De muzikale vriend der jeugd, of Bevallige zangstukjes voor het opkomend geslacht. Deel 3
(1834)–W. Oudshoff– Auteursrechtvrij
[pagina 10]
| |
[pagina 11]
| |
2.O Zomertijd, wie kan zijn' boezem sluiten
Voor 't schoon, dat gij alom ons biedt,
Hoe noodt ge ons uit de muffe stad naar buiten,
Waar men Natuur in 't feestkleed ziet,
Ja, Zomertijd!
U blijft ons feestlied toegewijd.
| |
3.O Najaarstijd! gij vult de voorraadschuren,
Biedt ons den schat des aardrijks aan;
Doet hier ons oog op volle schoven turen,
Op boomen ginds met ooft belaân.
U, Najaarstijd!
Zij aller dankbaar lied gewijd.
| |
4.O Wintertijd! wie smaalt uw' avondstonden,
Zoo leerrijk, als, aan eigen haard,
Ken stille kring vereenigd wordt gevonden,
Waar honger kennis wordt vergaard,
O Wintertijd!
U zij het huislijk lied gewijd.
| |
5.Natuur! Natuur! bij 't wisslen der getijden,
Faalt nimmer stof aan ware vreugd;
Gij biedt steeds voedsel lot opregt verblijden
Den grijzen stok en prille jeugd,
Natuur! Natuur!
Ons lied rijst voor U ieder uur.
Mr.
|
|