Stokkevingers(1991)–Kreek Daey Ouwens– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 61] [p. 61] Opa van glas Hij duwt zich in zijn hoofd een weg. Vliesdun breekt een kind. Kind met een trommel- stokkevingers- het springt in zijn hart, is bang voor de bomen, de zee, voor soldaten. Het sterft van de angst voor de soldaten die tachtig jaren, en voor de hond, de blauwe, in de maan, de roerloze maan een onzichtbaar geheim. Het warmt zich in het holle en gaat op zoek naar plaatsen [pagina 62] [p. 62] alleen aan hem bekend. Het gaat op zoek naar woorden. Bij de geringste stoot ontmoeten ze elkaar, gaan over in elkaar en kussen zacht als vreemden. [pagina 63] [p. 63] Je joeg een hand weg. Op de bodem lagen voeten. Weggedoken in je hoofd staarde je, van binnen droog. De man mat zijn resten. De lichtste geluiden richtten zich op. In de intimiteit van het bad was zijn naaktheid ongehoord. [pagina 64] [p. 64] Ingewanden in mijn oren. Ongegeneerd. In de koliek van elke dag is hem alles goed. Geen zin zich te onderwerpen aan de handel, de besmuikte handel van mensen, mensen die schieten in het wilde weg en schrijven in kranten hun mening. Hij vraagt niet om een mening. Genoeg! De groeten! Geurend naar baby-olie slaapt hij. [pagina 65] [p. 65] De man en het kind, het kind onmondig. Ik wreef mijn wangen aan je. Stof dwarrelde en streek weer neer. Ik hield je adem vast. In je ogen lag water. [pagina 66] [p. 66] Eeuwen gingen voorbij, en dan maakte je me los, was ik van je los. Ik staarde me dood op die ene seconde, je was van glas, van glas was alles wat. Vorige Volgende