herkrijgt. Ja, ik herinner het me thans, ‘aan het bijzondere een algemene kant te ondekken, die richting moet het uit’, dit heb ik je vroeger woordelijk zo geschreven. Welnu, die richting gaat het uit en blijft het uitgaan, wat er ook van komen mag. Het is voor mij een levenskwestie geworden het contact met dat andere niet meer te verliezen.
Overigens weet ik zeer wel, dat dit experiment - hoe lonend het meestal ook is - tevens zijn gevaarlijke zijde heeft en misschien, dat je waarschuwing hierop doelt. Want ik merk in zulke ogenblikken maar al te duidelijk, hoe het bijzondere van mijn geval volkomen in het niet verzinkt en daardoor gaat er van deze gewaarwordingen tevens iets kil-vijandigs uit, zodat ik mij het liefste er voorgoed aan zou willen onttrekken. Maar daartoe heb ik mijn denken reeds niet meer voldoende in bedwang. Het gaat zijn eigen gang. Het vertoont mij niet alleen aan mijzelf, zoals ik in mijn kamer bij de lamp aan tafel zit. Daarmede neemt het geen genoegen meer. Het vertoont me aan mezelf als een der vele mensen in de vele huizen van een lange, lange straat en wel juist zo, met dezelfde strakke onpartijdigheid, waarmede een dergelijke lange zij straat eens, vanuit de trein gezien, voor me opdoemde. Dan kan het gebeuren, dat ik daarvan op eenmaal fel terugschrik, maar meestal gelukt het mij toch weer om, wat ik de angst voor een niet-ik zou willen noemen, terug te dringen en dan zijn het de grotere verbanden, die ik achter de kleinere voel werken.
Maar laat ik niet afdwalen. Ook behòef ik mij niet in bewoordingen te verliezen, want het gaat hier tenslotte om steeds dezelfde concrete ervaring, die ik slechts heb op te doen, om er het overweldigende van te beseffen. Zo overkwam het mij voor enkele dagen nog, haastig door de stad op weg naar een bankhuis en daardoor uit mijn gewone sleur geraakt, dat ik op eenmaal duidelijk aanvoelde: in plaats van deze kleine bezorging uit te voeren, bezig te zijn aan een algemeen gebeuren deel te nemen. Mij in de trek van het grote levenswater te bevinden.
Zo is het en ik weet bij ingeving, hoe zich hier sferen open doen, waar kunstenaars de aandrift voor hunne verbeeldingen vinden. Maar ik ben geen kunstenaar en om dus van de lijde-