de goedkope wandversiering en het armzalige meubilair. Zij merkte dat ik ontsteld was.
- Vandaag zijn we alleen maar blij, zei ze met een lief verwijt in haar stem, en terwijl ze mij bij mijn armen naar het raam trok, keek ze mij onderzoekend aan, waarbij haar ogen enige malen heen en weer schoten.
- Wat ben jij ànders geworden, zei ze toen langzaam, als in gedachten.
- Anders was ik niet hier, Agnes. Ik herken mezelf soms niet meer...
Terwijl ze mij steeds aanstaarde, schudde ze zachtjes met haar hoofd, alsof ze zich over mij verwonderde. Ik herkende daarin een beminlijke superioriteit. Hoe anders was het dan vroeger! Onder haar moederlijke blik voelde ik mij nu klein; vroeger had ik haar slechts als voorwerp van mijn genegenheid gezien, overtuigd van de vanzelfsprekendheid harer liefde tot mij.
- Valt het je niet zwaar, Agnes, om weer in me te geloven?
Ze schudde ontkennend.
- Viel het jou dan zwaar om in mij te geloven, na alles? vroeg zij.
Ook ik moest het ontkennen. Ik dacht terug aan de eerste dagen na Wouters dood, toen het wonder der herboren liefde bezit van mij genomen had.
- Waarachtige liefde overkomt je als een genade. Ze is er, ondanks je zelf; ze begint bij je eigen einde. Dat is het, Agnes, ik ben tot aan Wouters dood nooit aan mijn eigen eind geweest. Een mens kan pas echt liefhebben, als hij bereid is zichzelf weg te geven. Liefde en offer horen bij elkaar. Daar heb ik pas iets van begrepen toen Wouter mij zijn offerbereidheid heeft laten zien.
Ik had haar hand gegrepen, in een instinctieve behoefte aan steun. Zij streelde mijn vingers met haar andere hand, en in deze zachte aanraking vloeide mij een kracht toe die ik niet missen kon. Het was de ontoereikendheid als man, het onvoltooid zijn zonder de andere sexe, die ik op dit ogenblik ervoer.
- Je spreekt nu zoals Wouter dacht, zei Agnes.
Ik zag haar vragend aan.
Ja, vervolgde ze, terwijl ze denkbeeldige pluisjes