De rymwercken(1709)–Aernout van Overbeke– Auteursrechtvrij Vorige Volgende Een christelyk bruydslied. 1. Hoe heerelijk zijn Straelen spreyt De Sonde der Gerechtigheyt, En komt, als Bruydegom, treden, Op 't çierlijkst, ter Slaepkamer uyt, Tot my, zijn wel gesiefde Bruyt! Ja komt Heer. Ik sta reede, De Schijn’ Van mijn Lamp die flikkert’ Ja zy blikkert, s' Is geznooten, En met Oly vol gegooten. [pagina 258] [p. 258] 2. Kom Heer kust my met uwen Mond, Dewijl gy hebt mijn Ziel doorwond; Uw hebb' ik uytverkoozen, Mijn Hert werd door uw' komst verblijd, Mijn Uytverkooren; want gy zijt Veel schoonder als de Roozen, Ey kom’ Bruydegom. Want de Minne’ Laet mijn zinnen Niet meer rusten, Door 't verlangen na haer Lusten. 3. Bloem tot Saron, vol zoete reuk, Uw Voorhooft zonder vouw of kreuk, Uw' lieffelijke Wangen, De Luyster van u Aengezicht, Die hebben my bevangen, Uw' Oogen zuyverder als 't Licht; Kom dan’ Ras an; Mijn gedachten’ U verwachten; Wilt de schreeden Van uw gang wat vlugger treeden. 4 Mijn Koning pronkt in Ophyrs Gout, Zijn Huys dat is van Ceedrenhout, Zijn Kleed gestikt met Zijde, Zijn Kroon is van schoon Esmaralt En Amathist, waer med' by bralt In spijt, die hem benijden: Laet mijn’ Hert zijn Vry van zorgen’ Tot den morgen Seker stapen; Want gy zijn mijn Schilt en Wapen. [pagina 259] [p. 259] 5. Dat uw' Genade my verschijn', Mijn waerdste Lief, uw Schenkels zijn Als Marmere Pylaten; Gy tuykt als 't hout op Libanon, Uw' Wezen is een heldte Son, Met swart gekrulde hayren: Al't kruyt’ Heeft uyt By de Kleeden’ Uwer leden; Die de Roozen Gaen te voor in Reuk, en Bloozen; 6. Uw Staertjoffers zijn hoog geacht, Als die daer tellen haer Geslacht Van Koninklijken Bloede. Ik heb mijn Vrind gezocht, gewacht Vergeefs; 'k ga rusten deze Nacht, Mijn leen zijn mat en moede: Maer 't Hert’ Niet werd Door de lusten’ Van het rusten Aengedreven, Om op alles acht te geven. 7. Ziet daer heb ik zijn Stem gehoort, Mijn Lief die klopt vast aen de Poort, Ik zal ten Bedd' uytrijzen, En met hem wandlen over al, Waer my mijn Bruygom leyden zal, En hem mijn plicht bewijzen: Zingt, speelt’ En queelt; Hoe beneden’ Quam gereden God de Heere, Om zijn Lieve Bruyd te eeren; Vorige Volgende