Nuttige besteedinge der afgebrookene uuren
(1717)–Johannes d' Outrein– AuteursrechtvrijWijze: Psal. 78 of 90.1.
Als ik bestaa tot ‘s Heeren disch te naad’ren,
Zie ik daar ook een Schaar’ toe t’zaamen gaad’ren,
Dog (vrees ik) veel zijn niet die regt genoodden,
Die Iesus roept, maar eerder leevend’ dooden,
De wêreld, op haar wee’zen en gewaad,
Vertoont zeer klaar, haar jammerlijke staat.
2.
En als ik denk ten zijn niet Christus leeden,
Quelt my een nieuwe schroom, om toe te treeden,
Veel die daar gaan ter taafel, (zegt myn herte)
| |
[pagina 73]
| |
Doen aan Gods Zoon op nieuws een bitt’re smerte,
Wijl zy zig roemen, door zijn bloed gekogt,
Maar niet vertoonen door zijn Geest gewrogt.
3.
Hoe! zal ik dan gemeenschap met de Schaaren,
Die Gods Verbond ontheiligen! verklaaren,
Door spreekend doen? ‘t is best te rug geweeken,
(Dus kan myn hert, in schroom en traagheid spreeken.)
Maar als ik wel besef, wat my verpligt,
Zoo word die kommer van my afgeligt.
4.
My is belast, my zelv maar t’onderzoeken,
En daar op my vrymoedig te verkloeken;
Zie ik dan ‘t Heilig brood en wijn misbruiken,
Van hen die ‘t oog des Hemels niet ontduiken,
Ik houd het regt, als zig mijn ziel daar stelt
In die beproeving, die my ‘t Woord vermeldt.
|
|