De muzikale vriend der jeugd, of Bevallige zangstukjes voor het opkomend geslacht. Deel 3(1834)–W. Oudshoff– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 35] [p. 35] Herinnering op Oúdejaars-avoud. No XIII. C.M. Weber. Hoevrolijk zijn we op nieuw geschaard, Door Vriend schap zaanige-bragt; Dit uur is dubble vreug-de waard, Daar't schaars ons te-gen lacht. Wij sluiten weêr met hart en mond, Bij't scheiden van dit jaar, 't Ons o-ver dierbaarvastverbond Van Vriend schap met el-kaar, Van Vriend schap met el-kaar. Maar ach! wat rouw, wat droeve smart, Die in dit uur ons [pagina 36] [p. 36] drukt! Werd niet dit jaar aan't minnend hart Zoo menig vriend ontrukt. KOOR. Geen rouw-geem tra-nen in dit uur; Denkt aan de vreugde al-leen; En dankt erkentlijk 't Albestuur, Dat nog ons bragt bij-een, Dat nog ons bragt bij-een. [pagina 37] [p. 37] 2. Weinige Stemmen. Ja, dankbaar zien wij naar omhoog En loven de Oppermagt, Die ons aan elk gevaar onttoog, Hier weêr te zamen bragt. Nog plengen wij met vreugd den Wijn; Gezegend is ons lot! Moog de aarde soms een treurdal zijn, Zij baart ook blij genot. Maar echter perst herinnering Ons droeve tranen af; En voert den geest uit dezen kring Naar 't somber vriendengraf. Koor. Geen smart jaag' die herinn'ring aan; De Vrienden, die ge ontbeert, Zien reeds, in grootscher levensbaan, Hun rouw in vreugd verkeerd. 3. Weinige Stemmen. Met moed dan 't nieuwgeboren jaar Te gader ingetreên; Dat ons Gods gunst in 't leven spaar En leide al onze schreên, Zoo snell' de tijd vrij rustloos voort, Deez' dag, als hij verjaart, En 't jaar zijn' laatsten klokslag hoort Zie weêr ons zaamvergaard. Ligt mist ook dan ons zoekend oog Op nieuw een metgezel, Dien reeds de dood aan de aarde onttoog Naar 't Goddelijk bestel. Koor. Geen nood! wij blijven lotgemeen; Den zachten broederband Knoopt eens Gods liefde weêr aaneen in 't hemelsoh Vaderland, Mr. Vorige Volgende