Stokkevingers(1991)–Kreek Daey Ouwens– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 30] [p. 30] Ter ere van Anna ‘Ik zou,’ zei Anna, ‘willen wonen in de lucht, waar borsten drijven, reuzinnen liggen, het haar naar buiten uitgekamd, kaarsrechte scheiding als een snee.’ Ik zie mijn zusje boven mij. Daar gaat ze - vingers uitgespreid - langzaam, niet gehaast, volgauto's als in een slapstick. Op de grond schoffelt een man. [pagina 31] [p. 31] Rozen hebben geen beenderen. Ze buigen in de wind. Mijn moeder draagt een nieuwe hoed. De zon verlicht. De zon maakt haar een clown, slordig, oneindig teder, roze. Anna steekt haar voet in de stijgbeugel. ‘Zie, kijk, hoe, waarom en wat.’ Van binnen uit komt ze te weten waar ze hierbuiten naar moest raden. Vorige Volgende