Nuttige besteedinge der afgebrookene uuren
(1717)–Johannes d' Outrein– Auteursrechtvrij
[pagina 324]
| |
Klink-Digt.Hoe zalig is de man! die nooyt door lust der oogen
Verlokt word, tot den glans, die in de schepsels praalt,
Die nooyt van God, de bron van alle heil afdwaalt,
Door zichtbaar goed vervoert, of yd’le schyn bedroogen;
Maar die door ‘t aardsche schoon, gestaadig opgetoogen.
God in zyn Zoon aanschouwt, en door zyn Geest bestraalt.
Gods wysheid kragt en min, in ‘t schepsel afgemaalt,
Aanmerkt en opwaarts vliegt met al zyn ziels-vermoogen.
Al wandelt hy op aard, al is zyn lichhaam broos,
Zyn geest leeft tog by God, die hy en deel verkoos,
Hy is hier vreemdeling, maar borger van den Hémel;
Zijn hert is by zyn schat, daar leeft hy voor altoos,
En met een ruim gemoed, verwagt hy ‘t eindeloos
Volmaakt genot daar van, verr’ booven ‘t aards geweemel.
| |
[pagina 325]
| |
Een ander.Gelukkig mensch! die in ‘t aandagtige beschouwen
Van ‘t zichtbaar’ schoon, dat hier beneeden op der aard
De zinnen streelt, met een ten Hémel opwaarts vaart,
Daar God zyn heerlykheid in Christus wil ontvouwen:
Wiens oog zig afwendt van ‘t vermaak, dat naaberouwen,
En naare wroeging in ‘t ontwaakt geweeten baart;
Maar ziet door ‘t zienlyk goed, met zinnen opgeklaart,
De magt en liefde, van die God van zyn vertrouwen.
Het herte volgt dat oog, en in een liefdens-gloedt
Ontstooken, beurt zig op met yver en met moedt,
De schepsels zetten hem te zaamen aan als spooren,
Hy trapt de
Hy trapt de ydelheid der wêreld met de voet,
En stygt ten Hémel op, daar hy zyn ziels-lust boett.
Tot hy volmaakt Gods eer aanschouwt in ‘s Hémels Chooren.
| |
Nog een ander.O Driemaal zalig volk! dat willig kont verzaaken
De aardsche goederen, haar weeld’ en heerlykheid,
Wy! gy een goed verkoost, voor eeuwigh u bereid,
| |
[pagina 326]
| |
Waar in u geest zig kan verzaaden en vermaaken.
Wie kan uw keus met ryp beraad genoomen wraaken?
Gy agt het zien’lyk niets, dog ziet met onderscheid
Door ‘t zichtbaar schoon op God, tot dat gy opgeleidt
Tot zyn onzichtbaar goed, u voelt in liefde blaaken;
Al wat gy ziet of hoort, u tot Gods roem aanport,
Elk schepsel dat uw oog beschouwt verstrekt een sport,
Waar langs gy opklimt: niets en kan uw min beteug’len,
Wyl ‘s Hemels Geest, op u milddaadig uitgestort,
U steeds verwakkert en met nieuwe kragt omgordt,
Dat hy door ‘t wolken-swerk opvaart met Arends vleug’len.
|
|