De rymwercken(1709)–Aernout van Overbeke– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 223] [p. 223] De Vrygemaekte. 1. Nu ben ik weer mijn Eyge man; 'k Heb oorlof van mijn Selfs genomen, Nu ik 't gebruyk weer heb bekomen Van Wijn, van Glazen, en van Kan. Adieu dan schoone Aminthe! Ik zegen dezen slag, Die in 't nat an de Pinte Mijn Liefd' verdronken zag. 2. Ik heb mijn Sinnen weer althans, Geen Schoonheyt kan meer op my werken; Ik heb cupide by zijn Vlerken, On hem te plukken als een Gans. Adieu dan, &c. 3. Zijn Hooftdoek wil ik binden los; 't Souw regt een Slet zijn voor mijn Schoenen, Of om mijn Lierzen af te boenen; Hem wil ik villen als een Os. Adieu dan, &c. 4. Ik heb' zijn Pijlen, met zijn Boog Daer even op mijn Knie doen breeken, Die my 't Hart plagten aen te steeken, Door d' ingang van mijn weeldrig Oog: Adieu dan, &c, 5. Ik agt my nu gelukkig, Vrient, Niet meer in Slaverny te weezen, 'k Heb nu geen Onrust, als voor deezen, Doen ik Vrouw Venus heb gedient, Adieu dan, &c. Vorige Volgende