De rymwercken(1709)–Aernout van Overbeke– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 224] [p. 224] De vrolyke. 1. Als ik ben by de Wijn, en onder Goet geselschap, doe ik wonder: Wel hoe is men bier gebruyt! Siet, hoe staet die dronke Snuyt? Drinkt die Fluyt Eens op mijn gezontheyt uyt: Jongen, Schenkt my nog een Glas byzonder, Nu ik vaer in Bacchus schuyt. 2. Dat's een Wijn, die is seeker zuyver; 'k Wil wel wedden om een Stuyver, Dat daer is geen beter Wijn: Nectar kan soo goer niet zijn. Kom Jupijn Dan, met al de Goôn, by mijn; Brengt vry mee dien ouden Kinderkluyver: 'k Wedd' hy 't eerst verliest zijn Breyn, 3. Sa Sa, Maet, nu nog eens gedronken: Jonge, dat 's te vol geschonken, Doe my evenwel bescheyt: Seg met,'t geen gy hebt gezeyt, My tot spijt, Datter beter in uw Kelder leyt. Nu begint mijn Sieltje weer 't ontvonken; Nu zy is haer Sorgen quyt. Vorige Volgende