Buyten gaets. Twee burleske reisbrieven
(1998)–Aernout van Overbeke– Auteursrechtelijk beschermd
Regelnummers proza verbergen
| |
[pagina 41]
| |
Geestige en vermaeckelijcke Reys-Beschryving Van Mr. Aernout van Overbeke, Naer Oost-Indien uytgevaren voor Raet van Iustitie, in den Iare 1668.Ga naar voetnoot*1Broeders, Vrienden, en Bekenden, 2OP Donderdagh, den 12. April, zijn wy des avonts buyten gaetsGa naar voetnoot2 3 geraeckt, met een goede Loots, hoe swaer schijnt het te zijn,Ga naar voetnoot3 4 om te gelooven, voor verstandige luyden, die soo wijs zijn, dat 5 sy selfs om binnen-gaets te komen, geen Lootsman van nooden heb-Ga naar voetnoot56ben; echter het is waer, ende wacht maer wat, ghy sult noch andere din-7gen hooren. Nu dan, daer meê sie ick noch boom, noch bladt meer, nochGa naar voetnoot7 8 dorp, noch huys, noch mailje-noch-Kaets-baen, en fin daer mee bruy-Ga naar voetnoot89en wy heen. Den 13. lagh ick meest te speculeren over alle wereltlijckeGa naar voetnoot9 10 saecken, en bekeeck de gantsche Kajuyt wel naeuw, even eens als dieGa naar voetnoot10 11 vrienden, die eerst in 't Rasphuys komen, de plaets wel te degen be-Ga naar voetnoot1112trachten daer sy langh huys sullen moeten houden. 13Den 14. met het lumieren van den dagh, saten wy, soo nae by Calis,Ga naar voetnoot13 14 namentlijck op 8. vadem water, dat wy sonder twijffel daer voor sou-Ga naar voetnoot1415den geseten hebben, soo wy een half quartier voort geseylt hadden, 16 wy wierpen dan het ancker, en den dagh dede onse vreese vertrecken.Ga naar voetnoot16 | |
[pagina 42]
| |
17 Hier sagh ick het eerst van mijn leven Fransche veugels, mooy bont,Ga naar voetnoot17 18 ick geloove dat het Edelluy waren, om dat sy soo vol veeren waren, als 19 een Fransche Marquis, die in den Hage vryen wil. In der daet, ick wasGa naar voetnoot19 20 niet seer bangh, om twee redenen, d'eerste was, om dat ick wel wist 21 dat een houte man niet sincken kost, en ten tweeden, het slimste souwGa naar voetnoot21 22 geweest zijn aen 't strant van Calis gedreven te werden; 't is een kustGa naar voetnoot22 23 die ick soo dickwils bevaren hebbe, dat ick des Opper-stiermans 24 plaets op het Schip, daer nae toe gaende, soude derven pretenderen.Ga naar voetnoot24 25Op den 15. dito hingh onse Onder-koopman een speel-lijntje uyt deGa naar voetnoot25 26 klucht uyt, buyten hoop van wat te vangen, alleen om het uyt de war teGa naar voetnoot26 27 doen, en in der waerheyt hy wierdt St. Pieter, en vingh menschen, wantGa naar voetnoot27 28 Jantje van Schoonhoven (die langh by Tromp voor Kajuyt-wachterGa naar voetnoot28 29 hadt gevaren) raeckte buyten Boort, en na alle vergeefsche devoirenGa naar voetnoot29 30 raeckte in 't sogh van 't Schip, daer hy dit onverhoopte lijntje greep, datGa naar voetnoot30 31 hy soo langh hielt, tot hem de sloep salveren quam, dat was oock hetGa naar voetnoot31 32 eerste, dat ick yemandt door een touw hebbe sien het leven behouden, 33 daer ick'er ter contrarie wel hondert hebbe door sien sterven.Ga naar voetnoot33 | |
[pagina 43]
| |
34Op den 16. sagen wy des avonts W.N.W 4 à 5 mijl van ons, ontrentGa naar voetnoot34 35 25. schepen, die wy meenden St. Hubes-vaerders te zijn: hier quamGa naar voetnoot35 36 den dans eerst aen den dagh, om een hanneken te meten, die onseGa naar voetnoot36 37 Schippers boter-vaetjen plomp genoegh gestoolen hadde.Ga naar voetnoot37 38Op den 17. sagen wy, nae dat wy de hoeck van Poort-landt hadden,Ga naar voetnoot38 39 N.W. van ons gepeylt, nae onse gissingh, den Admirael Allen met 5. à 6.Ga naar voetnoot39 40 kloecke schepen. Den 18. peylden wy de hoeck van Goutstart, en 'sGa naar voetnoot40 41 avondts sagen wy vier Engelschen en een Vlamingh. Wat droes schortjeGa naar voetnoot41 42 daer je neus op te trecken, en grimmassen te maecken als een oude sim-Ga naar voetnoot4243me? ick geloof datje meent, dat ick dagh voor dagh soo sal continueren 44 tot Oost-Indien toe, Zest! leest het Journael verder uyt Schipper Swart,Ga naar voetnoot44 45 of Stierman Klaes sijn Boeck, die weer nae huys toe komen, en verwachtGa naar voetnoot45 46 van my een generael Recit, want ick hebbe noch niet meer, als noch vierGa naar voetnoot46 47 dagen tijdts omme met de leste Schepen te schrijven. 48Op den 20. kregen wy Engelandts-endt, consequentelijck het ruymeGa naar voetnoot48 | |
[pagina 44]
| |
49sop van de Spaensche Zee, en met eenen ruymer gedachten, om op allesGa naar voetnoot49 50 acht te slaen; ons huysraet was sober, en de Kajuyts-gasten meest nuch-Ga naar voetnoot5051teren; de Koopman, Schipper, Onder-koopman, en Stierman, al den bruyGa naar voetnoot51 52 Geus, schoon de eerste en de leste Luyters waren. By gebreck van eenGa naar voetnoot52 53 Domine, behielpen wy ons met een Siecke-trooster, maer voor ons Ka-Ga naar voetnoot5354juyts-volck was die selfs niet noodiger als een armbos (die wy oock had-Ga naar voetnoot5455den) op een Oost-Indisch Schip; hadt men dat roestig dingh konnen ver-Ga naar voetnoot5556ruylen tegens een fraey meysken, ick weet wel welck van twee meer in-Ga naar voetnoot5657komen soude gehadt hebben. Ick segge dan, wy hadden self den Siecke-Ga naar voetnoot5758trooster wel konnen missen, want ick hebbe nu soo menigh Predicant 59 hooren preecken, maer 't zijn praetvaers, en ootjes in 't cijffer by Nep-Ga naar voetnoot5960tunus, dats een heerlick Predikant, en wat kan die man machtigh bewe-Ga naar voetnoot6061gen, dat een het hert wippersteert als een Koe, die een doorn onder deGa naar voetnoot61 62 steert is gebonden, voornamentlijck als men sijn fraeye gesten begon teGa naar voetnoot62 63 sien, dat de heele Preeckstoel dreunde, die somtijts sijn neus soo trotsGa naar voetnoot63 64 opstack, dat hy met fatsoen tegens de Dedels en Tenteniers Cousijn had-Ga naar voetnoot64 | |
[pagina 45]
| |
65de mogen seggen, en in een oogenblick soo neuseloos vertoonde, dat menGa naar voetnoot65 66 hem met reden mocht gevraeght hebben, of hy drie maenden tot den stil-Ga naar voetnoot6667swijgende d'Assigny te meesteren hadde gelegen? Doch soo yverigh alsGa naar voetnoot67 68 men leert bidden, soo hartigh kan men op sijn tijdt oock lacchen, allesGa naar voetnoot68 69 wat sich noch hart gehouden hadt, moster hier aen; waer men quam, het 70 was openbaren Oorlogh tegen Theodorus, die louter op sijn muyl kreegh,Ga naar voetnoot70 71 d'eene steende, d'ander lachte, de derde ley te kooy, &c. Maer het wasGa naar voetnoot71 72 een lust te sien, doe ick buyten quam (want ick heb aldeur vry geweest)Ga naar voetnoot72 73 die varie figure van Giacomo Callotti stampate in Venetia, ick meendeGa naar voetnoot73 74 in der daedt (soo veel kromme sincken maeckten sy) dat sy door een ver-Ga naar voetnoot7475tooningh een Chinees of Arabisch A.B.C. voor my representeerden. OGa naar voetnoot75 76 liefhebbers van de visscherye! denck nu om geen Nieuw-diep, Braesse-Ga naar voetnoot7677mermeertje, of Hooge-Veense-Vaert, of Noorda, benje wijs, komt hierGa naar voetnoot77 78 vissen, al den bruy blanck goetje, en met exellente kaeuwtjes gemest, denGa naar voetnoot78 | |
[pagina 46]
| |
79 dagelijckschen afval daer noch niet eens by gereeckent; hier liet ick voorGa naar voetnoot79 80 de eeste reys mijn membrum virile afsnijden, en nevens my wiert onsGa naar voetnoot80 81 roggen broot geraseert, als oock den eenighsten venisoen, die ma foy eenGa naar voetnoot81 82 baert hadde, trots den besten Moscovischen Ambassadeur. O vermaeck!Ga naar voetnoot82 83 O playsier! schijt in Hollant gedient te worden, hier gae ick noyt onge-Ga naar voetnoot8384wieght slapen, en soo ick groey nae proportie van mijn wiegh, soo staetGa naar voetnoot84 85 het vast, dat ick een groot man sal worden; wat is het een vreught, als 86 ghy de Son hoort sissen, alsse in de zee duyckt! wat is het een genoegen, 87 de Maen achter de Son te sien marcheeren, als Berganje met sijn knecht!Ga naar voetnoot87 88 Stinckaerts, luyaerts, ghy zijt niet waerdigh dat ick aen U.E. schrijf, maer 89 sacht, sacht, ick vergeef het U. en sal voortgaen, want ghy volght my niet, 90 by foute van beter kennis: maer laet ons soo t'eenemael van 't JournaelGa naar voetnoot90 91 niet afloopen, of het een fameus libel was, en laet ons niet vergeten, deGa naar voetnoot91 92 vrienden bekent te maecken, dat wy den 7. May sagen honderden van 93 Thonijen rontom ons Schip, die wy met harpoenen, doch sonder vrucht,Ga naar voetnoot93 94 achter heer waren, alsoo onse harpoenen alle braken van deught, Scili-Ga naar voetnoot9495cet; en op den 8. de Pico van Teneriffa, die extraordinaris ver kan gesienGa naar voetnoot95 | |
[pagina 47]
| |
96 worden, als oock 't Eylandt Gomera. Veel descriptien van gesichten enGa naar voetnoot96 97 landen te maecken buyten tijdts, is onnodigh.Ga naar voetnoot97 98Op den 9, sagen wy de eerste Zee-schildt-padt. Maer vroome Bur-Ga naar voetnoot9899gers, 't is Haeghsche Kermis, soo mijn Almanach niet en lieght; al mijnGa naar voetnoot99 100 leven ben ick immers een eerlijck man geweest; maer nu soude ickGa naar voetnoot100 101 waerachtigh wel willen in den Haegh op het schavot staen, ick meen,Ga naar voetnoot101 102 dat ick geen podegra sou hebben, om in drie stappen op des Apo-Ga naar voetnoot102103theeckers playsierige secretary te komen; in waerheyt, het scheepva-104ren verliest een beetje van sijn plaisier, alsmer soo een kermis tegen-Ga naar voetnoot104105stelt, maer al quam onse kermis wat later, wy kregen evenwel ons deel 106 daer van, die ick te sijner tijdt verhalen sal. 107Den 16. May kregen wy Boavista in 't gesicht, als oock eenige vlie-Ga naar voetnoot107108gende viskens, het geluck gaf ons hier, achter aen onse sleeplijn, een 109 halve Coor: maer het ongeluck, dat mee wat te seggen wilde hebben,Ga naar voetnoot109 110 gaf onsen Schipper sulcken drift, dat hy de vis tegen onser aller raet,Ga naar voetnoot110 111 drijvende soo in de galderye wilde halen; dat beest, pas boven waterGa naar voetnoot111 112 zijnde, toonde sulcke kracht, en geholpen werdende door zijn natuer- | |
[pagina 48]
| |
113lijcke swaerte, dat den haeck door de beek raeckte; die droefheyt die 114 daer gemaeckt wiert over dit verlies, is met geen penne te beschrijven, 115 daer wy soo nae versche kost verlangende waren, onse magen dropenGa naar voetnoot115 116 wegh van treurigheydt, en onse monden versleten dien dagh met kla-117gen. Des anderen daeghs was ons geluck vroeg op de been, want onse 118 Hoog-bootsman draeyde een Benijt een Elger in de huyt, dat hy ver-Ga naar voetnoot118119geefs met de doodt worstelde, die wiert 's middaeghs in de Cajuyt ge-Ga naar voetnoot119120schaft, soo datmen doen evidentelijck sagh, dat het oude spreeck-121woort waer is, 't welck seyt beter benijt als beklaeght. 122Op den 19 vonden wy een vliegent vischje in de rust van 't Schip ge-Ga naar voetnoot122123vlogen, dat was een heeren eten; het lichaem wierdt gestooft als een 124 Carper, ende de vleugeltjes daer maeckten wy 's avonts een carbonade 125 van, met niet weynigh sout en peper; hier begosten wy soo veel HayenGa naar voetnoot125 126 te sien ende te vangen, dat ick in mijn resolutie-boeck Fol.18. dedeGa naar voetnoot126 127 setten, Van geen Hayen meer aen te teyckenen om haere plompheydt,Ga naar voetnoot127 128 en meenighte, ende onsmaecklijckheyt, 't waer daer yets notabels 129 voorviel. Wy vongender dan een op desen dagh, die 3. à 4. Lootsman-Ga naar voetnoot129130netjes by sich hadt, die haer meester niet langer konnende helpen, hem 131 verlieten; maer de suygertjes hangen hem ordinaris tot der doodt aen:Ga naar voetnoot131 132 wy kregen daer oock een, dat aen sijn buyck soogh, het is een aerdige 133 soort van vis, daer het mede suyght is het bovenste van 't hooft, dat 134 my onnatuerlijck scheen; wy hebben oock sulcken gehadt, om sijnGa naar voetnoot134 135 bovenste of onderste te ondersoecken, dat ick geloove, dat het niet | |
[pagina 49]
| |
136 swaerder soude geweest zijn, Oost en West te vinden: wy sneden deGa naar voetnoot136 137 Hay op, daer wy een tamelijcke Visch in vonden, die weder opgesne-Ga naar voetnoot137138den, een vliegent vischje uytleverde, soo dat my dit gebruy voorGa naar voetnoot138 139 quam, als de Neurenbergse doosjes, daer'er somtijts hondert in eenGa naar voetnoot139 140 sluyten: my quam doen in den sin, des menschen ongeluckig leven, 141 daer ick wel mijn deel van heb gehadt, en nu best voel; de vliegende 142 vischjes is een aerdigh goetje, en schijnen geluckigh, om dat sy sich in 143 en uyt het water begeven; maer Messieurs tes een grand erreur, 't zijnGa naar voetnoot143 144 de ongeluckighste creaturen naest my van de werelt, komen sy in 't 145 water, daer sit haer een Hay, Thonijn, Benijt, halve Koor, &c. Id genusGa naar voetnoot145 146 alia achter 't gat, komen sy boven daer Jan van Genten, Scheervogels, 147 &c. die gantsch niet vies van haer vallen, in summa, sy zijn onder enGa naar voetnoot147 148 boven gebruyt, en altoos aen leger wal, even eens als ick in den Haegh 149 en t' Amsterdam, daer bruyden my N.N. hier O.O. op een ander P.P.Ga naar voetnoot149 150 altoos was ick Icarus, hadde ick de wijsheyt van Daedalus eens ge-Ga naar voetnoot150151hadt, de Son souw my hier niet op mijn kruyn gescheeten hebben. NuGa naar voetnoot151 152 is het soo niet, men moet den bal speelen soo alsse leyt. Als ick deseGa naar voetnoot152 153 dingen bedenck,
154Soo mijmer ick, dat my 't hooft eenige dagen te mal sit,Ga naar voetnoot154 155 Wat sal ick seggen. | |
[pagina 50]
| |
156 Multa tulit fecitque Puer sudavit & alsit.Ga naar voetnoot156 157 Ick gaê weer leggen.
158In 't eerst, als ick geseyt heb, was ick wat heet op de Hay-vanghst,Ga naar voetnoot158 159 maer meest op die kleyne Lootsmannetjes, die hen ordinaris versellen;Ga naar voetnoot159 160 de Hayen byten wonderlijck scherp; ja eens op een Sondagh in Episco-Ga naar voetnoot160161py Predicatien lesende, wiert ick schielijck geroepen, alsoo de Groot-Ga naar voetnoot161162vaêr van al de Hayen gesien was, soo dat dat onbeschofte beest my eenGa naar voetnoot162 163 suyvere helft van een brave Predicatie afbeet, Basta van Hayen.Ga naar voetnoot163 164Op den 13. sagen wy wel 40. à 50. Thonijnen, soo als wy in stilte la-165gen, al rondsom ons schip swemmen, die sich heel dickwils by 20. ge-166lijck uyt het water opwierpen. Omtrent dese tijdt trocken wy eenGa naar voetnoot166 167 rockje uyt, en hadden ons bekomst van stilte, ick geloof dat Aeolus hetGa naar voetnoot167 168 voorspel van sijn dochter gaf, die ick in een behoorlijck besteeckselGa naar voetnoot168 169 meen te beschrijven, en op mijn retour, in plaets van rouwe Diaman-Ga naar voetnoot169170ten, mede te brengen, dat sal ick noch doen ter eeren van Aeool, 171 schoon wy t'eenemael contrary van humeur zijn, want als hy stil was,Ga naar voetnoot171 172 hadt ick een geduerige krevelinge in mijn gemoet, en als hy weer blies,Ga naar voetnoot172 | |
[pagina 51]
| |
Afb. 6 De route van de Zuidpolsbroek. Kaartje getekend door Marjo van Diepen.
| |
[pagina 52]
| |
173 of hy ter jacht gingh, was mijn hert gerust.Ga naar voetnoot173 174Onse Kermis nam sijn begin, en wy vongen op den 29, d'eerste Do-175rades ofte Dolphijn, de Prins onder de Heydensche visschen, dieGa naar voetnoot175 176 verstreckte ons 's achtermiddaghs in plaets van een Hammetje, 7. of 8.Ga naar voetnoot176 177 moffen speelden 't spel van de verloore Soon, wy Officieren gingenGa naar voetnoot177 178 het (verscheyde reysen genodight of versocht zijnde) op 't half ver-Ga naar voetnoot178179deck aenschouwen, voornamentlijck om dat de verlore Soon een rol is 180 die de meeste op het Schip dickwils gespeelt hebben; wy saten, sy 181 ageerden, maer in de heele Comedie wiert niet eens bier, hasenooten,Ga naar voetnoot181 182 soete lamoenen of garnaet geroepen; maer dat soo veel ruym als deGa naar voetnoot182 183 Comedie selfs vermaeckte, was onse Hoogduytsche Corperael (wieGa naar voetnoot183 184 duyvel soude het oock anders konnen doen als dien Duytscher) die 185 het spel of geordonneert of oock gecomponeert hadt, die sat met eenGa naar voetnoot185 186 swaermoedige innocent met passementen, en een gevolde reysmantelGa naar voetnoot186 187 daer over, sijn beste kleeren quansuys op het tooneel om ordre te stel-Ga naar voetnoot187188len, waer hy van daen was weet ick niet, maer hy verklaerde sich met-189ter daet heel goet sweets te zijn, als oock wy alle.Ga naar voetnoot189 190's Anderen daeghs, drilde onse Commandeur het volck, en dat pas-Ga naar voetnoot190191seerden voor de schutterye: Daer nae besagen wy de koorde-danssers;Ga naar voetnoot191 | |
[pagina 53]
| |
192 de Son was ons in plaets van de Walach, die klom soo suyver sijnGa naar voetnoot192 193 koorde op en af, dat het meer lust was om te sien als te voelen, en dat 194 recht over ons schip henen, alles sonder stock, de goochelaers ende de 195 buytelaers waren de springers als oock de Coretten, daer wy'er eenGa naar voetnoot195 196 van vongen en terstont veroordeelden, alsoo hy een visslagh begaenGa naar voetnoot196 197 hadt, want het doode lichaem, om dat het niet uyt soude komen, wasGa naar voetnoot197 198 in sijn darmen begraven; voor de Venten die langs 't touw vliegen,Ga naar voetnoot198 199 hadden wy de vliegende vischjes by menichte, alderhande raer gedier-200te hadden wy binnen Scheepsboort, weeg, plat, ront, ja oock vliegen-Ga naar voetnoot200201de luysen, en dat de duyvel was, daer waren zwarte vliegende beesjes,Ga naar voetnoot201 202 die als sy door de kaers gemarcheert waren, sich noch voor formeele 203 Vaderlantse vloyen konden uytgeven. En gelijck alle kermissen meest 204 op een lamy uytloopen, soo gebeurden'er een notabel duël tusschenGa naar voetnoot204 205 twee van onse Varckens, (ick geloof om een simpel segswoort by denGa naar voetnoot205 206 dronk) de beschuldighde wierdt voor ons gebracht, maer schoon 'tGa naar voetnoot206 207 eene dat sijn been aen stucken was gebeeten geprovoceert was, en vol-Ga naar voetnoot207208gens dien gelijck hadde, vreesde ick dat het ongeschonden Varken 209 metter doodt soude sijn gestraft geworden: Dede derhalven, over dese 210 materie, een fine porcelijne Harangue ter hooger vergaderinge, daerGa naar voetnoot210 211 ick soo veel mede te wege bracht, dat het gequeste ontstrot wiert, al-Ga naar voetnoot211 | |
[pagina 54]
| |
212soo my niet onbekent was datmen sommige saeken somtijts nae Poli-Ga naar voetnoot212213tie, somtijts naer Rechten afdee. Wat drommel interat Reip: want hetGa naar voetnoot213 214 soude doch gestorven hebben, en op 't ander soude men lijfrenten ge-Ga naar voetnoot214215kocht hebben tegen 8 per Cento. 216Op Woensdagh, in de Kermis weecke, doodden wy twee hoende-217ren, die ons 's daeghs te vooren voor hokus bokus hadden gedient, al-Ga naar voetnoot217218soo sy haer eygen eyeren aten; lacht ghy daerom lezer, ick set het u eenGa naar voetnoot218 219 van alle om een dubbelde Ducaet. Wy verschoonden evenwel deGa naar voetnoot219 220 hoender stuyten wat, om dat zy soo wel leggen konden, sy kostenGa naar voetnoot220 221 heele dagen van 's ochtens tot des avonts leggen; om kort te sijn, sy 222 kosten daeghs meer leggen als twaelf eyeren. Yder dagh bracht sijn ey-Ga naar voetnoot222223gen vermaeck mede; Ick liet my donderdaegs scheeren, daer vondt ick 224 mijn oppasser Willem soo trouw als bot, en soo bot als hy groot is,Ga naar voetnoot224 225 met een scheermes, aen de spaenze-zeep-steenen, die nar hadde dieGa naar voetnoot225 226 ronde scheer-balletjes gesien, soo was hy besigh om al dien bruy totGa naar voetnoot226 227 scheer-balletjes te snijden, ick dacht in mijn tooren aen Hendrick vanGa naar voetnoot227 | |
[pagina 55]
| |
228 Ditmarschen, die mijn patroon, doe ick vertrock, diende, en kropteGa naar voetnoot228 229 het op: maer dat hy noch ongeschonden hadden gelaten, liet ick weer 230 fijntjes in mijn kist sluyten. Hier met sult ghy een heerlijck bancketGa naar voetnoot230 231 hebben, hier gebruyckte ick voor de eerste mael het tinne lampet, datGa naar voetnoot231 232 soo langh te pronck hadt gestaen, en door het vice-Lampet, alias de 233 pudse, verschoont was, wy kregen schoone Servetten; maer hoe mag-Ga naar voetnoot233234nificq datter opgeschaft wiert, het eeten hadt soo geen val, daer andersGa naar voetnoot234 235 meest alle dingen een val hadde, soo raeckte ons Schip aen 't slingeren, 236 niet anders als of 't een vaendel van de rederijckers op een boere ker-Ga naar voetnoot236237mis hadde geweest, ick geloove dat de Horologes door dit slingerenGa naar voetnoot237 238 admirabel correct souden gegaen hebben, evenwel daer most gegetenGa naar voetnoot238 239 sijn. Schaf op knapen, Domine doe het gebed, aller oogen, &c. bar-Ga naar voetnoot239240does op sijn wijf, die naest hem sat, so dat onse Domine in 't bidden 241 seer onstantvastigh was. Hier bevondt ick de groote voorsichtigheydtGa naar voetnoot241 242 van Iuffer van Heemert, die mijn silvere Lepel ende Commetjen alleGa naar voetnoot242 243 beyde scheef heeft gemaeckt, dat nu om dat besuckte wiewauwen welGa naar voetnoot243 | |
[pagina 56]
| |
244 te pas quam; want toen kost ick'er mijn gereetschap na setten dat'etGa naar voetnoot244 245 niet en storte; komt nu hier die geerne korsjes eet, want ons heeleGa naar voetnoot245 246 Broodt is niet als korst, en beschuyt was canaille by ons, want al denGa naar voetnoot246 247 bruy was beschuyt gheworden, en dat soo vreeslick hart, datmen 't by 248 de spijs moest eten, alsmen in Hollandt de huspot met wortelenGa naar voetnoot248 249 koockt, 't vleesch een uur in de pot voor de wortelen, soo hadt ick hier 250 yder brok een half quartier eer in mijn wammen, eer daer andere suy-Ga naar voetnoot250251vel by quam. De boter diemen, in 't Oost-Indisch Portugijsch, noemt 252 Mantege, was so sterck, dat ick'er wel een man wilde tegen geset heb-Ga naar voetnoot252253ben, ick geloof, by mijn soolen dat sy wel een Mars-zeyl alleen soudeGa naar voetnoot253 254 ingehaelt hebben; Wy tappense met een swickje hey de babey! koutGa naar voetnoot254 255 broodt en warme boter couragie hier hadden al de messen haer krachtGa naar voetnoot255 256 verloren (uytgenomen die van de bootsgesellen) want niemandt vanGa naar voetnoot256 257 ons hadt 'er een dat booter kost snijden: Soo dat 'er groote protesta-Ga naar voetnoot257258tien vielen, eer wy aen tafel geraeckten, ten minsten, eer de kost daerGa naar voetnoot258 259 op quam; teghen het beschuyt ginck defalut, om sijn noncomparitie:Ga naar voetnoot259 260 de boter beriep sich op sijn sterkte, de stockvis op sijn reuck, de ham | |
[pagina 57]
| |
261 op sijn gortigheydt, de Kaes protesteerde het hartste van allen, verkla-Ga naar voetnoot261262rende dat sy geen drie dagen in de kraem out was, en dat sy (schijt deGa naar voetnoot262 263 Gravinne van Hennenberg) meer als 100000 zielen ter werelt hadt ge-Ga naar voetnoot263264bracht; maer al te vergeefs, het was kermis en alles most vol staen, de 265 Donckersteegh tot Leyden, gheleeck by onse tafel een winckel volGa naar voetnoot265 266 Ambergrijs, France pan, en savonnettes. Hier schoot my in den sin deGa naar voetnoot266 267 historie van seecker Duyts Baronnetje, voor desen tot Leyden, of te-Ga naar voetnoot267268genwoordigh Joncker N.N. op de kneuterdijck, hoe dat die luydenGa naar voetnoot268 269 haer linten soo lang dragen, als het koleur houden mach, daer na om-Ga naar voetnoot269270keeren, ende dat niet eens, maer tot twaelf verscheyden reysen toe, enGa naar voetnoot270 271 dan weer de laest omgekeerde zijde soo lang boven setten, tot d'ande-Ga naar voetnoot271272re weer voor schoonder gekeurt zijnde, boven raeckt, en soo dickwils, 273 segh ick, als het steeck wil houden. Jae wel vrienden mutato nomineGa naar voetnoot273 274 de me fabule narratur, al dien bruy te voren verhaelt, souden wy, eenGa naar voetnoot274 | |
[pagina 58]
| |
275 maent jonger, niet hebben willen aensien, en nu, souden wy'er wel omGa naar voetnoot275 276 gevochten hebben, ten ware het ons niet beledt hadt geworden doorGa naar voetnoot276 277 een stort-regen van Hammen, Schotels, Kasen, Kandelaers, oudt-yser, 278 oudt koper, oudt loodt, soo confuys onder een, als desen brief self is,Ga naar voetnoot278 279 elck was Rentemeester d'Espargnes, en viste op sijn getey: Ick ben vanGa naar voetnoot279 280 meeninge dat'er in die confusie, oock wel goet gegrabbelt is, dat ickGa naar voetnoot280 281 liever tusschen mijn laeckens als tusschen mijn dubbelde boteram 282 soude geleght hebben, soo vreesselijck alsser toegetast wiert: maer,
Dat men nu eens van drincken spraeck’Ga naar voetnoot283
Was dat een soo vreemden saeck.
285Schoon dat onse glasen niet stil en stonden, het mocht oock nietGa naar voetnoot285 286 zijn, want al onse Scheeps-affairen wierden met glasen verricht. O gyGa naar voetnoot286 287 Heeren en Vrienden! die nu de vruchten van Ments, en de dochtersGa naar voetnoot287 288 van Bacheragh voor haren mont en naers kust, hoe kunt ghy vrolijckGa naar voetnoot288 289 zijn, daer Noutius op dat dorstige soute water van dorst verstickt.Ga naar voetnoot289 | |
[pagina 59]
| |
290[regelnummer]
Och die nu tot Turnhout of Germain sit’Ga naar voetnoot290
Tot Burgje of Romeyn kit.Ga naar voetnoot291
Foelices quibus ista licent! ne stortite quaeso;Ga naar voetnoot292
Bibere me miserum quod non mihi jam licet illic
Fortunaque loci laedor!Ga naar voetnoot294
295Want mijn hert is immers soo goet als het uwe, (anders soudt ghy geenGa naar voetnoot295 296 kennis met my gehouden hebben) en mijn dorst grooter, waerom 297 mach ick'er dan niet by zijn:
Och noch eens, houd uw' glas en muyl recht, en vrien-
den stort niet,Ga naar voetnoot299
300[regelnummer]
Want ick sweer u, die met een scheven beck drinckt,Ga naar voetnoot300
dat die te kort schiet.Ga naar voetnoot301
Dat loopt dan by de kraegh neer’Ga naar voetnoot302
En doet de keel en maegh seer.Ga naar voetnoot303
304Het eerste en eenighste glas wierdt my eerst gepresenteert, daer was 305 sterck water in, want om de kracht van soo een glas vol water teGa naar voetnoot305 306 breecken, hadden wy wel een kan vol wijn van nooden; ick schreeuw-Ga naar voetnoot306307de nergens meer om, als om een grooter glas, maer 't scheen, dat dien | |
[pagina 60]
| |
308 ouden haet tusschen my, en de pints roemers, noch continueerde, al-Ga naar voetnoot308309soo'er geen my op mijn reyse heeft durven volgen; mijn blasen heeftGa naar voetnoot309 310 immers altoos de halve pinten en drielingen verschoont, evenwel wa-Ga naar voetnoot310311ren'er geen op 't Schip te vinden. De Mom verstreckte ons voor VinGa naar voetnoot311 312 del monte Alcino, die Pompeus geschoncken wierdt in een tinne bo-Ga naar voetnoot312313cael, soo gebocht en gebult als die beeckers ordinaris zijn, daer de kin-Ga naar voetnoot313314deren de Pinxter-bloem mede gaen singen. Des namiddaeghs om den 315 tijdt te verdrijven, ende de Kermis ten vollen te vieren, speelden wy 316 een lanterluetjen, vijf duytjes in, terwijl dede een glaesje BrandewijnGa naar voetnoot316 317 de ronde, om die harde spijs in de maegh wat te weecken: soo liep de 318 tijdt al deur. De Son haelden sijn hoofdjen onder, en de keerssenGa naar voetnoot318 319 quamen op, wy begosten weer te vlammen op nieuwe Klock-spijsGa naar voetnoot319 320 (alsoo wy noyt en aten sonder het geluy der klocken) hier kregen wyGa naar voetnoot320 321 tot pottagie een schotel grutten met varckens reusel en Corenten ge-Ga naar voetnoot321322koockt; twee Metworsten half gedistileert, wierden op een houte Tel-Ga naar voetnoot322 | |
[pagina 61]
| |
323joor binnen gebracht, als zijnde een present van onse Schipper; ick die 324 de minste niet wilde wesen, liet mijn Oxhoofden met Ansjovis op-Ga naar voetnoot324325slaen, die soo vreeslick stoncken, dat ick wel wenschte om dat lieflicke 326 ruykballetje dat Adriaen Rosa te Rijswijck vondt: wy sochten dan deGa naar voetnoot326 327 beste uyt, en resolveerden met gemeene stemmen omse na desen voorGa naar voetnoot327 328 sulcken eysselijcken lucht te bevrijden, en al den bruy tot stront teGa naar voetnoot328 329 malen; de Cajuyt-wachters kregen last om eenige schoon te maken,Ga naar voetnoot329 330 dat sy oock deden, maer 't waren de tonnetjes selfs, die de hoere kin-Ga naar voetnoot330331deren schoon maeckten, alsoo dat mijn ses Oxhoofen geen drie goede 332 schotels vol kosten uytleveren. 'k Heb voor desen menigmael met denGa naar voetnoot332 333 Heer Liebergen en andere sich des verstaende, van verscheyde spijsenGa naar voetnoot333 334 gesproken, als van Oesters, Haenekammen, Eyeren, gele Kalfs-voe-335ten, Ramssperen, Zweserick, en diergelijcke quae faciunt ad coitumGa naar voetnoot335 336 (Zum trunck) hoe dat de natuur die soo voetsamen kracht heeft gege-337ven. Maer komt nu botmuylen van Doctoren, weetnieten van Apo-Ga naar voetnoot337338teeckers en brodders van Chirurgijns, en leert, datter voor een Oost-Ga naar voetnoot338339Indisch-vaerder niet heerlijcker is mede te nemen, als dien exellenten 340 voetsamen Ansjovis, want daer wy in Hollandt met geen ses schotelenGa naar voetnoot340 | |
[pagina 62]
| |
341 souden toegekomen hebben, daer hebben wy nu aen een halve (niet 342 schotel) maer Ansjovis genoegh. Achter dese kost quam een trou pa-Ga naar voetnoot342343ter-stuck, dat men voor magneet-steen of liever voor een EngelscheGa naar voetnoot343 344 messe-koocker zoude aengesien hebben, want het soo ras zijn beenen 345 niet op Tafel geset hadde, of men sag'er een quantiteyt van messen enGa naar voetnoot345 346 forketten tot het silvere bantje toe, in steken; en schoon wy onsenGa naar voetnoot346 347 moet daer braef aen koelden, soo raeckte de geroockte tong niet vry,Ga naar voetnoot347 348 daer elck een het zijne van maeckte te krijgen, uytgenomen onsen Op-Ga naar voetnoot348349per-Chirurgijn, die een Hoogduytscher was, die daer van weygerde te 350 proeven, om dat de schelmen hem gezworen hadden, dat die selfde 351 tongh meer als hondert mael de Koe haer naers hadde gelickt. TotGa naar voetnoot351 352 bancquet maeckten wy een Boere pols van bruyne beschuyt, Brande-Ga naar voetnoot352353wijn en Mom, een drommels kosje! ende daer mede wierdt dese mael-Ga naar voetnoot353354tijdt beslooten. Terwijl dat de Heeren sich verlustigden binnen de Ca-355juyt, soo wiert'er onder Nereus kinderen niet mis gedobbelt, eenigGa naar voetnoot355 356 Scheeps-bier staende op 't poinct van te verzuyren, wiert aen matroosGa naar voetnoot356 357 ten besten gegeven, doch met ordre: Ick gingh voor eens sien, enGa naar voetnoot357 358 vondt een sware flapkan met een yzeren kettingh aen de mast vastGa naar voetnoot358 359 gekloncken, en vroeg aen de Bottelier wiens hont dat'et was die daerGa naar voetnoot359 | |
[pagina 63]
| |
360 vast lagh, en of hy zo boos van aert was dat zy hem niet dorsten los la-361ten? Hy gaf my tot antwoort, dat hy daer soo vast lagh om deselve re-362denen, als de Juffers in het Spin-huys sitten, dat sy hem niet los ver-Ga naar voetnoot362363trouwden, niet om zijne quaetaerdigheydt, maer om dat hy allemans 364 vrient was, en hy geslooten wiert gehouden, om dat hem geen ma-Ga naar voetnoot364365troos zoude apprivoiseren. Jan hagel gingh dan stuck voor stuck, enGa naar voetnoot365 366 vatte het beesje elck eens by 't oor, dat dan datelyk zyn Backhuys opGa naar voetnoot366 367 dee, en haer begromde baert quam licken, dat haer groote vreugt dedeGa naar voetnoot367 368 bedrijven, en op haer manier kermis houden, soo dat sy (als ick flusGa naar voetnoot368 369 met recht zeyde) niet mis en dobbelden, want doe het spel hoogerGa naar voetnoot369 370 quam, was de minste treck een tandestoocker of een mes; wy dan, omGa naar voetnoot370 371 datse by avondt niet soude geplondert werden van hare getrockeneGa naar voetnoot371 372 prijsen, bewaerden haer die nacht, en lieten den buyt (als men op lote-Ga naar voetnoot372373ryen gewent is) des anderen daegs omtrommelen, de TrommelstockGa naar voetnoot373 374 was een dagg', en matroosjes billen de Trommel, dit was het slot vanGa naar voetnoot374 375 den eersten dagh van de Kermis. 376Op Woensdagh den 30. was ick gedwongen een leermeester te ne-377men om my te leeren ontbijten, daer ick groot spel mede hadde: IckGa naar voetnoot377 378 besocht het voor de eerste mael met mijn vingers, die ick in't zout wa-Ga naar voetnoot378379ter gewasschen hadde, en casueel in den azijn, daer ick mijn mondtGa naar voetnoot379 380 mede spoelde gedoopt, bloedt dat smaeckte! trots de beste zult, hetGa naar voetnoot380 | |
[pagina 64]
| |
381 was trouwens oock het eenighste vers vleesch dat in 't Schip te vindenGa naar voetnoot381 382 was; van alderhande zoute kost hadden wy anders ruymte genoegh,Ga naar voetnoot382 383 uytgenomen van die gepeeckelde Varckens oortjens (trara, trarara)Ga naar voetnoot383 384 daer Joncker Jan somtijds sijn vingers in steeckt; en wat de vocht be-Ga naar voetnoot384385langht, ick moet bekennen, dat wy alle dagen versch zee-water had-386den; terwijl wy aen den ontbijt saten, quam ons de Opper-stuerman 387 aen-dienen, dat hy een groote fluyt in 't gesicht kreegh, de meeste partGa naar voetnoot387 388 kreegh dorst van dit woort; maer ick dacht, dat het Musikanten wa-389ren, die ons een deuntje wilden vereeren; doch van speelen enGa naar voetnoot389 390 drincken viel niet, alsoo de fluyt voorby marcheerde, het soude oockGa naar voetnoot390 391 een onmenschelick suypen, of afgrijselijck speelen gegeven hebben, 392 alsoo het een Basfluyt was, van wel 500. Lasten groot, die Mr. JordaenGa naar voetnoot392 393 met al sijn Discipelen niet soude hebben konnen stoppen. UE. moe-Ga naar voetnoot393394ten weten dat sy hier maer 5. graden van de linie waren, daer het dap-Ga naar voetnoot394395per warm begon te worden, en om de groote stilte schrickelijck te 396 slingeren, ick gingh mijn goetje eens opslaen, om wat lucht te geven,Ga naar voetnoot396 397 mijn Hammen en tongen wierden op 't half verdeck opgehangen, overGa naar voetnoot397 398 de helft most een strijckade hebben van peper en zout, om van sijnGa naar voetnoot398 | |
[pagina 65]
| |
399 quale genesen te worden: de Kaes quam mede te voorschijn, waer vanGa naar voetnoot399 400 d'eene de water-sucht, de andere de koorts, de derde 't eeuwige leven 401 hadde, die my aldus in mijn onderkleeren hadde sien sitten met eenGa naar voetnoot401 402 witte gesteeckte muts op, soude gemeent hebben dat hy niet ver vanGa naar voetnoot402 403 het achter om hadde geweest, het was een kraem die my wonder welGa naar voetnoot403 404 aenstont, uytgenomen datse wat periculeus, niet van vyer en watersGa naar voetnoot404 405 noodt, maer van die baetsoeckende kapers, die ons tot Oost-IndienGa naar voetnoot405 406 toe, by bleven: want maer eens nae achteren gaende, om mijn ochtentGa naar voetnoot406 407 gebedt te doen, hadt ick schier (als die van Praegh, de Stadt met bid-Ga naar voetnoot407408den verlooren) een goede portion Hammen quyt geweest, maer onse 409 Stuyrman (dat sijn rechter-handt soo langh hy leeft, eens ter weeck 410 een warme Ham mach ontginnen) nam sijn Scheeps-pistool volGa naar voetnoot410 411 knoopen gevlochten, en leyde het Jan hagel over die diefachtigeGa naar voetnoot411 412 kneuckels, dat sy mijn Verckens-vleesch lieten hangen om het hare teGa naar voetnoot412 413 bergen: ick quam op dit gerucht self de kraem waer nemen, en ver-Ga naar voetnoot413414bondt de gequetste, sneet de ingekanckerde, opende de watersuchtige,Ga naar voetnoot414 415 reynighde de gortige, cauteriseerende die 't vyer hadden. O 't is sooGa naar voetnoot415 | |
[pagina 66]
| |
416 playsierigh! alsmen sijn goetje soo gestelt vint, en datmen op sulck fat-Ga naar voetnoot416417soen dagh-werck krijght; ick sagh'er oock soo vriendelijck uyt, of ickGa naar voetnoot417 418 den heelen dagh Luytersche Psalmen hadt te koop gehadt, maer of ick 419 bangh sagh of niet, het Schip vergat daerom sijn slingeren niet, soo datGa naar voetnoot419 420 ick tweemael beneden quam, eer ick eens beneden was, echter men 421 moest het lijf daer na setten. Dan marcheerde ick eens (om 't staendeGa naar voetnoot421 422 te houden) als sijn dickheyt Ravesteyn, of ick met een marsch om liep,Ga naar voetnoot422 423 dan met de naers achter uyt, of ick een korf met glasen te koop bracht,Ga naar voetnoot423 424 als Paret; in somma, het diende wel alles vast gebonden wat'er was, ickGa naar voetnoot424 425 dorst des avondts geen Kaersen op tafel setten, maer wy maeckten een 426 Lamp of twee boven aen de balcken vast, soo dat het seer wel geleeck 427 naer die schildery, waer in die maeltijdt van Beltzazar uytgebeeltGa naar voetnoot427 428 wert. De eerste storm, vongh ick aen het hooge Endt sittende, op mijnGa naar voetnoot428 429 kraegh, dat was so een golp van twee backen pruymen met lang sop,Ga naar voetnoot429 430 ses Tailloren, vier Lepels, en drie Messen, dat altemael t'evens op mijnGa naar voetnoot430 431 ribben sacken quam, een swaer stuck ghesprenght Vleesch, dat by on-Ga naar voetnoot431 | |
[pagina 67]
| |
432geluck ter zyden afschoot, stiet onse Schipper soo vreeselijck op het 433 wambais, dat'er de beenen in bleven steecken: Ja hier liepen tweeGa naar voetnoot433 434 hoender poten van tafel sonder lichaem of hooft, 't zijn wonderlijcke 435 dingen! Ick heb meenighmael gelijckenissen hooren maecken tus-436schen het Rasp-huys en een Oost-Indische Reys, maer hier dacht myGa naar voetnoot436 437 wasser geen onderscheyt in, alsoo Plautus in sijn Asinaria, om hetGa naar voetnoot437 438 Tuchthuys te beschrijven, kortelijck seyt, Vbi vivos homines mortuiGa naar voetnoot438 439 incursant Boves, en dat geschiede hier oock, Sed valeat S. Raspinus, isGa naar voetnoot439 440 het Schip een Rasphuys, ick ben daer ten minsten Vaer af, en eyschteGa naar voetnoot440 441 op die authoriteyt een ancker of twee, onse Stuerman swoer my datGa naar voetnoot441 442 het daer te diep, en de zee soo ongrondelick was, als het hart van dienGa naar voetnoot442 443 geaffecteerden Complimenteur N.N. was; maer ick steurde my wey-Ga naar voetnoot443444nigh daer aen, en visiteerde met den botteliers twee schoone anckers,Ga naar voetnoot444 445 daer wy (och lacy!) tegen onsen danck gront vonden, en deselve eenGa naar voetnoot445 446 half uur daer na buyten boort smeten, doch sy hielden niet, het slin-447gerde daer op aen, ja oock soo, dat ick somtijdts met mijn glas in mijnGa naar voetnoot447 448 handt sat als een Tantalus die'er noyt een droppel van te bedt hadt,Ga naar voetnoot448 449 somtijts was 't weer of ick een heele Zee van wijn t'evens in mijn lijf 450 kreegh. Hier dacht ick hoe het met de wereltse dingen gaet, dat den 451 eenen van het eene broodt tot het ander niet kan raecken, al lagh het | |
[pagina 68]
| |
452 maer een duym breet verder, als hy rijcken kon, en den anderenGa naar voetnoot452 453 schoon hy maer stil sit, werdt het van de fortuyn gekaut, en in deGa naar voetnoot453 454 mont gegooyt, en ick geloof, dat in gevalle hy niet gapen en wilde, datGa naar voetnoot454 455 zy zyn mont zoude opbreecken, en duwen het 'er met gewelt in. 456Op den 31 Mey quamen wy soo nae aen de Son, dat hy boven ons 457 Schip in de ronde begon te loopen als Benschops tuymelaertjen, jaeGa naar voetnoot457 458 wy waren hem dickwils soo nae, dat ick de braem-stenghen liet in-Ga naar voetnoot458459haelen, uyt vrees dat wy hem een oogh zouden uytgesteecken hebben,Ga naar voetnoot459 460 als oock dat die hooghe toetaeckelingh op onse Schepen my niet aenGa naar voetnoot460 461 en staet, geloofje my niet? ick sal 't met de oude schryvers bewijsen,Ga naar voetnoot461 462 dat onse Voorouders (dat oock geen gecken waren) noyt met sulcke 463 schepen, en half soo hoog toegetaeckelt in Zee zyn geweest? doch hier 464 van onderrechte my de Stierman, seggende dat over drie à vier hon-Ga naar voetnoot464465dert jaren de windt noyt hooger woey als drie of vier mans hoogte, en 466 dat daerom de hoger seylen onnoodigh waren. Laet ons die dispuitenGa naar voetnoot466 467 laten varen, en middelen beramen om de linie gevoeghlijck te snijden:Ga naar voetnoot467 468 Den eenen sloegh voor, datmen wachten moest tot de windt scherpte,Ga naar voetnoot468 469 een ander quam met de Globen voor den dagh, en wilde bewijsen, dat 470 men de linie ter syden kost omvaren, een derde meende, dat de linie 471 by nacht onder ons was, en dat wy daer best in 't duyster souden over 472 heen seylen, in summa elck seyde 't syne daer af; maer ick, in die die-Ga naar voetnoot472473pe disputen niet willende treden, gaf ordre datmen soo ver recht uyt 474 sou seylen als 't mogelijck was, en dat ‘er booven in elcke mast een sol- | |
[pagina 69]
| |
475daet soude sitten met een scherp sweert, om als 't haperde een graetGa naar voetnoot475 476 drie of vier uyt de linie weg te kappen, om door die bres nae de Zuyt-477pool te raecken, die daer na dat gat in de linie wilde gestopt hebben,Ga naar voetnoot477 478 mochten 'er selver voor sorgen; desen raet wiert geapprobeert, maerGa naar voetnoot478 479 het leet wat langh, eer wy tot 't effect quamen om die ongewooneGa naar voetnoot479 480 groote stilte. Ick geloof niet, dat wy daeghs een pekelharinghs graetGa naar voetnoot480 481 vertierden, daer by de Canarische Eylanden niet dan Walvisch gradenGa naar voetnoot481 482 rekende. Ick beken 't dat het hier heet wiert? een sack Rasijnen, die ick 483 hadt mede genomen, droop tappelinghs wech, mijn schoenen ver-Ga naar voetnoot483484smolten, soo dat ick 'er sulcken fatsoen van kon maken als ick wouw,Ga naar voetnoot484 485 hadt ick maer formen gehad; ja ick geloof, dat mijn gelt, by aldien ickGa naar voetnoot485 486 het gehadt hadt, mijn beurs tot een smelt-kroes soude gemaeckt heb-487ben, daerom is 't een geluckigh ongeluck van meest al de Oost-In-488disch-vaerders datse meest onbeladen daer nae toe gaen, van geldt wel 489 te weten, maer niet van luysen, want die bloet-vrienden hebbe ick hierGa naar voetnoot489 490 in alles getrouwe mackers bevonden, en terwijl het soo stil was, dans-491ten die boeren met ses beenen op mijn hooft en lijf dat 'et my niet lan-Ga naar voetnoot491492ger stont te verdragen.
In Luysitanos jam pectine dextra saevitGa naar voetnoot493
Et seris annis ulciscor fata Philippi
| |
[pagina 70]
| |
495Soo dat de vermaecklijckheyt van de jacht, de stilte wat deê verset-496ten, maer niet vergeeten. Op een tijdt een wint gevat hebbende, trockGa naar voetnoot496 497 datelijck nae 't mars zeyl toe, en zetten al by wat ick hadde, ick 498 wenschte wel duysentmal om de belofte (schoonse my in HollantGa naar voetnoot498 499 Godt beter niet zijn te pas gekomen) van N.N. alsoo ickse voor wint 500 in de zeylen sou gebruyckt hebben. Och kinderen dit wil een be-501naeuwde nacht worden: Willem legh datelijck vier deekens onderGa naar voetnoot501 502 mijn, want soo vier deeckens in acht uuren boven verwarmen in denGa naar voetnoot502 503 derden graet, soo moeten nootsaeckelijck vier deeckens in acht uuren 504 onder verkoelen in den selven graet; 't is hier geen warm, geen heet, 505 maer gloeyent weer; ja selfs te benaut om by Mary of Margriet te bedtGa naar voetnoot505 506 te gaen, met verlof het ingewant verdroogt inje darmen, en dan kack-507je Mummies van stront, daeghs kost het noch gaen, dan socht ick deGa naar voetnoot507 508 schaduwe achter op onse galdery, en wiert een St. Franciscus die deGa naar voetnoot508 509 visschen voor stont en preeckte, van herten bedroeft, dat ick niet ee-510nige Cabbeljauw, Schelvis of Scholzaet hadt mee genomen om daer teGa naar voetnoot510 511 planten voor de Haeghsche kinderen, die my staen te volgen; wel is 'tGa naar voetnoot511 512 waer dat het hier een gesont klimaet is, en dat ick hier bevrijt sit vanGa naar voetnoot512 513 Och! Och! den Koninck tot Bazan, en van Lamy, den broeder vanGa naar voetnoot513 | |
[pagina 71]
| |
514 Goliath en van Eylacy, de dochter van Commertje, maer evenwel is 'tGa naar voetnoot514 515 geen volmaeckte vreught, want het eeten is hier nergens na soo goetGa naar voetnoot515 516 als in Hollandt; doe de Erreten hier op tafel quamen, verklaer ick dat-Ga naar voetnoot516517se soo heet waren, dat ick mijn baert daer aen senghde, en mijn tonghGa naar voetnoot517 518 aen brande, de keersen quamen noyt op tafel sonder eerbiedige reve-Ga naar voetnoot518519rentie, sommige negen als welgemanierde Dochters, andere lieten 'tGa naar voetnoot519 520 hooft hangen als Capucyners, ja sommige droopen wegh als dievenGa naar voetnoot520 521 van de galgh; mijn schoone tronie daer ick meest voor bekommertGa naar voetnoot521 522 was, hoe ick hem mocht preserveren, begonder uyt te sien als vleys,Ga naar voetnoot522 523 dat in den oven geset was, en mijn kootneusje als een Karbonckel; inGa naar voetnoot523 524 dese hitte wiert veel Zee-water gebruyckt, om handen en aengesicht 525 door die koelte te ververschen, maer wy waren soo rechtveerdigh, datGa naar voetnoot525 526 wy Neptunus wel ruym eens soo veel aen sweet wederom gaven; be-Ga naar voetnoot526527halven dat wy 's nachts niet wel kosten slapen, maeckte Fidelletje, 528 onse Schippers hondt, in de honde-wacht sulcken vreeselijcken ge-Ga naar voetnoot528529bruy, dat man en maeght in de wapenen quam, 't schijnt dat het beestGa naar voetnoot529 530 met 'et ondergaan van de Son zich te rusten hadde begeven, en met 531 sijn gat aen 't peck vast gebacken was, dat hem vreeselijck dede 532 jancken, tot dat hy met warm water weer afgespoelt was. Eyndelijck, 533 om uyt dit jammerlijck verhael eens te scheyden, soo quamen op den 534 11. Juny, zijnde Maendagh, de windt O.Z.O. de Stierluyden binnen,Ga naar voetnoot534 | |
[pagina 72]
| |
535 en seyden dat onse bekomen breete was 0 graden 43 minuten Noorde-Ga naar voetnoot535536lijck, en dat'er kans was dien nacht de linie te passeeren om deGa naar voetnoot536 537 schoone koelte die wy hadden, jae dat meer was, onse Opperstierman 538 verseeckerde ons, dat hy de linie niet alleen verscheyde reysen inGa naar voetnoot538 539 kalmte, maer oock selfs tegen de windt was gepasseert; wy gaven danGa naar voetnoot539 540 yder last om op te passen, maer onse twee Corporaels, ('t schynt datGa naar voetnoot540 541 getrouwde luy wat ernstiger syn om een stuyvertje te winnen, en datGa naar voetnoot541 542 haer gierige wyven haer geanimeert hebben om voor andere op te pas-Ga naar voetnoot542543sen) brachten ons de eerste tydinge dat wy besuyden waren, ja swoe-Ga naar voetnoot543544ren dat zy de linie gesien hadden, als men haer nae de kleur vraegden 545 kregen wy tot antwoort, datse was groen, swart, root, blaeuw, soo dat 546 ick op sulcke losse verklaringe geen verder examen en dee, oordeelen-Ga naar voetnoot546547de dat die luyden snee blint moesten geweest zijn, en my vernoegendeGa naar voetnoot547 548 de Son (voor de eerstemael van mijn leven) aen de Zuyt-zijde te be-549groeten; 't is wonder Mr. Butler hadt my gepropheteert dat mijn VioolGa naar voetnoot549 550 onder de linie bersten soude, het geschiede oock soo, want hy hingh 551 altoos voor mijn bedt, daer ick 's avondts met een slinger, dryvendeGa naar voetnoot551 552 uytgeworpen wierdt, ick uyt mijn slaep schietende, vatte wat ick krij-553gen kost om niet te vallen, ende het ongeluck wilde dat ick de Viool 554 juyst greep, die met spijcker met al gewilligh volghde, en lelijck in deGa naar voetnoot554 555 pleyster raeckte door dese onverwachte val. Hier begosten wy weer 556 dapper wech te spoeyen, en Boreas hadt zijn koonen gespannen alsGa naar voetnoot556 | |
[pagina 73]
| |
557 een lulle-sack, ick was curieus hem eens te vragen na de oorsaeck vanGa naar voetnoot557 558 soo lange stilte, daer hy my reden van gaf, onder conditie, dat ick hem 559 een liedt soude dichten ter eeren van zijn ίὶ, seggende, dat AeolusGa naar voetnoot559 560 de Bruyloft hadt gegeven van een sijner dochters, en dat de winden 561 soo langh oorlof gehadt hadden, dat nu 't versuym verbetert zou wor-Ga naar voetnoot561562den, als oock geschiede, want dan blies hy eensjes stilo recitativo, sooGa naar voetnoot562 563 veertien dagen achter malkanderen, dan was hy weer wat meer gema-564tigt, en neurde of hy Psalmen songh; dan was hy weer heel aen 't wil-Ga naar voetnoot564565den, en sprongh van 't een op 't ander, of hy een Engelsche jigge ge-Ga naar voetnoot565566quinckeleert hadt, dan hieldt hy weer heel zijn backhuys toe, dat wyGa naar voetnoot566 567 bly waren, als wy maer drie vier porcussen in een etmael mochtenGa naar voetnoot567 568 hebben, daer hy niet te gierigh mee was, als hy 's daegs te vooren ge-569droncken hadt, maer het haperde, als wy op de hooghte van AbroholsGa naar voetnoot569 570 quamen, doe vernam ick dat Aeolus een oprecht Catholijck was, alsooGa naar voetnoot570 571 hy in de tijdt van veertien dagen, wel tien Vier-dagen hadt, dat de BockGa naar voetnoot571 572 sich niet eens repte, en ick vreesde, datse hem met een spel een gat inGa naar voetnoot572 573 zijn blaes gesteecken hadden, en datter van zijn leven geen windt weerGa naar voetnoot573 574 soude komen, dat in 't kort contrarie bleeck, want hy quam met sul-Ga naar voetnoot574575ken verwoetheyt tegen ons aen, dat wy om de seeckerheydt tegen datGa naar voetnoot575 | |
[pagina 74]
| |
576 geswollen back-huys onse hinderste keerden, en hem in 't oude gatGa naar voetnoot576 577 lieten blasen, doen hy dat sagh, wierdt hy soo ontsteecken, dat hy onsGa naar voetnoot577 578 weer vlack voor de neus quam, daer wy niet rouwigh om waren, 't was 579 maer om 't wenden te doen, dat in dese tijden soo dickmaels beurden, 580 dat ick mijn Oost, West, Zuyden en Noorden quijdt was, soo my 't 581 compas niet anders hadt onderwesen, dan was de Son voor, dan ach-582ter, somtijts bescheense heele dagen onse Cajuyt, door dat geduerigh 583 drayen, dat men niet anders soude gemeent hebben, of wy beleefden 584 de tijden van Hiskias, en dat de Son stil stondt; eyndelijck begostenGa naar voetnoot584 585 wy weer wat cours te setten, en gingen door dat het roockte, dickwils 586 soo snel, dat sommige maets eenigh goet in 't Galjoen in zee lieten val-Ga naar voetnoot586587len, dat al achter uyt was, eer 't beneden quam, jae ick heb dickwils uytGa naar voetnoot587 588 curieusheydt een stuck van een Toebacx-pijp genomen; en die buytenGa naar voetnoot588 589 de Cajuyt gesmackt, men zoude geen thien getelt hebben, of zy was al 590 buyten 't gesicht, en dickwils ter contrarie gingen wy in een uur geenGa naar voetnoot590 591 musquetschoot voort, schoon wy de windt van achteren hadden, omGa naar voetnoot591 592 dese streeck hadden wy geduerigh variable winden, dan reeden wy op 593 schaetsen, dan kroopen wy als Schildtpadden, en ick kan onsen voort-594ganck nergens beter by vergelijcken, als by een kous die ymandt sal 595 aenpassen, dan klemt hy wat aen de hiel, dan schiet het weer wat aen,Ga naar voetnoot595 596 dan trecktmen dat men sweet, en fin men rust nietvoor m'er in is, metGa naar voetnoot596 597 ons gingh het oock alsoo, ick keeck ontrent 299 mael 's daegs nae 't 598 Compas, bloet vol gansen, het scheelt soo veel welck schreefje datGa naar voetnoot598 599 voor staet? soo ghy lieden, mijn Heeren, aen Landt soo dickwils naeGa naar voetnoot599 | |
[pagina 75]
| |
600 uw' Compassen siet, daer ghy nae zeylt, als ick nae het onse, hier opGa naar voetnoot600 601 Zee, soo sijt ghy blindt, ten minsten brillemans tegen dat ick weer-Ga naar voetnoot601602kom, maer al dat kijcken en herkijcken kost niet baten, want het is met 603 geen gewelt te doen, soo dat ick oock liet drijven wat drijven wouw.Ga naar voetnoot603 604 Hier kregen wy een excessive heeten en stillen dagh of twee, ick wasGa naar voetnoot604 605 schier te luy om te leggen, jae selfs om te dencken, evenwel de tydtGa naar voetnoot605 606 moest doorgebracht sijn, ick gingh mijn dukaetjes (ontrent half soo 607 sterck als de gemeente op ter Hey 10 à 20 mael overtellen, doch datGa naar voetnoot607 608 playsier hadt ras gedaen, oock roocken al wat na Tabacq daer sy naestGa naar voetnoot608 609 gelogeert waren, dat my soo gram maeckte, dat ick in mijn toornGa naar voetnoot609 610 swoer, dat soo mijn ducaten nu na Tabacq stoncken, ick mijn Tabacq 611 oock nae ducaten soude doen stincken: voor de rest overdacht ick 612 d'ongelijcke uytdeylinge van 't geluck, als by exempel, nu vaer ick naGa naar voetnoot612 613 Oost-Indien, en onderwegen suyp ick gul water in mijn darm, om deGa naar voetnoot613 614 waerheyt te seggen, ick heb'er niet veel smaecks in; waerom gaet Lim-Ga naar voetnoot614615burgh niet in mijn plaets, die is het sijn beste dranck? het hert keert myGa naar voetnoot615 616 om als ick tousjours, tousjours, die graeuwe (of liever muysvale) erre-Ga naar voetnoot616617ten sie op tafel compareren, en Monfrere Johannes souder een bruy-Ga naar voetnoot617618loft om ontseggen, waerom blijft hy t'huys? wy zijn tot walgens toeGa naar voetnoot618 | |
[pagina 76]
| |
619 versien van excellente stock-vis en rotte kaes, (trots de verrotte kous-Ga naar voetnoot619620sen van Huygh den Beer tot Voorburgh) immers moet van LeeuwenGa naar voetnoot620 621 bekennen, dat hem drie uuren gaens niet soude verdrieten, om aen 622 dien edelen Nardus te geraecken, en soo een man blijft achter sijn wijfsGa naar voetnoot622 623 billen leggen in den luyen Haegh; wil men hier 's namiddaeghs 624 vreught rapen, de Viool is met een snap gestelt, de snaren klincken alsGa naar voetnoot624 625 een ochtent scheet van de bekende Weeuwenaer, (wel te weten als hyGa naar voetnoot625 626 sijn kop op een houte tafel leyt.) Ick hebbe wel hondert mael den HeerGa naar voetnoot626 627 Fagel hier gewenscht, om die schoone resonantie aen sijn Viool mede 628 te deelen; maer wat is het, als de luy niet willen geraden zijn, en metGa naar voetnoot628 629 gewelt kan ickser niet trecken; ick verseecker UL. vrienden niettemin,Ga naar voetnoot629 630 dat het wat anders is hier in den Raedt, of in het Vaderlandt in denGa naar voetnoot630 631 Raedt van Brabandt te sitten; daer komt weer een kouwtje, hey deGa naar voetnoot631 632 bruy! dats 40. mijl in een etmael, soo dat wy nu hebben 21-47 breette,Ga naar voetnoot632 633 en 0-19. lenghte, maer de minuten reeckende ick even eens, als het 634 kleyn gelt van een gewisselde Ducaton, dat een door de vingerenGa naar voetnoot634 635 druypt, Minima non curabat Praetor. Hier sagen wy ontrent een dou-Ga naar voetnoot635 | |
[pagina 77]
| |
636sijn Vin-Visschen (een soort niet veel kleynder als walvisschen) rondt-637om het Schip swemmen; men mat haer met geen duymen, voeten, ofGa naar voetnoot637 638 roeden, maer met heele graden; ick liet den Raedt t'samen roepen, enGa naar voetnoot638 639 op mijn propositie wiert'er geresolveert, dat men een varcken souGa naar voetnoot639 640 slachten, en het hayr schoon afschrappen, en dat in plaets van een 641 hoeck aen ons groot ancker slaen. Daer na namen wy twee leege leg-Ga naar voetnoot641642gers, en bonden die in plaets van 't Kurck of Drijf-hout half wegen het 643 touw; de practijck ginck aen, wy vongender een die wy tot de KaepGa naar voetnoot643 644 toe soo lieten achter aen sleepen, daer hy los raeckte, wy spijsden 'tGa naar voetnoot644 645 van onsen overvloet, daer het beest soo beleeft voor was, dat hy mid-Ga naar voetnoot645646dagh en avondt als wy gingen eeten, water uytspuyte, op dat ick daer 647 by mijn handen sou wasschen. Soo heeftmen sijn vermaeckjes al mee,Ga naar voetnoot647 648 en oock sijn hartseertjes, (niet by de kleyne maet) het moet soo al heenGa naar voetnoot648 649 scheeren in de werelt, de menschen souden waerachtigh wel Konin-650ginnen in 't schaeckbort willen zijn, en schuyns en recht gaen na haer 651 eygen believen, en dat soo ver, en soo kort als sy willen, zest eben so,Ga naar voetnoot651 652 man muss es nehmen wie es komt; Neen, met waerheyt, het is altijt 653 geen vreught, want hier hadden wy het ongeluck, dat onse schoone 654 doffer (ick kan het qualick sonder schreyen noch schrijven) stierf, enGa naar voetnoot654 655 gaet nu heen en koop eens lijfrenten op sulcken beest! sulcken beest!Ga naar voetnoot655 656 al de duyven treurden, sulcken doffer als het was; men wilde my wijs 657 maken dat sijn aenstaende natuerlijcke doodt, met het mes geprevi-Ga naar voetnoot657658neert was, aber ick at'er niet van, my excuseerende op de familiariteytGa naar voetnoot658 | |
[pagina 78]
| |
659 van oude kennis ende bysondere liefde, die ick hem toegedragen had-Ga naar voetnoot659660de. Over tafel oriebatur magna quaestio, proposita à Domino Willi-Ga naar voetnoot660661chio, an scilicet color esset de essentitia cervisie? statim respondebam, 662 quod sic, cum nostra nihil amplius commune haberet, cum Biero We-663sopotamico, quam colorem adeo eximie vilis facta erat, profecto tan-664quam ovum sine sale; mirabantur omnes promptitudinem ingenii, sed 665 ego illorum admirationem modeste & risu Monachali excepi: Posteà ad 666 me delata fuit questio de coitu, testes strenue jurabant se per foramenGa naar voetnoot666 667 vidisso contra parietem (in umbra scilicet) duo corpora conduplicata &Ga naar voetnoot667 668 more Venereo se moventia & in adulterium concludebant (nam mulier 669 erat nupta Heus dixi facessite hinc ocyus nebulones, non enim sum 670 Doctor umbraticus; ex hoc omnium ora in me, & omne vitrum mihiGa naar voetnoot670 671 propinabatur, hoc demum est bene vivere & optime stare cum suis of-672ficiriis. 673Seecker matroos, die kasueel in de Kajuyt quam, vroegh ick hoe hyGa naar voetnoot673 674 naer Oost- Indien geraeckt was, daer hy voor desen tot Amsterdam 675 Maeckelaer hadde geweest, hy antwoorde dat eenen Pieter JanssenGa naar voetnoot675 676 Duyf, voor desen Waert, dicht by de Schouburgh, en nu mede ma-677troos op ons Schip, soo eens op een droncken avont dertigh gasten t' 678 sijnen huyse drinckende, tot desen tocht debaucheerde, die het oockGa naar voetnoot678 | |
[pagina 79]
| |
679 altemael beswoeren en teeckenden, maer dat hy'er evenwel niet meerGa naar voetnoot679 680 als elf hadde mede gesleept, alsoo de rest afgevallen was. Met sulcke enGa naar voetnoot680 681 diergelijcke dingen raeckten wy op Vrijdag den 27 July op 33-18 bree-Ga naar voetnoot681682te, en kreegen des ochtens met een weste wint, regen en duystere 683 lucht, met het rijsen van de Son, het lant benoorden de Tafelbay, endeGa naar voetnoot683 684 het Robben-eylandt in het gesicht, 2. à 3. mijlen van ons gingh ick uytGa naar voetnoot684 685 de Constapels kamer kijcken, om dat het landt soo veel hooger soudeGa naar voetnoot685 686 leggen. Wy lieten een dancksegginge doen, als dat behoorlijck is, ickGa naar voetnoot686 687 hadt dat geluck, dat ick mijn leven geen koets van doen hadt om na deGa naar voetnoot687 688 kerck te rijden, ick woonde daer soo dichte by, dat ick pertinent kostGa naar voetnoot688 689 hooren als men begon te singen, ende die matroos hoorde opheffen,Ga naar voetnoot689 690 kost met goede conscientie sweeren, dat het de schaepskoy was, maerGa naar voetnoot690 691 of 't de rechte was, mach de koeckoeck sweeren: Ick was de beste Sin-Ga naar voetnoot691692ger van allen, soo dat UL. kunt dencken, hoe lieffelijck dat het gingh;Ga naar voetnoot692 693 Onse groote Kerk-toren had 's ochtens, 's middags en 's avonts eenGa naar voetnoot693 694 vaen op, en noch was hy niet droncken als somtijdts. Des achtermid-695daeghs kregen wy de Baey, en anckerden, de Hooft-Officieren gingenGa naar voetnoot695 696 de Commandeur saluëren, soo dat wy hier eens gins en weer uytstap-Ga naar voetnoot696 | |
[pagina 80]
| |
697ten, en ick rekende als of wy nu aen 't huys ter Hart waren. Veel vanGa naar voetnoot697 698 de Kaep te verhalen, soude ick niet wel sonder stofferen (daer ick myGa naar voetnoot698 699 tot noch voor hebbe gewacht) konnen doen, want daer is niet veel, 700 voor eerst het was winter, en ten tweeden wilde ick geen nacht of twee 701 op 't velt slapen, om een kudde vogelstruysen of eenige wilde hartenGa naar voetnoot701 702 op te doen, want men heeft'erGa naar voetnoot702
Tygers, en Beeren, Leeuwen wreet en stout,Ga naar voetnoot703
Souden die setten op den romp van Nout,Ga naar voetnoot704
705[regelnummer]
Haer poot,
O Doodt,
Dat waer te grof,
Neen neen neen,
'k Wil niet heen,
710[regelnummer]
't Nieuwtjen is by my al of.Ga naar voetnoot710
711Behalven dat ick oock den Commandeur niet vragen wilde, om 6. à 7.Ga naar voetnoot711 712 paerden te leen, soo dat ick'er geen monsters hebbe gesien, als den 713 Commandeur self, daer ick de eerste tien dagen wel mede stont; maerGa naar voetnoot713 714 alsoo de Heer Cornelis van Qualbergen, gewesene Commandeur,Ga naar voetnoot714 | |
[pagina 81]
| |
715 stont om met ons te vertrecken na Batavia, soo communiceerde ick 716 eens met hem hoe men onsen Borchorst vast soude Scheep onthalen,Ga naar voetnoot716 717 dat den honsvot soo qualijck nam, (alsoo hy altoos meende dat menGa naar voetnoot717 718 van hem sprack als men maer een mensch te woort stont) dat hy myGa naar voetnoot718 719 (toen ick hem quam vragen offer yets van sijn dienst was aen boort, 720 dat onse Schipper soo henen soude varen, om tegen 's anderen daeghsGa naar voetnoot720 721 ordre te stellen, om de vrienden op het scheymael te ontfangen,) totGa naar voetnoot721 722 antwoort gaf, komt ghy om de geck met mijn te scheeren, of om mijn 723 wat te foppen? Ick seyde, dat ick altoos om sulcken antwoort niet inGa naar voetnoot723 724 sijn comptoir quam, en dat ick hem meer respect toedroegh, als ickGa naar voetnoot724 725 schuldigh was; daer met stapte ick heen, des anderen daeghs quamenGa naar voetnoot725 726 de vrienden, den Commandeur seyde, mijn Heer, ick wilde wel met 727 permissie een glaesje kleyn bier hebben, gelieft seyde ick M.H. nietGa naar voetnoot727 728 een glas mom (dat hier een regael is) geeft my water (seyde den beest)Ga naar voetnoot728 729 het is my goet genoegh; niet meer spijt my, als dat ick den Matsfots nietGa naar voetnoot729 730 vraeghde, wat voor water hem beliefde. Zee-water, of ander; wel watGa naar voetnoot730 731 duyvel ick was in mijn territorium! al zijn onstuymigheydt quam daerGa naar voetnoot731 732 van daen, dat Qualbergen soo bemint noch wiert, dat niemandt met 733 hem zeer geerne te doen hadt. De Hottentots selfs, die een vrywilligeGa naar voetnoot733 734 gift alle jaren aen den Commandeur geven; hebben de bruy van hem,Ga naar voetnoot734 | |
[pagina 82]
| |
735 wat Capiteyn (seggen sy) is dat! altijdt Sieckum (id est sieck, quaet,Ga naar voetnoot735 736 knorrig, lelijck, en al wat niet en deught, is al sieckum, slechte Tabacq, 737 sieckum Tabacq, &c.) en dat maeckt onsen vrient dol, die wil per forceGa naar voetnoot737 738 krijgen dat eygentlijk met ter minne te doen is, trouwen hy straft zijnGa naar voetnoot738 739 selven alle avonden met eenige mutsjes kort voêr, dat hem van een vanGa naar voetnoot739 740 sijn getrouwe onder de rock wert gebragt. De menschen groeyen hierGa naar voetnoot740 741 in 't wildt, en de vrouwen hebben hier meest alle (als my ons volck 742 selfs seyde, want die ondervindingh paste my onder sulcken Com-Ga naar voetnoot742743mandement niet) soo een kamlap over haer oor-eysertje hangen; dochGa naar voetnoot743 744 sy sustineeren dat het aenwas is, dat sy uyt de Kraem behouden; deGa naar voetnoot744 745 mans gaen met haer boven-lyven en schamelheden bedeckt met eenGa naar voetnoot745 746 beeste velletje, de vrouwen ad idem; maer die hebben daer en bovenGa naar voetnoot746 747 haer beenen rontsom met darmen losjes bewoelt; mans en vrouwenGa naar voetnoot747 748 smeeren en salven haer met seecker soort van vet (anders souden zy'er 749 soo geel swart niet uyt sien) om de zweet-gaten voor de koude te sluy-Ga naar voetnoot749750ten; maer ick sweer u, dat hy een moortdadigh mes moet hebben dieGa naar voetnoot750 751 sijn handen van dese gesalfden niet soude kunnen houden, doe ick'er | |
[pagina 83]
| |
752 was, wiert'er een Zee-Koe, een daghreyse of twee van 't Fort gescho-Ga naar voetnoot752753ten, dicht by een revier daer sy sich veel onthouden; sy brachten deGa naar voetnoot753 754 voet by den Commandeur, by de enckelen afgesneden, het was in der 755 waerheydt niet kleynder als van een Oliphandt, soo dat het gruwe-756lijcke beesten moeten zijn; maer sy wierden niet veel gesien; wy troc-757ken op den 12 Augustus, na 14 dagen stil leggens, daer van daen, en 758 liepen Sondaeghs 's morgens na een half uur boegseerens in Zee, totGa naar voetnoot758 759 blijdtschap van al 't volck, die genoegh waren gebruyt geweest; IckGa naar voetnoot759 760 was'er oock soo euvel wel niet aen, ick kost driemael beter op, als af-Ga naar voetnoot760761gaen, eyndelijck loste ick een gevangen, die ick 8 dagen onder mijnGa naar voetnoot761 762 hert gedragen hadde. Wy kruyden dan heen wel verheugt, dat wy deGa naar voetnoot762 763 kust van Africa uyt het gesicht waren, de Caepvogeltjes wit met swar-764te spickelen, volgden ons by duysenden, gelijck sy ons trouwens oock 765 14 dagen eer wy aen de Caep quamen, hadden gerescontreert, wy ley-Ga naar voetnoot765766den hondert listen omse te vangen, maer 't wouw niet lucken, van on-Ga naar voetnoot766767verduldigheydt branden wy'er in 't lest op los, en wy schotense datseGa naar voetnoot767 768 vlogen, maer de duyvels wilden niet vallen. Hier waren wy altoos ver-Ga naar voetnoot768769sien van vers vleesch op tafel te hebben, al hadden het de honden maer 770 geweest van de Heer Qualbergen (die van de Caep was op ons schip 771 gekomen) die 's achtermiddaeghs de tafel voor haer Ledekant ge-772bruyckten; wy waren wel versien van alderhande groente, en onse gla-773sen, daer geen wijn meer in droop, gebruykten wy (ô droevigh ver-774hael) om over de sterckors te setten, bloemer herten het smaeckte hierGa naar voetnoot774 775 soo wel, dat oock niet vremt was: Hier geschieden op een dach twee | |
[pagina 84]
| |
776 wonderwercken, het Kalf van sich selfs onredelijck, beviel redelijck,Ga naar voetnoot776 777 doe het geslacht was, & quis, unquam audivit pulchra fame, evenwelGa naar voetnoot777 778 hadt ick hier altoos schoone honger; desen tijdt brachten wy gedue-779righ met genuchten deur, uytgenomen, dat ons Schip eens een hardenGa naar voetnoot779 780 en vliegende storm van vier uuren langh uyt den O.N.O. op sijn wam-Ga naar voetnoot780781bays kreegh, en ick eens een alteratie, die ick in geen halve dagh kostGa naar voetnoot781 782 versetten, dat quam daer by, dat de Heer Qualbergen en de SchipperGa naar voetnoot782 783 't heel druck hadden, achter in de galderye met spriet-oogen en verre-Ga naar voetnoot783784kijckers te besigen, alsoo sy yets van verre sagen bewegen, daer sy nietGa naar voetnoot784 785 van wisten te maecken, sy riepen my 3. à 4. mael, maer ick was doof,Ga naar voetnoot785 786 op 't lest roepen de gecken kom ras, kom ras, ras, ras, ras, hier is een 787 Meeremin te kijcken, ick trock mijn hooft daer op eens soo diep on-Ga naar voetnoot787788der de deeckens, met die apprehensie, dat my Soetje uyt de MeerminGa naar voetnoot788 789 noch op de hielen sat, en dorst niet opstaen voor dat het middagh was, 790 (de drommel mach een quade conscientie hebben, sy vervolght eenGa naar voetnoot790 791 over al) voor de rest gingh het wel, wy hadden veel mooy weer binnen 792 en buyten, dan lachten wy wat, dan gingen wy buyten wat lucht 793 scheppen: Wat strondt, 't is hier niet of men na den Haegh of LeydenGa naar voetnoot793 | |
[pagina 85]
| |
794 vaert, daer men sijn handen moet binnen houden, wy sprongen louterGa naar voetnoot794 795 in de bocht, en deden wat wy wilden, imo quod plus est, wy heuldenGa naar voetnoot795 796 onder elck bruggetje. Matroosje speelde somtijdts wat de beest, datGa naar voetnoot796 797 dede die duyvelsche Kaepsche wijn, die sy hadden (voor een byslapenGa naar voetnoot797 798 of goede woorden dencke ick) weten te krijgen, my dacht by mijnGa naar voetnoot798 799 keel, dat een stuck van des Konincks van Spanjens tijtels wel op haerGa naar voetnoot799 800 soude passen, te weten, dat sy oock zijn Dominateurs in Asia en Afri-Ga naar voetnoot800801ca. Hier kreegh ick schoon tijdtverdrijf met mijn luysen-harck, ickGa naar voetnoot801 802 strafte op eenen dagh eens meer als 30. Overloopers met de doodt, enGa naar voetnoot802 803 ses daer van pardonneerde ick om aen andere over te setten. Ick ben alGa naar voetnoot803 804 mijn leven een lief-hebber van de translatie geweest, als blijckt (eyla-Ga naar voetnoot804805cy) aen mijn Psalmen. Eyndelijck vrienden (want de tijdt is om, en hoeGa naar voetnoot805 806 knap het by komt kunnen UE. wel aen dese brief sien) raeckten wy inGa naar voetnoot806 807 de Straet van Sonde, nae seven weken zeylens, elck begon sijn goetjeGa naar voetnoot807 808 voor den dagh te halen, en daer was niet een Johannes Grando dieGa naar voetnoot808 809 geen tabacqs-pijpen, ten minsten naelden mede hadt, daer sulcken on-810gelooffelijcken menichte van was, dat wy (soo daer garen na propor-Ga naar voetnoot810811tie hadde geweest) Sumatra en groot Java gemackelijck aen malkan- | |
[pagina 86]
| |
812deren souden hebben konnen naeyen. Eyndelijcker als eyndelijckGa naar voetnoot812 813 quamen wy op den 7. October op de Reede van Batavia. Daer hebje 814 nu mijn heele Reys, hoewel by stucken en brocken, niet te min con-Ga naar voetnoot814815fuys, by foute van tijdt. Niet ister verdrietiger, als dat die verbruydeGa naar voetnoot815 816 Zee-maenden soo langhsaem voortkruypen als krabben, anders is deGa naar voetnoot816 817 reys in sich selfs niet onvermaeckelijck; het schip gaet voort of niet, de 818 gagie gaet sijn gangh, men geeft'er niet een stuyver uyt (dat my me-Ga naar voetnoot818819lancolijcq maeckte) men eet en drinckt'er het beste dat'er te krijgen is, 820 Wijn en Bier en geltje toe’ Dirredoe, &c. Gemackelijck valt het bovenGa naar voetnoot820 821 maten, want ick zweer UE. dat ick dese tocht op mijn muyltjes gedaenGa naar voetnoot821 822 hebbe, en dat men meer te kleeden heeft om nae Rijswijck of Scheve-Ga naar voetnoot822 823lingh te varen, als nae Indien; 't perijckel is niet groot voor een gerustGa naar voetnoot823 824 gemoet, want men heeft meest een ruyme openbare Zee, behalven datGa naar voetnoot824 825 goetaerdige luyden selden verdrincken, nam ista mors Tyrannis estGa naar voetnoot825 826 propri qui rari pereunt nisi morte non sicca. Men krijght onderwegenGa naar voetnoot826 827 verstandt, dat is seecker, (ghy sult het oock soo aen my op mijn we-828derkomst bevinden) het merck van de Compagnie belooft het oock 829 niet duyster, want soo staet'er op al de kussens daer wy nos Officirii)Ga naar voetnoot829 830 op sitten dat spelt immers suyver ACVO scilicet ingenium, wantGa naar voetnoot830 831 het kan den aers niet acueren, die is en blijft bot, en sal in geen hondertGa naar voetnoot831
| |
[pagina 87]
| |
832 Jaer een woordt Maleyts leeren; oock is voor yemandt, die sijn respectGa naar voetnoot832 833 wil houden, de Pythagorische kunst noodigh; ick heb oock leerenGa naar voetnoot833 834 swijgen tot berstens toe, wee den geenen! die ick de eerste van de ken-Ga naar voetnoot834835nis in Hollandt tegen kom, sulcken stortregen van woorden sal ick 836 hem in de ooren kaetsen, en op hem los breecken, als een die sijn wa-Ga naar voetnoot836837ter, in een droncke-mans gelach heeft moeten ophouden, en daer naGa naar voetnoot837 838 eens buyten komt om schielijck te lossen. Men kan hier oock ge-adeltGa naar voetnoot838 839 werden, want die wijs is wert, als hy weder in Patria keert, voor eenGa naar voetnoot839 840 van 't huys van Oostenrijck gehouden. De tocht is oock soo nut alsGa naar voetnoot840 841 gesont; hoe komen dan, sult ghy vragen, meest alle Oost-IndischvaersGa naar voetnoot841 842 aen de luwe koleur? Resp. dat het niet en komt van de reys, maer vanGa naar voetnoot842 843 te veel lant-vruchten (die hier op haer 11, 12, of 13. Iaren rijp zijn) teGa naar voetnoot843 844 snoepen, of van te veel ebbenhout te kloven, dat een duyvelschen swa-Ga naar voetnoot844845ren arbeyt is. De Fiscael Paeuw, was de eerste van kennis die ick aenGa naar voetnoot845 846 ons boort sagh; hy vondt een packjen by mijn goet ongemerckt, daerGa naar voetnoot846 | |
[pagina 88]
| |
847 hy wat op stont en star-ooghde, seggende, dit is ongemerckt: wel sey-Ga naar voetnoot847848de ick, laet 't dan ongemerckt doorgaen, dat oock geschiede. Alder-849eyndelijckst quamen wy op den 7. October 's avondts te Batavia, de 850 stadt is wel, soo oock de inwoonders, de meeste zijn wel wat swart,Ga naar voetnoot850 851 maer dat slijt hoe langer hoe meer, en schijnt in mijn oogen nu al vaelGa naar voetnoot851 852 te zijn; het slacht de lakens die men koopt tot N.N. die in 't eersteGa naar voetnoot852 853 wonderlijck bruyn schijnen, en binnen 14. dagen al ros, blaeu, of 854 muysvael zijn; soo dat ick hier treffelijck ben, en die 5. of 10. IaerenGa naar voetnoot854 855 (die ick als een Parenthesis in mijn leven rekene) sullen haest om zijn.Ga naar voetnoot855 856 Van Batavia sal ick niet een letter schrijven, alsoo ick dat tot het toe-857komende jaer spare, als ick de stadt beter sal kennen. Dit is een brief 858 aen alle de Heeren en vrienden, wiens ootmoedige Dienaer is. Was on-Ga naar voetnoot858859derteeckent Aernout van Overbeke. Onder stont Batavia, den 1. February, 1669. |
|