De psalmen Davids
(1663)–Aernout van Overbeke– Auteursrechtvrij
[pagina 428]
| |
2. Looft Godt om sijne mogentheen
Die 't alles dwingt
En doet voor sijn Scepter buygen,
Iuycht oudt en jong nu onder een
Springt op, en sing
Psalmen die van hem getuygen.
3. Looft Godt met trommel en trompet
Met harp en luyt,
Met de lieffelijcke snaren,
Laet nu het orgel en cornet
En schelle fluyt
Welgestemt te samen paren.
Hallelujah.
4. Dat nu de cijmbel vrolijck speel,
Dat al wat leeft
Singe van sijns Scheppers eere,
En voegh by 't snarenspel sijn keel,
Wat adem heeft
Looft den Heere, looft den Heere.
Eynde der 150 Psalmen Davids. | |
[pagina 429]
| |
HET TWEEDE DEEL Van dit ZANG-BOECK, Inhoudende de Lof-sangen of Hymnen, Van Veel treffelijcke Leeraers, en Godsalige Mannen. Die men meest gewoon is te gebruycken, in de Christelijcke Gemeente, toegedaen de ware onveranderde Ausburgse Confessie. Getrocken en overgeset uyt verscheyde Sang-boecken, en met sonderlinge naerstigheyt na de ordre der Iaer-getijden, tot nuttigheyt der ware Christ-gelovige by een vergadert. En nieuwelijcks verrijmt, Door AERNOUT van OVERBEKE. t'Amsterdam, Uyt de Druckery van Borrit Jansz. Smit, 1663. |
|