Nuttige besteedinge der afgebrookene uuren
(1717)–Johannes d' Outrein– AuteursrechtvrijWijze: Psal. 81.1.
Looft mijn ziel den Heer!
Wilt zijn gunst gedénken,
Geeft hem roem en eer,
Die zijn liefdens-goedt,
Zeer diernaar en zoet,
Aan u wilde schenken.
2.
Heft hoog op uw stem,
Zingt zijn naam een lof-lied,
Ey! verheerlijkt hem,
Wiens genooten heil,
Zonder maat of peil,
Tor verwond’ring stof bied.
3.
Kon ik maar zijn deugd,
En zijn gunst beseffen!
‘t Was mijn grootste vreugd,
Hem mijn leeven lang,
Met mijn dank-gezang,
Hoog’lijk te verhéffen.
4.
Doe ik lag op ‘t veld,
| |
[pagina 78]
| |
Scheen in ‘t bloed te smooren,
Hulp’loos, in ‘t gewéld
Van mijns vyands hand,
Was my zijn bystand,
Raad en hulp beschooren.
5.
Zijn geliefden Zoon
Wild hy zelfs niet spaaren,
Tot een klaar vertoon
Van zijn gunst tot my,
Daar geen liefde by
Is te eevenaaren.
6.
Weergalooze min!
Zonder eind of paalen!
Die mijn ziel en zin,
Wat ik ooyt bedagt,
Mijn verstand en kragt,
Mym’ren doet en dwaalen!
Ruste.
7.
Doe hy door zijn Geest
My dat kond dee maaken,
Wierd ik onbevreest:
In dat oogenblik,
Wierd de zielen-schrik!
Tot een zoet vermaaken.
8.
‘t Voedzel en het vogt
Dat ik moest ontbeeren,
En by schepsels zogt,
Biedt zijn trouw en zorg
My aan in dien Borg,
Booven mijn begeeren.
9.
Iesus wil mijn geest
et zijn lichhaam spijzen,
| |
[pagina 79]
| |
En zijn bloed geneest,
En laaft mijn gemoedt,
Dat veel blyschap doet
In de ziel oprijzen.
10.
Op dat ik die trouw
Nooyt niet zoud vergeeten,
Maar altoos aanschouw,
Gaf hy daar van pand,
Om door oog en hand,
Klaar die af te meeten:
11.
By aardsch brood en wyn,
Wil hy my vertoonen,
Aan mijn ziel te zijn,
Sterkte die bestaat,
Vreugd die nooyt vergaat,
In my wil hy woonen.
|
|