Proef-stukken van heilige sinne-beelden. Deel 1
(1700)–Johannes d' Outrein– Auteursrechtvrij
[pagina 54]
| |
Indefessus agendo.SO rusteloos al voort? So onvermoeit in 't werken?
Geleerde Heer, en Vriend! God moet u wonder sterken,
Na lichaam en na geest! Want menschelyke kragt
Is haast verswakt, verteert, daar rust is dag, nog nagt.
Hoe vroeg, in uwe lent, hebt gy des Heeren Akker
Gebouwd, bezaait, besproeit? So vaakeloos, en wakker,
Dat ieder een uw sorg, en planting, met syn vrugt,
Nog dankelyk erkent, in so veel liefdens-zugt,
Als Franeker, Oostzaan, en Arnhems volk betuigen,
Drielingen, vet en vol, door suiv're melk te zuigen,
Uit uw soo volle borst, geopend niet alleen
In mond'ling onderwys, bysonder en gemeen,
Van hoog en lager stof, maar ook door neerstig schryven:
Waar van het groote nut, en vrugtgebruik sal blyven,
Nog langer dan een eeuw! Want nauw een huisgesin,
Of 't houwd uw onderwys, met een genegen sin,
Uit uw beschaafde Schets (dat keurig-net beginsel
Van Waarheid, en van Deugd) die sonder een bewinsel,
In klaarheid elk toeligt, en oog, en hert bekoort,
Van kind, en jongeling, die dagelijx dit hoort.
| |
[pagina 55]
| |
Dus dankt u Nederland: de Vader, met de Moeder,
De Dogter, met den Soon, de Suster, met den Broeder:
Geleerd, en ongeleerd, elk vind sig u verpligt,
Terwyl gy yder een, so bondig doet berigt:
Het zy gy waarheid schetst, of uw gedaane Preken,
In druk ons schenkt; ja als uit soeter Honing-beken,
Ons Troost, en oogensalf, soo zielverquikkend geeft,
Of den Verloren Soon, uit synen dood herleeft,
Ons andermaal, met soo veel ouwd en nieuw komt schenken,
En teffens nog daar by (om ons vol op te drenken
Uit uwe wysheids-bron) een nieuw en deftig werk,
Van Sinnebeelden, en het hemelsch Zegel-merk.
Gelijk een Arend sig verheft op syne vlerken,
Tot aan het Sonneligt, en hemel-hooge swerken,
Verheft g'u, Heer d'Outrein! Uw arbeid tart de nyt;
Die gy dog (na verdienst) al lank te boven zyt.
Die ware wysheid soekt en Godvrugt, is verpligtet
Aan uw soo grooten vlyt, die Kerk, en Leeraars stigtet.
God geef u loon na werk! En ligt u lang nog toe!
In yver weêrgaloos, in arbeid nimmer moê!
Op dat gy voor moogt gaan, te ligten met de klaarheid
Van 's Heeren fakkel-ligt, de Goddelijke waarheid:
Dus krygt gy 't hoogste lot, liefhebber van Gods eer!
Een Kroone, waard den dienst van onsen Levens Heer!
J. Vechovius. Candide, & Sincerè. |
|