het oostelijk venster gedicht. | |
[pagina 20]
| |
Ga naar margenoot+ De huidige balkzoldering ligt op 6,80 M. uit den vloer. De schildbogen of inkassingen der vroegere gewelven loopen hiertegen teniet. De muren zijn tot op 30 cM. beneden de vensters beklampt. In het beneden afgesloten oostelijk kerkgedeelte zijn de consistoriekamer, het orgel en de trap naar het nieuwe torentje ondergebracht. De noordwand heeft hier over vrij groote hoogte een smalle uitmetseling, waarin, boven een rondboogveld met driepas, een geprofileerde rechthoekige nis met gepleisterdeGa naar margenoot+ natuursteenen omlijsting. Deze vormt het vroegere sacramentshuisje, dat aan drie zijden omgeven wordt door een rondstaaf, uitloopend in een soort kraagsteenen, welke met den kraagsteen midden boven de nis vroeger beeldhouwwerk binnen het afsluitende spitsbogige spaarveld zullen hebben gedragen. In den sluitwand eveneens een nis, wellicht een vroegere piscina.
Tot de kerk behooren: Ga naar margenoot+ Een platform-preekstoel (1828, blijkens jaartal op onderste stootbord der trap), welke rondgebogen kuippaneelen met Lodewijk XVI-achtige festoenen tusschen zuiltjes bezit. De koperen lezenaar zal uit denzelfden tijd dateeren. Eenvoudig doophek (± 1800) met platte balusters. Dubbele gesneden deur (± 1800) naar het afgesloten gedeelte, te weerszijden waarvan schotten (XVIII) met paneelwerk en gezwenkte afdekking, beide evenals de onversierde banken uit de afgebroken kerk van Farmsum afkomstig.Ga naar margenoot+ Zilveren beker (1733, blijkens jaartal), hoog 14,2 cM., welks gedreven voet door een gevlochten rand wordt afgesloten en welks bovendeel is gegraveerd. Grafzerken zijn niet zichtbaar door den houten vloer. Ga naar margenoot+ Watermolen op den polder ‘De Nijverheid’, gebouwd in 1852, ter vervanging van een kleineren. Achtkante bovenkruier met schroef, riet op veldmuren, rieten kap, staande aan het Eelwerdermaar. | |
Solwerd.Ga naar margenoot+ De NED. HERVORMDE KERK en haar klokkestoel behooren aan de kerkelijke gemeente Solwerd-Marsum. Ga naar margenoot+ literatuur. joosting, blz. 58. - Bijdragen IV, blz. 234/6. - o.h. swam, Leerreden ter inwijding van de nieuwe kerk te Solwert, Groningen 1783. - Maandblad Groningen, 1935, blz. 162/6. - Avm.zilver, blz. 71. - Gron. Volksalm., 1899, blz. 61/2; 1930, blz. 172. - Het Noorden, I (1904), blz. 60 e.v. | |
[pagina 21]
| |
Het op een uitgestrekt en schilderachtig kerkhof gelegen rechthoekige zaalkerkjeGa naar margenoot+ (afb. 8 en pl. VIII, 1), van buiten in omtrek 16,65 bij 7,70 M., en van binnen 15,80 bij 6,85 M., met rondbogigen Afb. 8. Solwerd. Ned. Herv. Kerk. Plattegrond.
ingang en rondboogvensters wordt gedekt door een wolfdak en geschoord door overhoeksche gezwenkte beeren. Bij de kerk staat een open houten klokkestoel. Het gebruikte materiaal is in kruisverband gemetselde baksteen, lang 23,5 à 25 cM., dik 5 à 5,7 cM., 10 lagen hoog 64,5 cM. Voor de plinten, basementen en kapiteelen der pilasters uit- en inwendig en voor de afdekkingen der beeren is (geverfde) natuursteeen gebezigd. De als front opgevatte zuidelijke lange gevel heeft te weerszijden van den ingang gekoppelde Ionische pilasters op hoogen voet, waarboven een houten fronton de houten kroonlijst van het dezen gevel afsluitende hoofdgestel bekroont. Het gewitte interieur wordt overdekt door een balkzoldering, welks onderkantGa naar margenoot+ op 7,36 M. uit den vloer ligt, gesteund door de wanden geledende Ionische pilasters op hoogen voet.
De kerk bezit aan geverfd meubilair uit den tijd van den bouw:Ga naar margenoot+ Preekstoel, welks vrij strakke vijfzijdige, door pilasters gelede kuip en klankbord zijn versierd met slingers en andere Lodewijk XVI-motieven. | |
[pagina 22]
| |
Zware gegroefde doophekposten, waarop met acanthus versierde bollen, en aansluitende afscheidingen met spijlen. Eenvoudige dubbele deur. Ga naar margenoot+ Eenvoudigen gegraveerden en bij den voet gedreven avondmaalsbeker (1763, blijkens opschrift), voor de gemeenten Solwerd en Marsum, hoog 17 cM. Ga naar margenoot+ In den klokkestoel een klok met middellijn van 63 cM., hoog 51 + 12,5 cM., waarop het volgende opschrift: cornelis i. spithost kerkvoogd door m. fremy en a. van bergen anno 1815. Daaronder: t.a. gerlacius heer van stedum etc. etc. en collator van solwert, en diens wapen.
Ga naar margenoot+ De NED. HERV. PASTORIE, die gelukkig ligt op een hoek van het kerkhof, heeft een naar voren springend paviljoen van 6,35 × 11,80 M. in steen van 28 × 13,5 × 8 cM., met ten O. een later verlengden lageren vleugel in steen van achtereenvolgens 26 × 12,5 × 6 en 24 × 5 cM. De voorgevel van het eerste toont nog de natuursteenen lateien, en ontlastingsboogjes, van twee langwerpige smalle vensters waarboven een steen met ao 1554; de zijgevel sporen van een gedicht (kruis?) venster. De hierachter gelegen opkamer bevat een houten schoorsteen en geschilderde bedstedebetimmering (XVIII), en een balkzoldering met gesneden sleutelstukken. | |
Tjamsweer.Ga naar margenoot+ De NED. HERVORMDE KERK, eertijds R.-K. kerk, en haar toren behooren aan de Ned. Hervormde Gemeente. Ga naar margenoot+ literatuur. joosting, blz. 59. - Beantw. vragen Comm. v. Onderwijs (Ms.). - e. syperda, Tjamsweer en zijn kerkelijk verleden, Appingedam 1930. - feith, Borgen, blz. 89. - Grafschr., blz. 77/8. - Gron. Volksalm., 1936, blz. 76 e.v. | |
[pagina 23]
| |
Latijnsche opschrift van een anderen steen vermeldt, dat, na instorting van den ouden toren, de van het geslacht Ripperda afstammende Margrieta Bouwina Tjarda van Starkenborgh, douairière Rengers van Farmsum in 1776 zorgde voor de afwerking van den huidigen toren, die in 1748 halverwege was voltooid (volledige opschriften bij syperda).De op een lage terp gelegen kerk (afb. 9) is georiënteerd met een afwijkingGa naar margenoot+ van 2½o naar het Z. Het eenbeukige, door drie zijden van een zeshoek gesloten kerkgebouw is uitwendig 31 M. lang en ± 9,80 M. breed, inwendig 29 en ± 7,70 M. De zijden van den toren tegen den westgevel meten ± 1,80, zijn frontbreedte is 4,25 Afb. 9. Tjamsweer. Ned. Herv. kerk. Plattegrond.
M. De westelijke kerkmuren bevatten de gedenksteenen der herstellingen. Het gebouw heeft groote spitsboogvensters, thans met houten ramen, waaronder een waterlijst omloopt, die rechthoekig gebogen is om den vroegeren zuidingang. De latei daarvan draagt het opschrift: an. d. 11(?)38 tepoe vā. unicois rüpd. In het gedichte oostelijkste venster aan de noordzijde is nog een rest der laat-gothische traceering zichtbaar. De sluiting wordt versterkt door tweemaal versneden beeren. De toren, wat het oostelijk en zuidoostelijk gedeelte van zijn onderbouwGa naar margenoot+ betreft zwaar opgemetseld van moppen, bestaat uit een door een hoofdgestel afgesloten steenen romp van drie, door natuursteenen waterlijsten gescheiden geledingen en een houten bovenbouw van twee achtkante geledingen. Hij heeft een rondbogigen door blokken verlevendigden ingang, die de eenige toegang tot de kerk vormt, met daarboven den Lodewijk XVI-gedenksteen betreffende den bouw, en hoogerop rondbogige galmnissen. Inwendig bevinden zich onder de vensters van schip en het met BremersteenenGa naar margenoot+ platen bevloerde koor eenige spaarnissen, die meest door twee korfboogjes op een kraagsteen, doch in de sluiting door een segmentboog zijn gedekt. Op 6,36 M. uit den vloer is een modern vlak plafond aangebracht.
Tot de kerk behooren de volgende meubelen en voorwerpen.
Twee geverfde heerenbanken, de een met het wapen-Ripperda in het opzetstukGa naar margenoot+ en de ander met het wapen-Alberda (± 1700). Gebeeldhouwde, gothisch opgevatte zandsteenen zerk voor Johan ValckGa naar margenoot+ Ripperda († 16...) met de wapens-Ripperda en -Schade, waarboven en -onder -Valcke, -Budde en -Twickelo, -Stael, lang 1,52 M. en breed 0,84 M. | |
[pagina 24]
| |
Hardsteenen zerken voor de predikanten Th. Klinkhamer († 1629, vóór de kerk naast den toren) en met wapen, lang 1,98 M. en breed 0,83 M. voor den predikant Johannes Sissingh († 1778). Ga naar margenoot+ Gedreven en gegraveerden avondmaalsbeker (XVII), hoog 17,5 cM. Ga naar margenoot+ In den toren een oorspronkelijk van Bellingeweer afkomstige klok, met middellijn van 98 cM. en hoogte van 78 + 15 cM., waarop het volgende opschrift: onno tamminga tot w(insum) b(ellingeweer) a(dorp) cum ann(exis) jr (Joncker) en hov(eling) erfsch(epper) tot w(insum) en s(chaephalster) zijlen staet gen(eraal) unicus coll(ator). p. hemony fec(it) ao 1678 en het wapen-Tamminga.
Ga naar margenoot+ Het Huis of de borg EKENSTEIN en zijn park behooren nog aan het geslacht Alberda van Ekenstein, dat het echter heeft verlaten. literatuur. van der aa, IV, blz. 122/3. - feith, Borgen, blz. 94. Ga naar margenoot+ De tegenwoordige toestand toont weinig sporen van dit alles, daar huis en park in 1827 grootendeels werden vernieuwd en het gebouw zijn karakter vrijwel dankt aan een verbouwing in 1870 in neo-gothischen trant door Willem Carel Anton Alberda. Behalve als curiosum uit die periode is het vooral van belang om de bouwfragmenten en andere voorwerpen, die, meerendeels wegens hun betrekking hebben op de familie, door vorige bezitters in en bij het huis werden samengebracht. Het parkGa naar voetnoot1) werd (XIX A) in landschapsstijl aangelegd, vermoedelijk door L.P. Roodbaard, blijkens een door hem gesigneerde ontwerpteekening. In den achtergevel van het gebouw zijn de volgende wapens gemetseld: -Lewe, -Coenders, -Alberda, een gevierendeeld in 1 en 4-Clant, in 2 en 3-Nittersum met hartschild-Stedum, in cartouches (± 1650), afkomstig uit den in 1863 gesloopten borg Ewsum te Middelstum; een groot gevierendeeld-Alberda-Clant-Tamminga-Lewe, in cartouche (± 1650, Onno Tamminga van Alberda en Josina P. Clant, uit Rensuma); in het koetshuis: -Alberda en -Hora Siccama, waaronder 1754 (uit de pastorie te Meedhuizen?, ± 1890 aangebracht en toen er tusschen een cement-wapentje geplaatst); in het schathuis:-Alberda onder kroon, gehouden door leeuwen (XVIII B, uit voorm. borg Dijksterhuis).Ga naar margenoot+ Inwendig: rechtervoorkamer met geschilderde behangsels, landschappen voor- | |
[pagina 25]
| |
stellende (XVIII); nog verscheidene familieportretten (XVI d-XIX), die naar elders zullen worden overgebracht; een stuk wandtapijt (XVII, Vlaamsch) in de bibliotheek; fragmenten van gebrandschilderd glas met wapens, vermoedelijk uit kerken in de omgeving (Zeerijp, Uskwerd, Wirdum, Tjamsweer?), o.a. -Alberda, waaronder vrouw catharina alberda sijn huisvrouw anno 1647, -Rengers, waaronder vrou elisabeth tamminga geb. rengers erfdochter op liudema sijn huisvrouw anno 1666, -Ripperda, -De Drews in het bibliotheekraam, volledig wapen-Tamminga (XVII), enz.; in het trapportaal een ruitje met het wapen der stad Groningen (XVII), een sierkanonnetje (1641), enz. Het rouwbord voor Cecilia Tamminga (± 1690),Ga naar margenoot+ afkomstig uit de kerk te Lellens, is overgebracht naar Wassenaar. In het park, welks oprijlaan een hek met gemetselde palen waarop zandsteenen vazen (XVIII) heeft, bevinden zich verschillende van elders afkomstige bouwfragmenten, waaronder vijf steenen, onderdeelen van een boog, met: ‘joan lewe en geertruida alberda, heer en vrou van middelstum, out 26 en 20 jaren, getrouwt 1648, hebben ewssum laten repareren 1649’; kapiteelen uit Ewsum, siertrossen, aanzetkrullen (XVII en XVIII), zandsteenen trapleuning, twee gebeeldhouwde tuinvazen (XVIII), twee zandsteenen beelden (XVIII B of XIX A): Adam en Eva, uit Solwerd afkomstig.
1. Watermolen op den Noorder Olingerpolder, gebouwd in 1871. Achtkante bovenkruier met schroef, riet op veldmuren, rieten kap, aan Groeve Wz. 2. Watermolen op den Zuider Olingerpolder, gebouwd als nieuwe molen in 1900, in welk jaar zijn voorganger van 1821 afbrandde. Type als voren, doch in 1933 aan één roede ‘verdekkerd’. |
|