De muzikale vriend der jeugd, of Bevallige zangstukjes voor het opkomend geslacht. Deel 3(1834)–W. Oudshoff– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 33] [p. 33] Opwekking tot onderlinge Vreugde. No XII. Weber. Dat vreugd on ge-noe-gen te-zaam ons om- zweven, Zij mak-kers! ons streven, Ons ee--nigst be- lang. Ver-laat ons tot mor-gen, Stoort niet in ons midden, O knellen-de zorgen, ons vro-lijk-ge- zang. Ver-laat ons tot morgen, stoort niet in ons midden, O knellende zor-gen, ons vro-lijk ge-zang. Dat Ter-wijl wij zoo schersten, dat nie--mand zal la-ken. Ter-wijl w'ons ver-maken, Klinkt beurtlings ons lied. Van zorg nog ont he--ven, Ver--mindert de kommer, 't Ge-not van ons le-ven, wat blijdschap! nog niet. Van zorg nog ont-he-ven, ver--mindert de kommer, 't Ge- not van ons le--ven, wat blijdschap nog niet. Ter- [pagina 34] [p. 34] 1. vreugd en ge-noe-gen te zaam ons om zweven, Zij 1. makkers! ons stre-ven, ons ee-migst be-lang. la la la la la la la------- la-la la--------------------------la la 2. wijl wij dan schertsen, dat nie-mand zal la-ken, Ter- 2. wijl we ons ver-ma-ken, klinkt beurtlings ons lied. Vorige Volgende