Buyten gaets. Twee burleske reisbrieven
(1998)–Aernout van Overbeke
Regelnummers proza laten
vervallen | |
[p. 89] | |
Aen de Juffrouwen Clara Vlooswijck, Eva Hasselaer, - - Tromp of Brasser in Amsterdam of den Hage* | |
[p. 90] | |
1Aende Juffers 2Clara V. - Eva H... T. of B. in Amsterdam of Hage
3Eerbaere, Deugtrijcke, Vrome, Beleefde Juffrouwen waere het anders 4 het soude mij van herten leet zijn.4
5Huijlt, pruijlt; smijt, bijt; krabbelt, grabbelt; vrijd, lijd; het scheelt mij 6 niet een mijt, Dat soete Noutje ben je quijt, dat cierlijck borsje, dat6 7 vriendlijck, actijf courtesaentje, en gij kont hem nu niet weer krijgen7 8 al wouje een ducaet voor't stuck van sulcke Nouten geven, daer valt 9 sulck slag niet meer, oock haddense hier in Indien sijn weergae niet ge-910sien; jae kijck vrij bang; so ister evenwel om gelegen, hadde het mij10 11 maer een van u allen gevraegt, ick soude bij mijn keel de koop toe ge-1112slaegen hebben, mits consent hebbende versogt van mijnen goeden12 13 ouden patroon. Het is wel waer dat hoge ampten en qualiteijten den13 14 mensch vriendelijck kittelen, gelijck voorwaer het geen geringe condi-1415tie is, boven aen tafel te sitten, en een harder te wesen van ontrent de15 16 driehondert schapen met bockewol gekleet, en in een kajuijt kamer16 17 (op sijn scheeps alias in een schips-salet) sijn tijt met musijcq en kos-17 | |
[p. 91] | |
Afb. 7 De eerste pagina van de vrouwenbrief. Koninklijke Bibliotheek, Den Haag, 131 F 22.
| |
[p. 92] | |
18telijcke maeltijden (die een mensch niet beswaeren) door te brengen,18 19 met een Musquettier voor de poort, omdat het heerschop met me-1920lanckolischer gedancken, die gecauseert souden connen worden, door20 21 impertinente rescontres en turbulente invasien, niet soude gesteurt21 22 werden. Maer wat is die hoocheijt en Monarchale regeeringe! Och22 23 hier bevinde ick eerst, wat dat een vrouw een nootsakelijck goet is, en 24 haere qualiteijten sie ick nu beter, nu ickse niet en sie, als doe ick se alle24 25 daege sag. Nu werde ick wijs, dat de mans sig met recht voor Uedele25 26 angelijcque jae divine facien verdemoedigen, selfs wilde ick mijn26 27 kroon en mijn scepter, sonder suijr-sien, wegwerpen voor uwe voeten,27 28 en als een arm schiltwagt gantsche nagten voor Uedele poort staen op-2829passen. Met een woort triumphante Uffrauwen, glorieuse princessen,29 30 Uedele sectie wint het, de mans moeten haer broeck daer bij neer leg-3031gen. Hadde ick het ander Jaer tijts genoeg gehad, mijn brief soude aen-3132genaemer bij Uedele zijn geweest, soo omdat hij eer ontfangen, als | |
[p. 93] | |
33 meer met waerheijt soude vervult geweest zijn, niet dat ick nu in't sin 34 hebbe te liegen, geensins, maer omdat ick nu eenige poincten ende34 35 waeragtige geschiedenissen, door dien het soo lang geleden is, bij de35 36 gis sal moeten setten, en dat het ijder genoeg bekent is, dat eens men-37schen hoofd geen register is.37 38Komt Uffers scheep scheep! al zijt gij niet gekleet of gehult, gij sult 39 daer tijts genoeg toe hebben tusschen dit en Batavia; ho ho sijt gij so 40 vies dat ge uw neus toe houwt, omdat gy geen peck moogt ruijcken?40 41 het peck sal u binnen een weeck nog voor een ruijck balletje dienen,41 42 om andere swoele winden onder de linie vandaen komende, uijt de42 43 snuijver van Uedele delicate herssenen te verbannen. Weest mij vrij43 44 danckbaer, dat ick u so liberael nodige, want ick hebbe vrouwen over-4445gebracht, soo dat ick het kruijt nu kenne, en ick wil u sweeren, dat ick45 46 liever drie volslaegen etmaelen tusschen een deel belletjes en Klockjes46 47 wil sitten als een half uyr met ongesloten ooren bij dit volck te staen, 48 want als haer backhuijsen eens open gegaen zijn, soo soude een blind48 49 mensch geen andere gissing konnen maecken, of hij was in een pitsjae-4950ring van gansen en enden, of op een convocations-dag van kickvors-5051schen. Dan heeft hier Claesje voor Marij haer ledekant wat neergeleijt,51 52 dan heeft Truij in Hans sijn rantsoen-waterkan biss - biss - biss -52 | |
[p. 94] | |
53 gezinselt, dan heeft de bottelier aen Claertje meer als aen Steijn ten53 54 minsten beter worst uytgedeelt, en dat alleen slegts omdat Claer wat54 55 moijer van muijl is, en geen loot inde combuijs van haer achter-onder-5556broeck genaeijt hadde: In somma 't is hier het euwige leven, het is56 57 nimmermeer nacht, of gij most dien tijt rekenen als men de lampen 58 aensteken laet: het en is dan wel niet duyster, maer evenwel moet men 59 dan sijn vloijen en sijn luijsen bij den tast vatten, dat onseker gelijckt, 60 nochtans heel selden misgaet. De daegeraet komt so ras niet aen den 61 hemel, of men krijgt die suijvre reuck vandie edle arack-bloemen in de61 62 neus, met het opgaen vande son kan men sigh verlustigen inde ver-63maeckelijcke prieelen van het galjoen, die dan overvloedig met koor-6364en-bloemen bedeckt zijn, weijnig laeter dan gaeter een lugt op, dat 65 jouw hart verdaegt en dat doet dien Occidentalen Verijnis, gij souwt65 66 sweeren, dat gij tot den hals toe in een loyerij gedolven waert. Des66 67 middags gaet het 'er op een schranssen met het ordinaris kosje, dat67 68 somtijts beter ruyckt als het smaeckt, somtijts beter uijtsiet als het 69 ruijckt, en somtijts beter smaeckt als het ruijckt of uytsiet, dog het 70 mag so wel wesen als het wil, het slagt de hoeren daer schort altijt wat70 | |
[p. 95] | |
Afb. 8 Het gebruik van het galjoen. Detail van Slag bij La Rochelle, 1628, toegeschreven aan Abraham de Verwer van Burghstrate. Amsterdam, Nederlands Scheepvaartmuseum, inv. nr. B 1991.0204.
71 aen. O bloet was ick weer in vaertjes keucken! Het mag hier so lieffe-7172lijck wesen als het wil, ick wouw also lief mijn neus hebben ter plaet-7373se daer Uedele Dorothe (Juffer T...) somtijts achter een boom gaet74 74 neerhuycken als in dese heerlijcke gevangenis, daer mijn kootneusje75 75 (door geduijrig met boomwol gestopt te zijn) wel een Rhijnlantse76 76 duijm gekrompen is. Dien amber en civet die mij wat te sterck is, doet 77 wel duijsentmael wenschen, dat de ses maenden al mogten om zijn;78 78 maer och lacij wat helpt het wenschen! daerom hebbe ick een andere | |
[p. 96] | |
79 inventie, die (die de waerheijt zij so ofte anders) ten minsten beter ge-7980lijckent, dat is gerustig te gaen slaepen en genuchelijck te dromen: 81 Kinderen, dat gij wist, wat mij Morpheus voor droomen inde vijsel81 82 van mijn herssenen pulveriseert, wat voor toneelen hij daer open doet;82 83 vol schone lichaemen, soo naeckte als gekleede na het valt, gij haelde83 84 mij de oogen uijt de kop, maer eijlieve weest so quaed niet, misgunt 85 mij de eer niet van 's nagts met alle modestie aen Uedele te gedencken,85 86 het is doch al dat ick 'er af hebben sal. Evenwel isser een vrouw, daer86 87 ick meer van droome als van u allen saemen, ick hope niet, dat Uede-8788le dat sig sullen belgen, 't is maer om een Soetje Meer of min. Ik beel-8889de mij somtijts in als ick op de Compagne sit, en die masten met haer89 90 ontallijcke touwen aen sie, dat ick in 't midden van 't Arcadische bosch90 91 ben verandert in een Damon of Mopsus en dat heele reijen van Naja9192-des en Drijades, Amarillissen en Silviaes in mijn hoofd omspringen op92 93 de cadance van de gedagten die ick 's nagts te voren, van Uedele mijne 94 Engelen (wat Engelen) mijn schelvisjes met knollen, ja mijn Mater94 95 stucken veerthien daegen in het sout, gehad hebbe. Niet isser dat mij 96 so moeijt, als dat ick mijn blancke tronij moet overgeven op genaede 97 en ongenade van die onbermhertige Son die mij geduijrig stout in het97 | |
[p. 97] | |
98 aensigt kijckt, als of hij seggen wilde, bruijer, hebbe ick U Exellentie98 99 van mijn leven niet meer gesien, doe gij mij tot Paeuw inde kaetsbaen,99 100 sonder form van proces een zeijl over mijn neus liet goeijen? Nu is het100 101 mijn beurt, en ick ben mafoij nu al so swart als Adriaen Rosa, Bornius101 102 of Spronssen mag zijn, en ick schreij mijn oogen schier te bersten als102 103 ick bedencke dat Uedele nu minder sin in mij sult hebben als voor de-104sen, schoon ick nu rijck werde als de Duijvel; Ick troost mij nu gaerne104 105 in mijn langduijrige reijse, door dien ick in vijf jaeren weder hope op105 106 te klaeren, en so 'er dan ijemant van Uedele is, die mij met een Sincee-106107re jae hijperbolijcque affectie is beminnende, die heeft sig maer bekent107 108 te maecken, misschien kom ick dan wel eens over om de conjugaele108 109 copulatie te celebreren en Uedele te maecken een Princes vande we-110relt, te weten een vrouw van een Lit van den Raed van Justitie, een 111 magnifijcque en superbe functie, eveneens of men te Voorburgh een111 112 vande welboore mannen was, als sij naementlijck gemantelt op het 113 Stathuijs komen. Veel lieden vaeren soo een Oostindischtochtje om 114 vermaeck, andere uijt dwang, maer al het vermaeck kan of verdubbelt114 115 of die harde dwang ten minsten weggenomen werden, so de vroutjes | |
[p. 98] | |
116 door haere aengeboorne goedaerdigheid de schepen met haer presen-117tie geliefden te vereeren, 't welck buijten twijffel geschieden soude, so 118 Uedele wisten wat vermaeck de schipvaerd inhadde. Voor eerst soo is118 119 mer vlack meester van sijn tijt, of men 's ochtens of 's nachts of 's mid-120dags slaept, of waeckt, daer is geen suijr-sien over: Onse vreugden 121 gaen niet so gereguleert en geketent als te Amsterdam of in den Hage, 122 daer men sigh des ogtens dan moet wasschen, dan klêen, dan ontbij-123ten, solliciteeren, wandelen, kaetsen, pleyten etcetera ten elf uijren123 124 wat nieuws gaen visschen opde marckt, wat te lanterfanten, of om een 125 graeg kosje voor een onverduldige maeg uijt te vinden; o vrienden,125 126 hier gaet het vrij resoluter, onse vreugden gaen hier hoe ongebonde-126127ner, hoe lieffelijcker, en sij veranderen na de cadançe vande golven, die 128 ons allengskens na de linie toe rollen. Daer isser weijnig die hier tegen128 129 souden laeten te roepen; Neemt gij uw vermaeck int willige rasp-129130huijs? Pup, pup pup, mannekes pup: Roept dat gij sweet, ick hebbe 131 met ouwen impertinenten snater niet te doen, verstaet gij klappeijen,131 132 als gij 'er inkomen sult, dan sal het eerst een oprecht rasp-huijs wesen,132 133 Ick segge dat hier is den rechten tempel van Venus, daervan elegante133 134 baesinnen, laet het u niet afschricken; Komt hier al wat kreupel of 135 manck, gebroocken of gescheurt, gepockput of gebuchelt, groen,135 136 blaeuw, schijtgeel, paers of root is; Sociniaens, Presbijteriaens, Puri-136 | |
[p. 99] | |
137teijns, jae Christen of heijden, ofse op ses of op twaelf steeck schoe-137138ijen, laet maer hier komen hier werd geen koorn vande meulen gewe-138139sen, daer van seijde sekere Juffer, dien ick ried eenige reeckels van sla-139140even te verkopen, en dat het beter was meijssens uijt hollant mede te140 141 neemen, om onderweeg of oock op Batavia te gebruijcken, Och mijn 142 heer ick hebbe het oock al besogt, maer het en deugt niet, de meijssens142 143 schijnen wel goed terwijlmense aen neemt, maer gelooft mij, men 144 weet niet watter insteeckt voor al eerse eenige tijt op het schip zijn ge-144145weest, 't welck oordeel ick voor billijck keurde, door dien ick die ma-145146trosaele complimenten dickwils hebbe gesien, jae sij souden haer er-146147weten, grutten, Speck, en haer ordinaris fruijt en dissert confituijren,147 148 en alles uijt haer buijck spaeren, en aen haer Nijmphen geven, met een148 149 woord, quam dat dicke Engelsche wijf met haer bloemen en regiment-149150stock, en haeren Cromwel die in haer mont besturven is, sij hoefde op150 151 geen stroo te slaepen, veel minder van honger te vergaen: de schoon-152ste van Scheveling was hier een Thetis, het is trouwens geen verwon-152153dering weerdig voor iemand die weet, dat Venus uijt de Zee gesproten 154 is. Ick die het gemoed wat stercker gewapent hebbe tegens een subij-154 | |
[p. 100] | |
155 ten inval van Cupido, wierde evenwel gedwongen van hier op een155 156 pantoffel, daer op een extrôo van de eene of d'andre schone voet een156 157 gedichtje te maecken, en dat hielp mij so veel als of ick mijn droogste 158 tijt om Thurnhouts roode neus, of Germain sijn droncke oogen dacht.158 159 Maer eijlaes was het wenschen so kragtig als ick begeerde, ick soude159 160 Uedele het plaisier vande scheepvaert al mondeling sitten vertellen, 161 dat ick nu met de pen ben gedwongen te doen. Wie is van sijn leven so 162 veer geweest, wij vaeren midden door de zee, en vangen niet eene vis, 163 in wiens herssenen kost het komen, dat ick voor bot of schollen, en 164 dat canallje van scheefmuijlen en platbecken (hondertmael van mij tot164 165 de tafel van meijssens en knegts gecondemneert) nog mijn muts gaer-165166ne soude afgenomen hebben, en soo daer eens abberdaen met geele166 167 wortelen was te toveren ick wildese wel nuttigen, schoon ick gedue-168rende de maeltijt soude verwesen zijn met mijn hinderste op een hekel168 169 te sitten, ja al at ickse 's vrijdags, ick weet qualijk oft ickse des anderen169 170 daegs niet op het nieuw door mijn darmen soude laeten kruijpen:170 171 Help prol, appel-sop, potje-beuling (te weten met goede boter) help171 172 braed-en-sied-haering, met uwe soute familjes. O Geertruijdenbergh172 173 Wesop, Breda en alle andere Antidotale steden tegens een uijtgedroog-173174de lever; o Kaetsbaenen, trucktafels, maillies en bollen, tours a la mo-174 | |
[p. 101] | |
175 de, Scheveringse weg, Voorburgse room, Rijswijckse Kievits-eijeren! 176 o Comedien, vettekint, armadilles, Mr. Jacob de Springer, wafel-176177kramen, lotereijen, Romeijnse spellen, ja selver Speck en Boonen!177 178 maer of ick klaeg of niet, de Compagnie wil haer dienst volbragt heb-179ben of geen geld geven, soo dat ick nog vier volslaegen jaren sal moe-180ten op Batavia blijven, daer geen remedie voor is, als die suijvre pa-180181tientie. Kom laet ons dan sonder murmureeren voortvaeren. Het eer-181182ste datter 's ochtens te doen viel, was half houtsaegers werck, te weten182 183 na het schreefje dat voorstaet te kijcken, dan so eenige kleijne visites,183 184 die ick eerbaerheijts halve niet noeme maer wel doen derve, die vande184 185 maets dan onbijtens lust heeft kander toekomen. Mijn genot bestaet185 186 meest 's ochtens met matroos wat te gaen praeten van haer oude boe-187ven stucken, en hoe sij naer Oostindien geraeckt waeren, of so mij die 188 hoogdraevende discoursen wat te diepsinnig zijn so slae ick tot mijn188 189 quackjes en snaeckerijtjes, daer sij haer schier te bersten meenen mede189 190 te lachen, ben ick het boerten moe, ick grijp mijn viool bij de kop, en190 191 gae daer mede sitten voor de groote mast, daer dan gespeelt en geson-191192gen als dol, taback en arack isser geen gebreck, het past oock wel bij de192 | |
[p. 102] | |
193 musijcq, en 't is een arm dorp, daer het niet eens of twee mael ter193 194 weeck kermis is. Nae de noen speelden wij veeltijts schuijlewijntje, of194 195 den beer is uijt, of negen stucken, of Hansje Pardoes, in summa ick195 196 hebbe alles gecontribueert dat ik kost practiseeren om matroos alle196 197 mogelijcke vermaeck aen te doen, en sijn bedroefden oneijndelijcken197 198 arbeyt wat te verligten, so dat ick niets hebbe getragt als wel bij mijn 199 volck te staen, daer ick tegenwoordig als broers mede ben, hebbe ick 200 wat leckers, sij vreten mee, hebben sij een soopje achter een hoeck ge-200201houden, ick weet'er het mijne wel van te krijgen, trots een Schout of201 202 Fiscael. So levende spoeien wij evenwel weg, en zijn alrede gekomen202 203 tot op de hoogte van daer het geen nood meer heeft van vriesen, soo 204 dat wij hier onse schaetsen en slickspooren wegsmeten, en na koud204 205 bier begosten om te sien, doch witte Fransche wijn, door de Son warm205 206 gemaeckt, of Spaense wijn, soo soet als koeck met suijcker, daer hoe-207ven wij niet lang naer te soecken, onse grut wert muf, en onse hoen-207208deren minderen, sommige duijven werden van de visschen, sommige 209 van de menschen gegeten. Maer kourage wij krijgen hoop van goede209 210 Caep die ons gedarmt weer glat en effen sal strijcken of'er iemant een 211 ringkraeg van wilde gemaeckt hebben. Eijndelijck met mallen, vallen211 | |
[p. 103] | |
212 en kallen, met hollen en sollen, wiegen en liegen en miegen, zijn wij212 213 den 28 Junij 1668 aen de Caep gearriveert. Het eerste mensch dat ick213 214 sag was een oud Constapel op het hoofd staende (dit sal Uedele mis-214215schien geweldig verkeert voorkomen, maer het is waeragtig waer) De215 216 tweede was een Caffrinne, die in sulcken postuer sat (na haer ordinae-216217ris manier) als in ons land de boerinnen gaen sitten als sij broeds zijn, 218 en leggen willen, soo dat ick haer in waerheid voor een wilden aep 219 aensag. Verders wij wierden binnen gebragt, daer wij den tegenwoor-220digen en den gewesen Commandeur gingen salueren, de eerste heet220 221 Jacob Borchorst de laetste Cornelis van Qualbergen, ick bleef dien221 222 avond daer slaepen, naer den tijt was doorgebragt met discoursen van 223 Holland ende de Oostindische Compagnie, mijn oogen bleven de 224 gantsche nagt wacker, door dien mij de nesteling van achteren was ge-224225knoopt, dat op een suijrsien uijtquam, en op een wringen, dat ick ge-226love, dat ick in een gat soude hebben konnen kruijpen daer geen strael226 227 van het oog het hart soude hebben van te konnen passeeren, eijnde-228lijck op den negenden dag quam 'er ijets voor den dag soo groot als 229 een jongen hond, die negen daegen oock blind hadde geweest, tot 230 groote gerustheid mijner darmen, en cessatie van dien onverdraege-230231lijcken intestinen oorlog en geduijrige tumulten. Het is een grouwelijck231 | |
[p. 104] | |
232 gebuchelt land; Daer is de Leeuwenberg de kleijnste, de Tafelberg de 233 grootste, so genaemt omdat hij boven tafelsgewijs en plat is, en een 234 vreesselijck stuck steens, soo in hoogte dickte als breette, een berg als 235 de boer van Leckerkerck een mensch is, op soo thien of twaelf plaet-235236sen sietmen heel om hoog, of ruijm half weeg, ronde uijtsteeckende 237 rotsen, als ronde Tempels ofte Offerhuijsjes op der Turcken of Per-238siaenen manier, dat seer antijcqs vande natuijr gewrogt is, also den238 239 bergh min of meer halve maens gewijs sig vertoont: Ja denckt daer 240 eens aen als gij verbij Voorburg vaert, en den berg van den Heer van240 241 Couwerven aen siet, en weest'er van versekert, dat er so veel compa-241242ratie is als tusschen Dokter Sweitser en Laurens Baeck; So gemelten242 243 Heer sin hadde in voornoemde berg, so most sijn Edele bij sijn land 244 noch kopen 3000 mergen, en mij dan last senden, ick soude hem soet-244245jes laten uijtgraeven, en dan netjes in een servet of slaeplaecken naeijen 246 en op mijn wederkomst selver mede brengen. Ick ben daer server niet 247 opgeweest, omdat'er somtijts sulcken wint opstaet; dat een hooren en 248 sien vergaet, self benêen staende opde grond, en alsoo men een groten 249 dag van doen heeft tot het op en af komen, was ick voor sulcke voor-250vallen bang, die mij met groot gemack in een ommesien souden bene-251den helpen, levend of dood of geen geld. Behalven datter niet te sien 252 is, als wat monsters van Bavianen, die oock dickwils niet weijnig kors-252253sel van hoofd zijn, en daer een kaerel of twee mede soude gebruijt zijn:253 254 so men sijn oogen ijets meer belooft, so sijn sij lelijck bedrogen, want | |
[p. 105] | |
255 als men al op de Tafelberg is, so krijgt men weer nieuwe bergen voor 256 sijn neus, die u alles beletten, en aen de andre drie zijden, sietmen de 257 baeij, de punt van Africa, en de openbaere Zee, die naer Madagascar257 258 loopt; De berg daeraen paelende is de Duijvelsberg, die is op sommi-258259ge plaetsen wel soo hoog als de Tafelberg maer schrickelijck ongelijck, 260 en met een woord, hij is van natuijre soo ontrent geformeert, als den260 261 ouden Hanneman sijn neus sonder, en Mevrouw Timmermans huijs261 262 met kunst, is gefabriceert, sommige meenen dat het daer spoockt, 263 maer ick houde het voor fabeltjes, en schatte voor autheuren van die 264 spoockerijen de harde wind, het bruijsschen van de Zee, het brullen 265 van de Leeuwen (dat afgrijsselijck is om hooren) den duyster, en de 266 bavianen cum sociis. Maer dat het beneden in't Casteel spoockt is266 267 seecker, daer woont een monster, datse Jacob Borchorst alias Com-268mandeur noemen, dat moet alle dag versoent worden met een stijve268 269 kan, daer het ingewand brandewijn van is, en dan tot den hals toe ge-270voert, of het kan 's daegs niet rusten, en's nagts niet slaepen; maer hola! 271 ick heb op het ernstig versoeck van voorseijden Borchorst, aen hem271 272 belooft, de waerheijd noijt van hem te sullen spreecken of schrijven, 273 men mag praeten wat men wil, Hij is een eerlijck, naerstig en tractabel273 274 man. De vrouwen hebben meest altemael (doch ick hebbe het selver 275 niet gesien, maer het is buijten twyffel, en mij eenpaerig van al het275 276 scheepsvolck geseijt) op een seeckere plaets... maer pots slappermen-276277ten, ick docht niet dat ick aen Juffers schreef! Vriendinnekens ick re-277278ferere mij aen de brief Anno 1668 aen de mans geschreven. Die van het278 279 tamme vleesch ende de gewoonlijcke halle-beesten walgen, die komen279 | |
[p. 106] | |
280 hier, daer alles wild is, wilde vogels, wilde visschen wilde varckens,280 281 Leeuwen, Stieren, Baviaenen, Struijssen, wilde menschen, een droncke281 282 regeering, heij de babey tantarum! Hier inde laegte tusschen het kas-282283teel en't gebergte heeft men weijden voor het vee, doch en't vee ende283 284 de weijden blijven even mager. De Compagnie heeft hier een 285 schoonen tuijn tot ververschinge, heerlijcke druijven, Orange appe-286len, Citroenen, Meloenen, Salade, wortelen, kool, pattattes. Buijtten286 287 den thuijn heb ick geen of weijnig bomen gesien, dog geen so vrucht-288baer als eene, die drie tacken hadde, te weten twee inde aerde vast, en 289 de derde dwars daer over heenen, daer waeren vijf stucks schelmen 290 met den hals aen vast gemaeckt, dat cierlijck staet voor de gaende en 291 komende schepen; also die boom des levens op een heuveltje geplant291 292 is, maer ick wasser so familiaer niet mede als met die Rotterdamsche292 293 dieven (Juffer T... doe wij met Papekop Leonoortje, en Brasser tot293 294 Kieuwit te Kermis waeren) daer ick een buijrpraetjen van een uijr of 295 anderhalf mêe hiel, evenwel is het nog soo troostelijck landsluijden in295 296 heijdense landen te vinden. Den dranck kan gaen, maer die groene 297 verversching wint het, omdat men so lang gesoute of verlepte spijs on-298derweeg moet kaeuwen. Men leeft hier seer liberael, sonder evenwel 299 geld uijt te geven ('t welck mij doorgaens ongewoon voorquam, en 300 swaer viel, jae selfs melancholijcq maeckte) oock hoeft men geen300 | |
[p. 107] | |
301 struijf om een eij te bederven, want hier hebben wij eens een eytje ge-302had uijt een Vogel Struijs stuijt gekropen, daer backten wij vier vol-302303slaegen dubbelde struijven van, ontrent eens so dick als de enckele so-303304len van de winter-schoenen, diemen inde Pooten tot den Brusselaer304 305 maeckt, en dat is hier admirabel, dat men mag eten, soveel als men wil,305 306 selfs tot barstens toe; men hoeft, als men sig heeft ver-aest en een vo-306307mitorium begeert tot ontladinge der maege, maer onder wind bij een 308 Hottentot te gaen staen, Ick versekere Uedele dat die lugt Uedele 309 maeg so sal suijveren als Dokter vander Straeten de lichaemen door309 310 purgations oder Scheijs drancken doet: Probatum est. Door de gesta-310311dige culture van die valleijen, verneemtmen seer weynig wilt gediert311 312 ontrent het casteel, alsoo omde 4 a 5 maenden een verdoolde leeuw of312 313 twee, die ordinaris geknapt werden door den toeloop der Hottentots,313 314 die om haer grof en kleijn vee te bewaeren, dan saemen schooren die314 315 haer door een haegel van hasegaeyen (seker soort van werp-pijlen) op315 316 het wambuijs schietende in een ommesien dood foolen, een enckel316 317 Hollants loot door de strot, hart of oog, kan daer oock veel toe doen,317 | |
[p. 108] | |
318 Maer aende overzyde van de baij die men te lande om kan gaen, daer318 319 de Tijgers-bergen zijn, valt veel grof wildt maer het was mij al te wilt 320 en te grof. Een raere historie of twee moet ik Uedele vertellen; Op een 321 naemiddag aen de staert vande Leuwenberg gaende wandelen (stae321 322 vast geloof) quam ick een lengte Hottentots tegen, altemael op syn322 323 Sondags opgeschickt, dat is met witte schilpjes (als wij aende toomen323 324 vande paerden doen) in haer swart smeerig haijr. De eerste vande 325 troup ging met een onbeschoften lelijcken Baviaen aen sijn laeger325 326 hand, met schilpjes gedroogde visjes en quallen behangen, en een bon-326327netje op zyn kop van oliphants staertjes aerdig te saemen gevlochten, 328 een gedroogde leeuwenstaert was sijn wandel stock, en een duijvels, 329 afgrijsselijck ongeproportioneert vuijl kael aersgat, dat men met recht 330 voor sijn lacquaij mocht gerekent hebben, wijl het hem over al, waer330 331 hij ging, achter na volgde, dat stack den hond sonder schaemte ieder331 332 reijs als ons ten trots in de lugt, dat een wonderlijck spectakel gaf,332 333 welck schouwspel t'elckens wierd geaccompagneert of gevolgt van 334 een schaterend vreugd-geschreij der voorschrevezi respective Hotten-334335tots, die dan desen sang besloten met een ootmoedige kus, soo mans335 336 als vrouwen, te geven aen dat venerable ditto aersgat. Ick wiert die336 337 potsen moe, als niet wetende wat sij seggen wilden met alle die grim-337338massen, nam derhalven de vrijpostigheijt van mijn Heer Baviaen te sa-338 | |
[p. 109] | |
339lueren en te versoecken den uijtleg. Den reu in plaets van antwoorden339 340 stond mij over schouwer en begrijnsde met sulcken picquanten grim-340341lach, die mij so heftig en boos maeckten, dat ick hem (schoon de Poë-341342ten gantsch niet goet vechtens zijn) in duel soude geroepen hebben, 343 hadde hij mijns gelijck en niet in sijn eygen land geweest. Mijn hogen343 344 toorn wat gesackt wesende, vervoegde ick mij bij den Conducteur van344 345 gemelte gemeente, en vroeg hem als vooren, de Duijvelskop antwoor-345346de mij oock als vooren, uijtgenomen dat syn lacchen, iets meer men-346347schelijcks bij sig hadde. Ick sag dat ick met gecken gebruijt was, en347 348 liep met grammer moedt door: maer niet verre van dese plaets geko-348349men sijnde, vond ick een Hottentot die veel in het casteel quam, en 350 dien volgens wat kromtongen konde, die seyde mij dat het een ge-350351boorte-vreugt was van een kint, daer dese baviaen Compater over-351352stond. Dog naderhand verstond ick uijt de Spreeuwen en Poëten der352 353 Hottentots, dat de baviaen daer self de vaer van was (dat gaet, dagt ick,353 354 in Hollant oock wel soo) Ick hiel het in het eerst secreet, maer nu mag 355 ick het met vrijer harten overschrijven, door dien sij het self publijcq355 356 in haer weeckelijcke Koedelmannische courant laeten drucken, daer356 357 over ick een spraeck-meester moet gebruijcken, ten minsten een Dic-357358tionarium om te verstaen. Het is een wonderlijcke tael, ik kan daer bij 359 nae 3 a 4 woorden pronuntieeren, maer het geschiet met het klappen359 | |
[p. 110] | |
360 en slaen van de tong als oock met klocken (als de Calckhoenen) of met360 361 syn stem uijt het hol van syn buijck op te haelen, soo dat de361 362 koeckoeck haer woorden mag op schrift setten. De honden, schaepen, 363 koeijen verstond ick ten eersten sonder tolck, want in ernst het scheel-363364de niet half so veel van de spraeck van onse honden, schaepen etcetera 365 als het Frans en het Luijcks doet. Men heeft hier een ruymen tijt besig 366 geweest om eenige silvermijnen te ontdecken, 't is oock so wyt ge-366367bragt dat men steenen heeft gevonden die silver uytleverden, doch in367 368 so kleijnen quantiteyt, dat het den arbeyt niet betaelen kost, so dat het368 369 niet wert beijvert, als voorde Compagnie niet profijtelijck. Geluckige369 370 gecken hebben geen wijsheijt van doen, ick die sonder insigt van silver370 371 te soecken uijtgae, vinde het niet in't gebergte verborgen, maer opde 372 openbaere weg. De droes dacht ick wat land is dit! ick blijf hier al mijn372 373 leven, maer hoe schoon dat sig die silver-soeckers kunst opdoet, noch373 374 bedriegt sij haer meester, hoe is dat mogelijck soude Uedele seggen? 375 Houd den beck men sal het u verclaeren. Ick hadde spanceeren ge-375376weest, naer huijs gaende komt mij een stuck silver inde oogen te 377 blincken, ick nam de moeyte van te bucken en bevond dat het de377 378 groote en de form hadde van een vaderlantse Acht en twintigh, mijn378 379 sack wiert sijn eerste gevangenhuijs. Isser nu wel iemant, die dit niet 380 voor een geluck soude neemen? Wat beurt'er? Ick bevindende, dat380 381 niemant oijt soo schoonen gepurificeerden silver hadde gevonden,381 | |
[p. 111] | |
382 schenck het aen den armen, als mijn eerste geluck: drie uyren daerna382 383 komt het ter ooren van eenige Jantjes, daer'er een van bij mij quam,383 384 seggende dat hij dat stuck gelt verloren hadde, ick gaf hem restitutie,384 385 maer doe seijde hij datter noch een enckelde schelling bij verloren385 386 was, en dat die ter syden het stuck buyten twijffel gelegen hadde, ick386 387 seyde deselve niet gesien te hebben, en won ter naeuwer nood het pro-387388ces. Dunckt u dat wij hier langer aende Caep dienen te pannekoecken388 389 Vrienden? Neen! neen! neen! neen! neen! En gij Juffrouwen neen? Al389 390 den bruij neen! ick oock soo, laet ons dan gaen. Mannen, seyde ick te-390391gen de Stuijrluijden, die mij de eerste tyding brengt van dat wij Africa391 392 uijt het gesigt geloopen zijn, dien sal ick met een pintjen brandewijn 393 beschencken, soo wel stond mij die heerlijcke Caep aen. Val aen, val 394 aen, jongens, treckt de schel, het eten staet op tafel, en het silverservies394 395 doet sijn parade. Nu is het wat anders als grutten en stockvis, nu vlie-395396gender hoenderbouten, bij sulcken meenigte als Ys-vogels in Hol-396397land. Jongens, lang Rijnschen wijn, Myn Heer, die is aen 't wercken397 398 geraeckt, lang dan Vin François: die is tegenwoordig seer goed om 399 over de salade te gebruijcken, want tusschen azijn en haer isser geen 400 onderscheijt. Beesten als gij zijt, scheert gij er de geck mee? ick 401 eijschse om te drincken, nu kom daer is niet aen gelegen, spoelt een401 402 frisschen Cristalijnen Venetiaen, en lang ons Vin de Baulne, alles moet402 | |
[p. 112] | |
403 doch georbert zijn, of het soude bederven. Daer is koopman die ver-403404maeledyde kat (ick sal se doot bruijen waer ick se kryge) geweest, die404 405 in verbolgentheijt een rat op het spoor volgde, die heeft door onver-405406sigtigheijt de laetste flesch omveer geloopen. daß dich der hagel406 407 wundt der blitz der auß der Luf fält, brengt dan ons liever weer van 408 onsen ouden franschman, dat dickwils veranderen van wijn keure ick408 409 oock niet voor goed, eens voor al, ick wil nadesen geen andere wijn 410 getapt hebben, als van deselve tot Batavia toe, schoon het een wrang 411 en moeijelijck man is, en flaeuw en kragteloos van ouderdom, siet soo 412 veel desereerde ick aen de oude vrienschap en kennis. Jongens! Myn412 413 Heer! maeckt dat'er 't avond een conijntje gebraeden met suyckerpeer-414tjes op tafel komt, en morgen middag een schotel met Cabbeljaeuw 415 of schelvis met knollen en voor het tweede gerecht een half dosijn 416 gebraden bolcken; Siet soo heerlijck (mijn tortelduijfjes) en koning-416417lyck kan men scheep commandeeren, Ick sie dat Uedele bewogen417 418 werden, maer stelt Uedele harten gerust, laet mij slechts Uedele ge-419negentheden weten, ick sal terstond in persoon (schoon daer de hal-419420ve staet van de Compagnie aenhangt) overkomen, en Uedele met een 421 schip herwaerts voeren. Hier te weten op 22 graden 16 min. en 13 en421 422 1/2 greijn, vonden wij de lengte van vliegende vissen en liegende men-423schen, de eerste bruyden ons omdat wij soo ras met ons schip niet423 424 kosten volgen, maer de tweede bruyden wij met aen de mast te binden 425 (omdat sij op een ander tijt, maer principael nu vast bij haer stuck sou-425 | |
[p. 113] | |
426den blijven) en dan met de dag van waerheyt te onderrichten. Soo ick426 427 alle vermaken die mij onderweeg zijn voorgekomen, nae haer kragt 428 kon beschrijven, ick soude wel derven wedden dat Uedele om fran-429sche of Italiaensche Comedien niet meer soud willen dencken, het 430 soude Uedele verveelen als men maer van de musycq sprack; Maer dat 431 is so onmogelijcke als dat een paerd spreecken soude, al was ick in 432 Thessalien van Faustus neven of Bisschop Tulpijns nae-zaed voortge-432433bragt, daer en boven hadde ick er meer papier toe van nooden als hier 434 de Batavische Molens in drie jaeren konnen maelen, hoe naerstig dat434 435 sij oock voortgaen. Maer kinderen a propos van voortgaen, ick kan 436 niet langer voortgaen, of ik soude Uedele moeten liegen dat Uedele so 437 wel als mij soude vreemd voorkomen; terwijl ick dit schrijve krijgt ons 438 schip een slegten bijlegger, als oock mijn pen, die alle ogenblick schier438 439 stilstaet, ten minsten struijck bij gebreck van stof, ick soecke vast gins439 440 en weder met mijn oogen, binnen en buijten scheeps boort, maer vin-441de niet als die oude twee daegelijckse Elementen water ende Lucht, 't441 442 vuyr en de aerde sien wij hier soo weijnig dat het schijnt of sij ons niet 443 aen en gaen (excepto als wij stooven gebruijcken) wilt gij er evenwel443 444 oock (om de vier elementen compleet te hebben) een beschrijvinge444 | |
[p. 114] | |
445 van eijsschen, so seg ik, dat gij Elementsche Juffrouwen zijt, en of gij445 446 de Duyvel mogt, wie souse u kaeuwen? he? Maer anders so gij dese446 447 mijn presente missive onder mijn Noutelijck pitzier gegeven, met alle447 448 venerable reverentie en Jufferlijcke demoedigheid (een saeck so raer448 449 als ijs in Oost-Indien) ontfangt, so sullen wij verblijven Aerdige, Be-450leefde, Cordiaele, Deugtsaeme, Edele, Fiere, Genereuse, Harmonieu-450451se, Industrieuse, Kloecke, Liberale, Modeste, Nobele, Orthodoxe,451 452 Panegijricque, Quintiliaense, Romeijnse, Stoicque, Triumphante,452 453 Vailjante, Waerdige, Xenocratische, Ydone, Zaelige (of de Duijvel453 454 most een straetschender werden en dit regiment tijtels in staert slaen)454 455 Juffrouwen Uedelens Active, Botte, Ceremonieuse, Domme, Eer-455456lijcke, Foeij, Geluckige, Hofaerdige, Inventive, Korsele, Lichte,456 | |
[p. 115] | |
|