Huurling en herder
(1955)–Jan Overduin– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 33]
| |
biechten en vergeving te vragen voor wat ik haar misdaan heb. Alles in huis is stil. In mijn kamer hangt de geur der akkers, en van heel ver komt uit het donker het weemoedig huilen van een hofhond. Terwijl de nachtwind om mij heen ritselt schrijf ik haar deze brief: Lieve Agnes, | |
[pagina 34]
| |
teld hebben, maar - ik ken haar - zij zal de halve waarheid gezegd hebben om mij te sparen. Maar ik wil je de hele waarheid zeggen, want zo alleen zal je begrijpen dat mijn berouw tegenover jou echt is, en geen tijdelijke opwelling. Ik ben het, die Wouter de dood ingejaagd heeft, omdat ik zelf niet bereid was tot het offer van mijn leven. Meer dan iemand anders zal jij dit alles begrijpen, want je kende Wouter en je kende mij. Jij alleen weet, dat ik mijzelf geestelijk boven Wouter stelde, zoals ik dat ook tegenover jou deed. En terwijl ik hem, zoals mijn moeder dat uitdrukte, niet ‘klaar voor de eeuwigheid’ oordeelde, heb ik hem laten verdrinken, omdat mijn godsdienstigheid de dood niet aandorst. Meer zal ik haar niet schrijven. Hoe zal ze deze bekentenis ontvangen, vraag ik mij ongerust af. Ik tracht mij haar gezicht voor ogen te stellen. Terwijl ik in het zwarte vierkant van mijn venster tuur, lichten alleen haar ogen op, de rest vervaagt in het donker van de nacht. Er vlamt een heimwee naar haar lichaam in mij omhoog. Maar tegelijk weet ik dat de gedachte aan een hereniging zinneloos is. Ik heb immers niet het recht de hand uit te steken naar wat ik in koel overleg verguisd heb. Nee, ik zal mijn fatale vergissing moeten uitboeten in de pijn van een wroegende spijt. Opeens moet ik denken aan de Romein, van wie ik ergens las dat hij een vrouw doodde, maar op hetzelfde ogenblik dat hij haar doorstak doorstoken werd door haar droevige ogen, die hem in een razende liefde deden ontvlammen. | |
[pagina 35]
| |
Ook ik heb eigenhandig mijn geluk vermoord, en de herinnering aan haar verwonde blik pijnigt mijn hart met een mengeling van spijt en liefde. Hoe heb ik deze dagen het lijden aan het onherstelbare aan den lijve ondervonden, eerst door Wouter en nu door Agnes. Het is iets van de hel... |
|