Nuttige besteedinge der afgebrookene uuren
(1717)–Johannes d' Outrein– AuteursrechtvrijWijze: Wat is de Meester wys en goed. Uit Camphuisen.1.
Hoe wisselvallig is de tijd!
Hoe los is al het geen
Hier ‘s menschen hert zoo ligt verblydt,
Maar eindigt in geween!
2.
Niets in de wêreld houdt zijn standt,
Als staadig’ ommekeer,
Dat heeden cierlijk staat geplant,
Ligt morgen dorr ter neêr.
| |
[pagina 54]
| |
3.
De lieffelijke zoomer-lucht,
De vrugt van veld en boom,
Is voor de winter-koud’ gevlugt,
Die stremt de vloeyb’re stroom.
4.
De lucht is donker en bedwaart,
Men ziet geen blad nog spruit,
Het dor geboomt verstyft in d’aardt,
En ‘t leeven schijnt ‘er uit.
5.
Nogtans is ook de winter nut,
Schoon loof en kruid verdort,
Der boomen-wortel, grond en stut,
Dan diep en vaster wordt.
6.
Dan sterft dat booze ongediert:
En ziet men met verdriet
Geen vrugt die opwaarts ‘t hout verciert,
De wortel neêrwaarts schiet.
I. Ruste.
7.
Grijpt moed mijn ziel! al schijnt uw zonn’
Verdweenen, en gevlugt,
Gestrémt en styf, uw leevens-bronn,
Uw leeven zonder vrugt:
8.
Als ‘t innig leeven van uw ziel
Maar dieper wort’len schoot,
En ‘t ongediert van boos gekriel
Der lust maar wierd gedoodt.
9.
Als eigen min, en hoogmoed sterft,
Wat schaad my een verlies?
Maar voor mijn ziel in plaats verwerft,
God! die ik eenig kies!
| |
[pagina 55]
| |
10.
O beste deel! ontgaat my ‘t al,
Wat my troost of verblydt,
Uw will’ mijn wil en welgevall’,
Zy nu en t’aller tyd.
11.
Mis ik het lieffelijk genot
Van uw gevoelde gunst,
Is dorr’ en maager zijn mijn lot,
Stil steunen, zy mijn kunst.
12.
Stil zyn en steunen, niet met stuurs
En traag zijn, in mijn pligt,
O neen! die zy vol yver-vuurs,
En vlytigheids verrigt.
13.
Maar still’ in uw gehoopte trouw,
En toegezegde min,
Waar op mijn ziel neerzink en bouw,
Verlust’ en rust’ daar in.
14.
Tot dat het uw besluit behaag’,
Dat Iesus licht en gloed,
Mijn ziel ontvonk, en in my daag’,
En sterk’ mijn kragt en moed.
|
|