| |
| |
| |
(Door getallen zonder meer worden bladzijden aangeduid)
Aaneenschakelend verband § 344, § 369 vlg. |
aankondigend pron. dem. § 349 |
aanleiding tot vraag (functie) 377, 586 |
aanloop (vorm): (imper.) § 291, (hoofdz.) § 299, (bijzin) § 303, § 313; 482; (litt. stijl) § 306; (intonatie) 81; (fout) § 315 |
aanroepvorm § 322. |
aanspreekvorm 286 vlg. |
aanw. vnw. § 128. |
ablatief ‘van’ § 281. |
ablaut § 85, § 138; 198, 211. |
absoluut: (term) § 340, (zinnen) 355, (constructie) 127, 3662, 528, § 340 vlg.; (genit.) 535, (infin.) 522, (partic. perf.) 534, (part. pr.) 534; (superl.) § 121/2 (abs. geisol. verba) 520. |
abstracta (ambt. taal) 229. |
accent (van adj.) § 113, (en gevoelswaarde) § 112, (van composita) 222, (isoleerend) § 74, 209; (bij apok.) § 34, (van praep.) § 241, (van vocatief) 510. |
accusatief (object) § 228, (bepaling) § 230, (verbinding) § 236, (bij passief) 451, (+ infin.) 141, 364. |
additief (adv.) 431, (dan) § 351, (en) § 369 vlg., (en die) 562, (compositie) 221. |
adhorlatief § 174, 523. |
adjectief: (flexie) § 99, (vorming) § 70, (alleen attr.) 262, (alleen praed.) 262, (en rhythme) 101, (en adv.) § 255, (verb. met vf.) § 254, (met ‘zijn’) § 263, (+ subst.) § 74, (met genit.) 213, (na praep.) § 241: 7, (bij vocatief) 515, (+ dat. zin) 585, (p. praes.) § 185, (p. perf.) 335. |
adsensum § 368, 606. |
adverbium: (anaphor.) § 350 vlg., (en aspect) 485, (afsch.) § 333, (adv. ‘accus’) § 230, (bepaling) 75, (van richting) § 235, (- s) 160, 348; (+ adj.) 213, (+ p. pf.) 213, (in groep) § 339, (momentaan bij voegw.) 601, (adv. en voegw.) § 388, § 393; (adv. part. praes.) § 193. |
affectief (beteek.) § 51, (compositie) 201, (datief) 386, (flexie) 252, 466 vlg.; (infin.) 523, 369, § 196; (klankvorm) § 40, (= motorisch) 79, 521; (omschrijving) § 31, (zinsvormen) § 25. |
affixen § 69. |
afgeleide bijwoorden § 91. |
afgescheiden zin 488 |
afleid. samenkopp. en samenst. 211 |
afscheiding: (term) 524; § 331, vgl., (en rhythme) 101, (aanloop) § 308, (adv.) § 308, (adv. aanloop) § 308, (eig. subject) 490, (en absol. constructie) § 340. |
afstand-composita 207. |
afwijkende woordsch. § 315 vlg. |
afwijkende zinsverb. 135. |
agens bij passief. § 280. |
aktionsart: zie aspect. |
algem. beschaafd: 8/9, § 7, 82, 291. |
algemeene taalvormen. 78 vlg. |
allitteratie in hendiadys. 567. |
als-zin (prohib.) 590. |
ambivalentie 4231. |
anakolouthon. § 33, 139. 143. |
analogie (en verklaring), 6051. 22, 187, 191, 470. |
| |
| |
analyse (en synthese) § 25, 79, (door appos. 118, (retardeerend) 107, (affectief) 525. |
analytische (taalvorm) 113, talen (112), coördin. (§ 277), (denkvorm) 110, (korte zinsvorm) 126 (omschrijv.) 122, (relatieve verbind.) § 381, (samentr.) 557/8, (samenvoeging) § 73, (variatie) 564, (verband ‘dat’) 586, (verbinding ‘doen’) 390, (voorzetsel verb.) § 204, (zinsverband) 139. |
anaphorisch pron. § 343, § 348. |
antecedent § 379 vlg., (bijzonder -) § 384, (+ voegw.) § 394, (als herhaling) 116. |
antithese 24. |
aoristisch aspect 53. |
apokoinou § 34, 486, 526. |
appositie, 164, § 30, § 219, § 335; (absol. constr.) § 341. |
archaïsme 180. |
archaïstische pronomina § 127. |
aspecten § 14, 65; (categorie) 355, (perfectief) § 88, (en herhaling) 115, 507: (en epiek) 59 vlg. |
aspectisch (adv.) § 259, (gaan) § 277, (hulpww.) § 205, (koppelww.) 74, (praefix) § 88. |
assimilatie 152, 159. |
associatie 178, 1942. |
asymmetrische coörd. 568. |
asyndeton (bijzin) § 311, (bij samentr.) § 360 vlg.; (van infin.) 50, (korte taalvorm) 125, (en woordsch.) 486. |
attributief. (adj.) § 102, 271; adv. 165, (bep.) 21, (van) § 249, (bep. maat) § 253, (bijzin) § 379 vlg., (genit.) § 96, (infin.) § 212, (locaal) § 394, (‘of’) § 395, (part. praes.) § 185, 344, (part. pf.) § 179, (samenvoeging) § 73, (subst.) § 219, (‘toen’) § 395, (voorzetselbep.) § 247, (‘waar’) § 394/7, (‘zooals’) § 395. |
autochthoon 44. |
|
Bahuvrihi § 74, 226, 237. |
barbarismen § 57, 180, 210. |
belangh. voorw. § 225. |
beleefdheidsvorm 287. |
bepalend lidw. 295. |
bepaling-aank. pron. § 349, § 379. |
beperkend (adv.) 68, 430, § 292; (astat) 605. |
beschaafd en onbesch. 44, (gebrekkig taalstelsel) 164. |
beteekenis 49, 172, 389, § 47; (van adj.) § 106, (van verba) 394. |
bevelende zinsvorm 90. |
bevriezing bij compositie 209. |
bewegingssymboliek 191, 200. |
Bredero 24. |
buigings-n 289 vlg., § 137. |
bijnamen 176. |
bijv. bijzin § 379 vlg. |
bijw. met ‘zijn’ § 266. |
bijw. van modal. § 260. |
bijwoordelijke (vorming) § 90 vlg. (verbindingen) § 255. |
bijzin (n.d. vorm) 454; 482. |
|
Casus § 19, (en woordsch.) 71, 497 (en genera) 65, (en intonatie) 97, (-n) 290, (vocatief -) 510, (emphaticus) 290. |
categorieën 21, § 11, § 13, (innerlijke) 54. |
causale (bepaling) 75, (rel. zin) 577, (sinds-zin) § 389, (‘toen’-zin) § 389, (waar-zin) § 390, § 397. |
causatief 77, § 86 opm., § 292 (en transitief) § 230. |
chiasme 568. |
clausula 100. |
‘click’ 146. |
climax (door ‘en’) 562, (door samentr.) 557, (en variatie) 117. |
cohistorische taalverklaring 112. |
collectieve beteekenis 380. (en meervoud) 467. |
comparatie 78, 103, § 118 vlg. |
comparatief § 119 vlg., (verbogen) § 100, (en beteek.) 172, (met ‘of’) 5963, (van adv.) § 356, (datief) 387. |
complex woordbegrip 201. |
compositie (begrenzing) 187, (in krant) 129 § 65, (en synthese) 113, (van vier leden) 128, (ontleed) 108. |
concentratie (v. accent) 103. |
concessief 67, § 363, (als) 590, (hoe) 599, (of) 593, (wanneer) 598, (woordsch.) 492, (Potg.) 110. |
concreta op -ing 229 |
| |
| |
conditionalis 445, § 175. |
conditionaal (‘als’) 591, 598, (‘dan’) § 351, (‘dat’) 586, (‘en’) § 370, (imper.) § 294, (inf. ‘om te’) § 215, (‘of’) 593, (praesens) 310, (praeter.) 316, (‘wanneer’) 598, (Vf.S.A.) § 362. |
congruentie § 220, § 268, § 346, 368; 74, 577. |
consecutief § 149, 495, 585. |
consecutio temporum 316. |
consuetief § 15. |
contaminatie 179, 189. |
context 22. |
continuatief § 345, § 380. |
conversie 163, 188. |
coördinatie § 68, (asynd.) 50, (onlogische) 136, (encompos.) § 76, (leidt tot ‘te’) 360, (leidt tot flexie) 465, (en woordsch.) § 313, 564, ‘zitten’ § 278, (door voegw.) 560 vlg., (en sam.) § 366 vlg., (van bijz.) 334, (van imper.) § 294: (en samenkoppeling) § 68 (en variatie) 118. |
Coornhert (taal) 24. |
correlatie 207, 271, § 357, § 377. |
Couperus (W.S.) 488. |
critische taalbeschouwing § 12. |
cultuurtaal 38, 43. |
|
Daar-zin § 389. |
dagboekstijl (perf.) 323. |
dat-zin (ontw.) 585, 580. |
datief (en accus.) 71/2, § 229, (ethische) § 226, (-functie) § 225, (object) § 242, 497; (praed.) § 267. |
definitie (wat is een -) 379. |
deflecteerend taalstelsel 112, (verbum) 302. |
deminutief (§ 82, § 94, (click) 146, (adv.) § 92, 415; (gezegde) § 80, (‘het’) 288, (interjectie) 2482, (verba) § 86, 248; (vocatief) § 323, (vorm) 147. |
demonstrativa § 128, § 135, § 343 vlg., § 345. |
denkvorm (analytisch) 110. |
denominatief § 84, § 187. |
derde persoon 382, (in aanspraak) 287. |
determinatief § 349, § 379. |
dialecten 15, (innere form) 33, (= omgangstaal) § 7 (-onderzoek) 16, 34; (= tongval) § 9. |
dialoog 85. |
dichterlijke omschrijv. § 31. |
differentiatie 250. |
diphthongen 149. |
diphthongeering 441, 89, 91, 159. |
diplomatiek passief § 282. |
dipodisch rhythme 99. |
directe en indirecte rede § 35, (zonder vf) 132, § 364. |
disiunctieve coörd. 570. |
dissimilatie 154, 470; (van tempora) § 167. |
distantie-composita 207. |
domineerend zinsdeel 482. |
doubletten door Ablaut 211. |
dramatiek 28. |
Drentsch (tekst) 41, (zinsvorm) 50, (sam. coörd.) 565. |
drieklank 149. |
drieledige composita 204, § 77. |
dubbel (voorz.) § 241, 6, 413; (infin.) 494, (negatie) 69, 422. |
dubitatief § 174, 88, 93, 424, 592/3, § 150, 424, 458, 445. |
duidelijkheid (en klankvorm) 160, (en woordsch.) § 304. |
duratief § 15, (adv.) § 259, (blijven) § 292, (herhaling) 115, (hulpwerkw.) § 278, (praed. partic.), 346 (praes.) § 147, (staan) § 292. |
dvandva 221. |
dynamiek 82, (van p. praes.) 186. |
dynamisch rhythme § 312. |
|
Eenheid van taal 14. |
eenheidsaccent § 67, 221. |
effectief § 15. |
Effen (Justus van) 111. |
eigenlijk subject 73/4, 137/8, 490. |
elatief § 121. |
ellips § 34, § 328, 133, 520. |
emphatisch (buigings-n) 290, (‘en’) 562, (flexie) § 101, (‘hoe’) 598, (klankvorm) § 40, (woordaccent) 158. |
encli ische (meervoudsvorm) 304, (obj.) 497, § 296; (subj.) 470, (vormen) 278. |
Engelsche (samenkopp.) 188, 205; (taalv.) 135, (woorden) 1795. |
| |
| |
enquête 32. |
epenthesis 152, 160. |
epiek 28. |
episch (adj.) § 115, (herh.) 115/6, (plqpf.) § 172, (stijl en aspect) 59, (stijl en gramm. vorm) 507, (stijl en woordsch.) § 297, (tempora) 322/4, (woordsch.) 137. |
epitheton ornans § 115, 117. |
erlebte Rede 35, 93, 110, § 157, § 171/2. |
ethische datief § 226, § 292, 42. |
ethnologie der taal 30. |
ethno-psychische tentdentie § 297. |
etymolog. beteekenis 49, 71, § 48. |
euphemisme 121, 174, 362. |
evocatie § 359. |
explicatieve genitief § 98. |
explosie bij nasalen 146. |
explosieven 147. |
expressie 200, (en symboliek) 191. |
|
Feitelijke beteekenis § 48, 170. |
Ferguut (zinsvormen) 50. |
finale (‘dat’ zin) § 176, 5853; (infinitief) 363, 371, 523, 565; § 214, (konjunktief) § 176. |
flexie § 93 vlg., (affect) § 101, (en quantiteit) 149, (meerv.) 160, (-n? bij pron.) 581, (pronom.) 275, (subst. adj.) 285, (- talen) 112, (verzwaring) § 28. |
fortes en lenes § 37. |
foutieve samentr. § 368. |
Frankisch-Nederl. 43. |
frase uit vraag 87. |
frequentatief § 15, § 259, § 86, 194. |
Friesche taal 42, (- Saksisch) 16, (intonatie) 96, (lenis) 145, § 37; (stottervormen) 161, (verbogen adj.) § 101, (woordschikking) 496, (-t na voegw.) 600. |
functie § 11 vlg., (en beteek.) § 49, (en intonatie) 97, (en vorm) 6, (en bijzinvorm) 482, (van genit.) § 98, (van pronom. § 132 vlg., (en vorm in genres) § 14, (van voorzetsels) § 242, (vragende) 455. |
futurum exactum § 161, § 166. |
futurisch (‘gaan’) § 277, (‘perf.’) § 166, (praes.) § 150. |
|
Gebaar en klank 200. |
gecombineerde voegw. § 391. |
geluidswerkw. § 85. |
geminaat 145, 303. |
genera § 20, § 88, 65. |
generaliseering 172. |
genitief (absol.) 535, (en adj) § 95, 213; (bijbelsch) 105, (flexie) § 93/4, (functies) § 95, § 98; (‘van’) § 250, (praedic.) § 267, (relatief) § 382, (+ subst.) § 75, (van subst. inf.) § 200. |
genre's 27. |
Gentsche (tekst) 41, (gij - die) 577, (inf. met ‘van’) 372, (negatie) 427, (relat. zin) § 381. |
geografie van klanken 156. |
germanismen 186. |
gerundium - ene 153. |
geslacht 250, 288. |
gesubst. infin. § 197. |
getal 78. |
getrapte constructie 139. |
gevoelsmodal. 174. |
gevoelswaarde 37, § 51; (accent) 102, (van adj.) § 109 vlg., (van demin.) 233/41, (van ‘den’) 195. |
gezegde 73. |
ghe- 54. |
glottisslag 146. |
graadaanduiding § 256. |
graecismen 346. |
grammaticaal (subject) 74, § 220; (geslacht) § 288, (vormen) 93, 454, 484, 565. |
grammofoonplaat 83. |
groep (absolute) § 384. |
groeptalen 30, (en zinsvorm) 125/6. |
Groningsch (tekst) 41, (Besch.) 33-36, (Korte syntaxis) 124, (woordsch.) § 298, § 304; 87. |
|
Headliner 128. |
hendiadys 210, § 373. |
herhaling 24, 568, § 29, 448; (in aanloop) § 306, (van adj.) § 111, (en aspect) 507, (in epiek) 61, (van ‘ik’) 276, (in imperatief) § 294, (bij samentr.) 557, (van subject.) § 334, 568; (bij uitroep) § 327 (en variatie) § 25. |
| |
| |
hervatting (en appos.) § 335, (na bijzin) § 301, (en logica) 138, (bij onderbrek.) § 310, (door pronomina (109 e.a.). |
Heuvel en ontleening 182. |
hiaat en glottisslag 146. |
historische (inf.) § 199, 522; (part. perf.) 521, (perf.) § 165, § 168; (praes.) § 153 vlg. (verklaring) 6051. |
Hollandsch 15/6, 44/5; (intonatie) 86 vlg., (woordsch.) § 304, (zinsvormen) 103/4. |
Homerische vergelijking 112, 120. |
homoniemen 177. |
hoorder en woordbeteek. 170. |
Horn's theorie 123. |
Huizensch (dialect) 39, 305. |
hulpwerkw. (+ infi.) § 270 vlg., (imper.) § 292, (verzwegen) 453 |
humor 29, 33 (en omschrijv.) 120, (bij samentr.) 559, (bij woordv.) 188. |
Huygens (over talen) 25. |
hybridisch woord 124, 178, 189. |
hyperbool 174, 175; 120. |
hypercorrect 37, 154. |
|
imperatief (flexie) 463 vlg., (‘en’) 5611, (‘of’) § 376, (coörd.) 565, (herhaling) 115, (indic.) 469, (infin.) 355, 96, 126, 522; (intonatie) 90 vlg., (plqpf.) 473, (praef.) § 89, (praet.) 471, (zin) § 290 vlg., (zonder vf.) § 330. |
imperfectum § 155. |
implosie 145. |
impressionisme (en denom.) 190, (en p. praes.) 342, (stijl) § 328, (woordsch.) 506, (woordvorm) 191. |
inc(h)oatief § 15, § 205, § 269, 238. |
incongruentie § 220, § 268. |
indicatief en imperatief 469. |
indirecte rede 93, 313, § 35. |
indirect subject 74. |
infinite zinnen 520. |
infinitief § 195 vlg., (aan -) 501, (aanloop) 543, (coörd.) 50, (- en) 152, (finaal) 565/6, (imperatief) 96, 126, § 330, 522; (gaan -) 565, (histor.) 522, (= partic.) 307, (- s) 1082, (schikking) 307, (van te -) 372, (vervlochten) 140, (woordsch. 494, (-zin) 520, (+ zijn) 436. |
ingressief § 15. |
innere Form(ung) 19, 33/4, 40, 113. |
innerlijk object § 80, 122, 229, 389. |
instrumentaal 75, § 246. |
intensief § 15, (accent) 102, (herhaling) 115, 507; (klankvorm) § 40, (p. praes.) 346, (psych. modal.) 66, (suffixen) 193 vlg., (woordvorm) 195/8. |
interjectie 125, § 324 vlg. |
interrogativa § 129; 455. |
intervocalische - d - 155 |
intonatie § 22/3, (als -zin) 591, (apo koinou) § 34, (aspect) 57, (coörd. inf.) 566, (dat - zin) 587, (optatief) § 295, (overspannen) 132/3, (relat. zin) 578, (vocatief) 511, (woordsch.) 484. |
intransitief 76, § 229, § 281. |
inversie § 297, § 314, 482; (en intonatie) 81, 486; (v. ‘als’ zin) 590, (fout) § 316, (bij optatief) § 174, (bij ‘noch’) § 377, (bij samentrekking) 506, (schijnbare) 124, (vermeden) 137, § 307/8, § 358; (v. vraag) § 285. |
ironie 174/5, (herhaling) 114, (imper.) § 292, 471/3, (infinitief) § 215, (‘ja’) 517, (vragende zin) 487, (vocatief) § 323 (woordvorming) 188. |
irrealis (inton.) 479, (plqpf.) § 171, (als -zin) 589, (vergelijkend) § 177. |
Iskander (herhaling) 115. |
isoleering (aanloop) § 358, (door accent) § 74, 209; (in functie) 177, (van klanken) 145, (van subject) 381, 107; (van ‘varen’) 76, (van voorzetselbep.) 400, (bij woordvorming) § 67. |
iteratief § 15, (adv.) § 259, (als -zin) 589, (herhaling) 115. |
|
Joodsche woordsch.? 487. |
journalistieke tempora § 169. |
|
Katwijksch (tekst) 40, (deminutief) § 82, (flexie) § 94, (imperatief) 466, (intonatie) 96, (negatie) 421, (perspectief) § 88, (taboe), (woordsch.) 496. |
| |
| |
kettingzin § 27. |
klank (zins-) 7, (analyse) 191, (-leer) § 36 vlg., (symboliek) § 61, § 85; 161, 191; (systemen) 156, (- vormen) 92, § 40, § 39; (-wetten) 21, 195. |
kleur-adj. § 107/9. |
klinkers § 36. |
konjunctief § 173, § 295, § 363. |
koppelteeken 203. |
koppelwerkw. 74, § 262 vlg. |
korte (compos.) 205, (imper.) § 330, (syntaxis) 133, (taalvorm), 102, 187, § 32; (vraagzin) § 330, 106, 124, 520; (vocalen) 149. |
‘Koseformen’ § 323. |
krantenstijl (tempora) § 169. |
kunsttaal 26/7. |
kymograaf 83. |
|
Lapidaire taalvorm 126, 133. |
laryngale explosief 146. |
latinisme 356, 365. |
latijnsche (absol. constr.) 534, (periode) 111, (verba) 245, (woordsch.?) 487. |
leeg (gezegde) 107, (verbum) 168, § 80. |
Leeuwenhoek (syntaxis) 136. |
lenes en fortes § 37. |
letternamen 231. |
lidwoord § 136. |
Limburgsch 34, 41, 154, 157. |
liquida sonans § 39. |
litotes 68, 107, 121, 174, 175. |
litterair (deminut.) 234, (woordschikking) § 305 vlg. |
locatief 75, 403. |
logica (en verkorting) § 32, (en zinsverband) 135. |
logische modaliteiten 66. |
los (subject, absol.) § 340, (zinsverband) 536. |
Looy (Van) § 308, 26, 110. |
lijdend voorwerp § 225/28. |
lijdende vorm § 280 vlg. |
lyriek 27. |
|
Maataanduid. adj. § 113. |
maatnamen verbogen 252. |
Marinisme 120. |
mededeel. zin 454. |
medeklinkers § 36/7. |
medium 76, 186, § 239. |
meervoud (en collectief) 467, (vormen) § 93, 152, 302. |
meewerkend voorwerp § 225. |
metaphora § 52, 120, 172/4. |
methode 182, § 296. |
metonymia 127/8, 134, 173, 231, 337, 415, § 110. |
metrische prozavorm 99. |
Middelned. aspecten 53. |
misverstand hoorder 170. |
modaliteit § 17/8, (adv.) § 260, (als -zin) 590, (hulpww.) § 270 en vlg., (intonatie) § 23, 477 vlg. (koppelww.) 74, (onderschikkend) § 362 vlg., (uitroep) § 326, (vocatief) 510, (vraag) 458. |
modus (tempus, aspect) 65, 455. |
momentaan (adv.) § 259, § 339, 485, 601; (beginnen) § 205, (‘dan’) 546, (duratief en -) § 15, (infin.) § 199, (perf.) § 168, (plusqpf.) § 172, (praes.) § 147, (relat. zin) 577, (‘toen’) 596, 601; (‘wanneer’) 598, (woordsch.) 491, (‘zoo’) 603. |
morphologie 47, 52. |
mouilleering 149. |
mutatief perf. § 182. |
muzikaal accent 85, 147. |
|
naamgeving 176. |
naam(apposie) 119; (herhaling) 569. |
naamvallen (zie casus § 19, § 94. |
naamw. deel 74, § 264. |
nadrukk. rel. zin § 381. |
namen (en aanspraak) 287, (geflecteerd) § 94. |
nasaleering 150. |
nasalis sonans § 39, 146. |
natuurlijk geslacht 288. |
negatie 67 vlg., § 260, (accent) 102, (adv.) § 260, (dubbele) 422, (en herhal.) 115, (iron.) 487, (en litotes) 175, (omschr.) 68, 121, (en taboe) 107, (van tegendeel) 121, (en variatie) 119, (en vocatief) 5092, (zinnen) 94, 597. |
neutrale vocaal 149. |
nevenschikking 565. |
‘noemen is oproepen’ 174. |
| |
| |
nomina agentis § 81, 230. |
nominaal subject (herh.) § 344. |
nominatief 74. |
norm (stijl -) 23, (- klank) 145. |
|
object 74/5, § 225, § 80, 229; (en intonatie) 81, (-n) 290, (-zin) 495. |
objectief (‘van’) § 250: 3, (genit.) § 98. |
omkeering zinsverband 111. |
omschreven (bevel) 472, (negatie) 68, (passief) 76, (part.) 346, (werkwoordsvormen) § 145. |
omschrijvende (werkw. vorm) 122, (herhaling) § 373, (negatie) 121, (woordbegrippen) 201. |
omschrijving § 31, 106; (affect) 174, (analyt.) 107, (van compar.) § 120, (door ‘doen’) 390, (van negatie) 597, (van superl.) § 122, 121. |
omslachtige bepaling § 104, 413. |
omvangrijke samenst. 204. |
onafhank. indir. rede 137, § 35. |
onbepaald (‘er’) 417, (‘het’) 288, (infin.) 522, (lidw.) § 137, (obj.) § 235, (subj.) 383, (telw.) § 130, (vnw.) § 117, § 130, § 134; (werkw.) § 196, (‘ze’) 289. |
onderbreking § 298, § 310; (in bijzin) § 303, § 312; (intonatie) 511, (bij Potg.) 527, (en synthese) 111, (door vocatief) 511, (in vraag) 461. |
onderscheidend accent 102. |
onderschikkind (door accent) § 362 vlg. (bij afscheiding) 524, (door ‘die’) § 345, (en (inton.) 92 vlg. |
onderwijs en buigingsvormen 292. |
onlogische (attrib. bep.) § 104, (negatie) 69. |
onomatop. (werkw.) 194, § 85. |
onpersoonl. constr. 74, 3081, 382; (subj.) 74. |
onscheidbare werkw. § 87. |
ontleding van compos. 224. |
ontleening § 53, § 56, § 57, 184, 188, 195/6. |
ontsporingen § 33. |
onverbogen adj. § 101. |
onverbuigb. woorden § 44. |
open zinsvorm § 298, § 309, § 318. |
optatief (condit.) 587, (imp.) 471, (intonatie) 477, (zin) § 295. |
oscillograaf 83. |
overgangs(klank) 278, 425; (-n) 152, 302; (phonet.) § 39; (in woordsoort) 163, (zie conversie). |
overspannen samentr. § 368. |
|
Palatale articul. 146/7. |
palataliseering 149, 154. |
parabel 121. |
parallellisme 568, 570. |
parenthesis 135, § 34, § 341, § 359, 563 opm. |
participium (en compos.) 213, (in krantentitel) 130, (als zin) 125; (perfecti) § 178 vlg., (afsch.) § 338, (op -e) § 140, (imper.) § 330, (pass.) § 283, (praes.) § 185 vlg., (adv.) § 193, (afsch.) § 337, (to be) 57, (-nde) § 28, (progr.) § 339 (in samenst.) 226, (bij ‘staan’) § 278, (vorm) § 145, 3461. |
partikels § 44. |
partitieve genitief § 96/7, § 200, 379. |
passief § 280 vlg., 76, 308, 388, § 229, 122; § 180. |
perfectief 55, § 15, § 178; § 259, § 164; 541; 328; (praef.) 77, § 88, § 231, 189 (werkw.) 54. |
perfectisch § 15, (partic.) § 178, (perf.) § 165, (praet.) § 158 vlg., (tempora) § 16. |
perfectum § 164 vlg., 56; (histor.) § 156, § 165, § 168; (= impf.) 4421 (passivi) § 283, (praesens) 40, (vorm) 307. |
periode (lat.) 111. |
perseveratie van spirant 158. |
personificatie 120, 510. |
persoon (gramm.) § 222, 78. |
persoonl. vnw. (synt.) § 343 vlg. |
persoonsuitgangen § 143. |
phonetiek 11. |
phonetische overgangen § 39. |
physiologie § 4 A, 191. |
plaats van den vocatief § 319/20. |
plastiek 190, (adj.) § 110, § 114; (bep. ‘van’) § 250, (heffing Vf.) 540, § 366, (omschrijv.) 120, (rhythme) 59 vlg., 5031, (tempo) 95, (verkorting) 103, (woordschikking) 137, 501. |
pleonastische adj. § 115. |
pluralis majest. 286. |
| |
| |
plusquamperf. § 170 vlg., 307, (imper.) 473, (praet.) § 162. |
poëzie 191. |
polysyndeton 122, § 372, § 374, 573. |
positief-negatief 68. |
positieve superlatief § 121. |
possessief (pron.) § 98, § 127; § 133; (datief) § 226, (samenstelling) § 74. |
potentiaal (praes.) § 150, § 152, (als) 589. |
Potgieter (anal. synt.) § 26, (beknopte synt.) § 348, (demin.) 234, (korte stijl) 131 vlg., (verteltrant) 558. |
praed. attrib. § 254 vlg., § 333, 3953, (adj.) § 237, (bijzin) § 384, (bij datief) § 237 opm., (inf.) 363, (partic.) § 164, § 170; (p. perf.) § 183, (p. praes.) § 192, (pass.) § 281, (subst.) § 236, § 335. |
praedicatief (genit.) § 95, (inf.) § 210, (p. perf.) § 181. |
praefix § 69, § 89, (Mnl.) 54, (perfectief) § 88, 77, § 231; (bij subst.) § 80, (verbaal) § 87, (weggelaten) 103.
praehistorische taalwetensch. 64. |
praepositie (z. voorz.) 398. |
praesens § 146 vlg., (histor.) § 153 vlg., (modale hww.) § 271 vlg. |
praesentisch perfectum § 164. |
praeteritum (indic. irreal.) § 163, (modale hww.) § 275 vlg. (volkstaal, zeldz.) § 156. |
primitief (en ‘getal’) 467, (herhalingsvormen) 115, (subject) 383, (substantiv.) 420, (taal) 31, (volkstaal) 79, (woordbeteekenis) 167, (zinsvormen) § 25, (psyche) 78, 192. |
productieve affixen § 69. |
progressief (als -zin) § 386, (assimilatie) 154, (infin.) 126, 375; (part. praes.) § 339, (relatieve zin) 93, (verband) § 369, (voegw. zin) 596; 577, 604. |
‘progressive form’ 346. |
prohibitief (‘als’ -zin) 590, (bijzin) 423, (dat. zin) § 176, (intonatie) 88, (voor-zin) 596. |
prolepsis § 33, 429, (van ‘dus’) § 350, (van subj.) § 381, (vervlechting) 110, (in vragenden zin) § 288. |
pronomina pers. en rel. § 221, § 343.
pronominale (aanduiding) 106, (aanspreekv.) 286 vlg., (adv.) § 258, § 397, 548, 601; (bijzin vervl.) 140, (omschrijv.) 289 vlg., (subj. en woordschikking) 480. |
psychische syntaxis 525. |
psychologie 18, (modal.) 66, (subj.) 73, 383, § 280, 510; (woordsch.) 482, (woordvorm) 191. |
purisme 178, § 55, § 57. |
|
Quantiteit 149. |
|
Radio en taal 32. |
reciproque vnw. § 126. |
rededeelen § 42 vlg. |
redengevende coörd. 571. |
reflexief 76, (pron.) 49, (verba) 242, (verbind.) § 239, (woordsch.) 481. |
regel van enclit. woordsch. § 296, 497. |
regeling schrijfwijze 157. |
regressieve assimilatie 154. |
rekking 150, (affect) § 40, 306. |
relatief (constr.) 107, (Fransch?) 108/1, (passief) § 281, (pronom.) § 131, (pron. adv.) § 397, (vocat.) § 221, (vervlechting) 140, (zinsverband) § 345. |
restrictieve relatieve zin § 379. |
retardeerende parenthesis § 360. |
rhetorische (omschrijv.) 122, (vraag) 121, § 286/8, 455; (zin en volkstaal) § 26. |
rhythme (en accent) 83, (van commando's) 471 vlg., (van ‘en’) 425, (van ‘er’) 418, (en flexie) 254, (en korte zin) 133, (en meerv.) § 93, (en plastiek) § 366, (en symboliek) 200, (van woorden) 114, (en woordaccent) § 24, (en woordschikking) 484, (en zinsfunctie) 524, (en zinsvorm) 525. |
Roden (deminutiva) 146. |
rogatief 458. |
ronding 149. |
rijmvorm en aspect 59 vlg. |
|
S bij infinitief 1082. |
Saksisch (infin.) 566, (praeteritum) § 139, (praesens) 303. |
samenkoppeling § 67, § 91, 221, 236, 413 opm., 415; en afleiding § 66. |
samengesteld gezegde § 298, § 304. |
| |
| |
samenstelling 203; (en afleid.) § 66. |
samentrekking § 365 vlg., 568, (absol.) § 341, (coörd.) 565, (foute inversie) § 316, (in spreektaal) 125, (= synthese) 116, (en woordsch.) 486, 506, 564. |
samenvoeging § 58 vlg. |
scheidbare werkw. § 87. |
scheiding (S. en Vf.) § 310/11 (‘waar’ en adv.) § 398. |
scheldnamen 237, § 31. |
schematische taalvorm 26. |
scherpe flexie 468, 470. |
schetsende stijl § 328, § 341. |
schoorsteenveger (verhaal) 38. |
schriftbeeld 292. |
schrijf zooals gij spreekt 291. |
schrijfwijze 156/7, 45. |
semantiek 170. |
sensatie (en ontleening) 183, (en woordvorm) 191. |
sentiendi (verba) met object § 228. |
Sievers' Schallform 97. |
sociatief 286, § 246. |
sociologie (taal-) 29. |
sonanten § 39, 152, 2993. |
sonore klanken 145. |
spannende (herhaling) 569, (korte zinsvorm) 125, (syntactische) 334 opm., 360. |
specialiseering § 50. |
spiranten 147. |
splitsing (bij ‘noch’) § 377, (van coörd.) § 371, 107, (van genit.) § 96, (van imper.) § 294, (van vraag) 461, (schijnbare) 489. |
spontane (samenst.) 244, (woordschepping) 190. |
standaard-Nederl. 10 vlg. |
Statenbijbel en volkstaal 469. |
stem § 36/7. |
sterke werkw. § 138. |
stilistische (gramm.) 7, (basis der functie-leer) 53, (methode) § 11, § 12, 245, 484. |
stomme ‘e’ 149. |
stottervormen 161. |
Streckformen 200. |
stijgende diphthong 149. |
stijl 7 vlg., 13, 23, § 305. |
subject (en gezegde) 73, (grammatisch) § 220, (psych.) 21, (- object bij ‘laten’) 471, (onbepaald en ‘absoluut’) § 340, (samengetr.) § 366/7, (en woordschikk.) 480. |
subjectieve (genitief) § 98. |
subjects (-functie) § 211, (-zin met ‘zooals’) 603. |
subordinatie bij afsch. 524. |
substantief § 241, (+ adj.) 213, (parenth.) § 359, (adj. als appos.) § 30. |
substantiveering (adj.) § 45, (adv.) 165, (‘dat’-zin) § 385, (flexie van -) 285, (van negatie) 420, (van p. praes.) § 188, (van pronom.) § 127 vlg. en 164, (rel. zin) § 381, (toevallig) 127, (zinsvorm) § 253. |
suffixen § 69, (ontleend) 184. |
suggestief praeteritum 316. |
superlatief § 121, 34, 107, 121, § 98, § 105 |
svarabhakti 89, 151/2. |
S. Vf. A. na H.Z. 492. |
symboliek 190, 192. |
syllabe § 136. |
syncope (- d -) § 40, 302. |
synoniemen 177. |
syntactische (grammatica) 20, (klankleer) 150, § 22, (ontleening) § 57, (woordbeteek.) § 48, 168. |
syntaxis (innere Sprachform) 19, 34. |
synthese (en analyse) § 25, 79; (en afscheiding) 525/7, (en compositie) § 65, (en participiale constr.) 344, (en samentr.) 557/8, (taalsysteem) 112, (verband door -) 111, (en vraag) 461. |
systeem (en terminologie) 524 (en wetenschap) 456. |
|
Taal (definitie) 7, (-eigen) 40, (-onderwijs) 14, (-stelsel) 20, 30, (-stijlen) 25, (- vorm) 29, § 284. |
taboe (104 vlg., 174, (kort) 127, § 32; (omschrijv.) § 31, (passief) § 282; (praesens) 311. |
tante Betje § 316. |
tautologie 134. |
tegenstellend (accent) 102, (en) 561, (maar) 572, (terwijl) 596, (verband) 570. |
tegenw. deelw. § 185 vlg. |
| |
| |
telwoord (flexie) 2832, (gesubst.) 165, (onbep.) § 117, 379, (verkleind) 235. |
tempo 94 vlg., (en aspect) 57, (en zinsvorm) 526. |
tempora § 16, (categorie) § 13, (epiek) 59 vlg., (en modi) 65. |
temporaal (‘als’) 386, (- causaal) § 389, (‘wanneer’) § 390, (‘zoo’) 603, (‘zoodat’) 604. |
terminologie (‘absoluut’) § 340, (afscheiding) 524; zie ‘definitie’. |
Theun de Vries (citaten) 133, 144. |
toegevoegde (bepalingen) 489, (zin) § 322, 126, § 364. |
transitief 76, § 229. |
transitiveering (door adv.) § 231, (bij datief) 388. |
‘Triebkraft’ 159. |
‘tusschenwerpsels’ 163, § 324 vlg. |
tweeklanken 149. |
tweede persoon (omschr.) 106. |
tweetoppig accent 157. |
typische vraagvorm § 289. |
|
Uitroep § 324, (en vraag) § 286 opm., (‘dat’-zin) 586, (kort) 126, (zinsvorm) 89 vlg., § 307. |
uitspraak (beschaafde) 9 vlg., (voordracht) 155. |
Umlaut 211, (bij Saks. flexie) § 144. |
Urschöpfung 190. |
uvulare r 148, 157. |
|
Vaktaal en compositie 201/2. |
variabele woordvorm § 39. |
variatie § 30, (adj.) § 111, (analytische) 107/8, (en herhaling) § 25, (in imper.) § 294, (en metaphora) 176, (en negatie) 69; (door ‘doen’) 448, (door ‘en’) § 370. |
velare nasalen 146, 151. |
verbale (categorieën) 65, (part. praes.) 186, (substantiveering) § 197, (subst. afleid.) § 80, (subst. + praef.) § 80. |
verbum dicendi bij directe en indirecte rede 132, § 364. |
Vf. (geheven bij samentr.) § 366, (samengetr.) § 366/7, (voorop bij samentr.) § 367. |
verbindings-e 220. |
vergelijkende (bijzin) 596, (‘of’ - zin) 593, (omschrijving) 121. |
vergrootwoorden 235. |
verhalend plusqpf. § 172. |
verholen woordvorming 187. |
verklarende (‘dat’ - zin) 586, (rel. zin) § 381, (variatie) 118, (‘waar’ - zin) § 397. |
verklaring van flexievormen 65. |
verkleinwoorden § 82. |
verkorting (taalvorm) § 32, 151, 159, 165; 103, § 101; (causatief) 392, (compositie) § 65, 222; (krantentitel) 128 vlg., (vleinamen) § 323, (voegw.) 611. |
verleden (deelwoord) 146, (- tijd, afwerend) 106, (- imperatief) 471, (- toek. tijd) § 16, § 275. |
vernauwing 171. |
Verovering van Grol 60. |
verruiming 172. |
verscherping (klankvorm) 146, 158; (pronomen) 279. |
verschuiving 173. |
Vlaamsche woorden 181. |
vleinamen § 323. |
vocatief § 319, (gesubst.) 165, (intonatie) 511. |
versterkend ‘in’ - § 89. |
vervangend (‘die - dat’) 5403, (‘doen’) 543, § 279; (infin.) 307, 494, (object) 390. |
vervlechting 139 vlg. |
vervoeging § 138 vlg. |
vervorming van woorden 189. |
verzwaring (accent) 102, (adv.) § 235, 399; (van taalvorm) § 28 vlg., (van voorzetsels) 399, (woord-) 201. |
voegwoorden (alg.) 163, (uit adv.) § 388, (met ‘dat’) § 396, (ondersch.) § 385, (samengetr.) § 367. |
voetbalverslag 32 vlg., 124. |
volksetymologie 179, 189. |
volkstaal 8, 24, § 6; (en afscheiding) 525/6, (en cultuurtaal) 45, (- onderzoek) 31, 287; (bij Potg.) § 26. |
volle flexievormen § 139. |
voltooid deelw. § 178 vlg. |
Vondel (over algem. taal) 24, (Verov. Grol) 59. |
voordracht-uitspraak 155. |
| |
| |
voornaamwoorden 162, § 343 vlg. |
vooruitwijzend pron. § 349. |
voorzetsel (in krant) 130, (en praefix) § 89, (en rel. zin vervl.) 141, (+ ‘wie’) 583, (achteraan) § 309;-bepaling (attrib.?) 394, (fout) 131, (in korten zin) 127, (met ‘zijn’) § 265; - verbinding § 240 vlg.; - voorwerp § 242: 5, § 229, § 233/4, § 246; (-zin) 585; (+ voegw. zin) § 391. |
voorzichtig praeteritum 316. |
vorm en functie 6, § 11, § 17, § 145, 454, 456. |
vorming van substantief § 73 vlg. |
vraagzin § 285 vlg., 455, (zonder Vf.) § 329, (en uitroep) 108, (overspannen) 461, (ondergeschikt) § 362, (bij Potg.), (intonatie) 91, § 23; (functie) 455. |
vragende (voorn.w.) § 129, (vorm in krantentitel) 129. |
|
Weglating van lidw. § 136. |
wenschende zin 90, § 295, § 362. |
werkelijkheid en praesens 310. |
werkwoord (-klassen) § 138, (perfectief?) 54, (vorming) § 83. |
wezen der taal § 4. |
Woestijne (van de) 61. |
Wolff en Deken 25. |
woord(accent) 101, 209, § 24, 158; (analyse) 107, 113; (beteekenis) § 47, 21; (en functie) 54/5, (-koppeling) 164, (-leer) § 41 vlg., 49; (als rhythmisch element) 114. |
woordschikking § 296 vlg., (bijzin) § 302 vlg., (coörd. bijzin) 136, 564, (‘dat’-zin) 495, (leidt tot omschrijving) 355, (als casusvorm) 71, (en intonatie) 484, (in litteratuur) § 305 vlg., (en rhythme) 101, (van samengesteld gezegde) 307, § 304; (van subst.) 497; (Vf. S.A.) 40, 682, § 296; (van vocatief) 511. |
woordsoorten § 42 vlg. |
woordspeling 117, 209, 558/9. |
woordverzwaring 201. |
woordvorm § 40, § 49. |
woordvorming § 58 en vlg., 207. |
woord en zin 47. |
|
Zeemanstaal 40. |
Zeeuwsch 34, 153. |
zelfstandige ‘als’ zin 590. |
‘zelfstandigheden’ § 241. |
zin 18, § 284; (accent) 2092, (klank) 48, § 22/3, 114, § 284. |
zinsverband § 284, 527. |
zinsvorm 93, (van passief) § 283, (zonder Vf.) § 319 vlg., (en ‘woord’) 47. |
Zuid-Hollandsch 39, 278. |
Zuid-Nederlandsch 44. |
zwak-gearticuleerde consonanten § 37. |
zwak praeteritum § 142. |
zwakke verbuiging 250. |
|
-
voetnoot1
- Partikels en pronomina ook in Woordregister.
|