Ik was op deze samenloop niet voorbereid en even uit het veld geslagen.
- En is de dader bekend? vroeg ik schijnbaar luchtig.
- Helaas niet, zei de directeur spijtig. Dat wilde ik graag van u weten.
Hij keek mij onafgebroken aan, zodat ik voelde dat hij begreep dat ik alles wist.
- Is het u voldoende als de dader berouw heeft, vroeg ik, nu u uw geld terug hebt?
- Als hij werkelijk berouw had zou hij zelf bij mij gekomen zijn, zei hij scherp.
- Dan weet je tenminste ook wie je in de gaten moet houden, merkte de ander zakelijk op.
- Zo is het, viel de directeur bij.
- Hij wilde wel, maar ik wilde niet, zei ik.
De directeur nam mij bevreemd op.
- Het is anders niet de gewone manier van doen, zei hij schamper, ik had van een dominee wat anders verwacht.
Ik onderdrukte een fel opkomend verzet tegen deze man en ik zei enkel:
- U hebt uw geld terug, en u weet dat de dader berouw heeft, en u kunt die andere driehonderd gulden ook houden, voor welk doel ook.
Ik wees naar de bankbiljetten op tafel, en hij keek er verachtelijk naar.
- Dat andere geld hoef ik niet, zei hij kleinerend. Ik eis alleen dat hij behoorlijk schuld erkent en excuus vraagt. En dan staat het aan mij om dat al of niet aan te nemen.
- Als u er zo over denkt ben ik blij dat ik zelf gekomen ben, zei ik en stond op om mijn briefjes op te strijken.
- Dat geld neem ik mee; misschien kan ik er de dader een plezier mee doen.
Ze keken mij beiden aan alsof ik krankzinnig geworden was.
Terwijl ik heenging was mij alles vreemd te moede. Maar toen ik in de stille avond naar huis lopend alles overdacht, stroomde een deemoedige dankbaarheid mijn hart binnen.