Ik ben weer verhuisd. En wel tweemaal. Vandaar ‘en retard’ met schrijven. Woonde in een pension, waaruit ik, met opoffering van ettelijke marken, na veertien dagen verdwenen ben. Ik had me er nogal wat van voorgesteld. Maar de overgang was te straf. Vanuit mijn isolement tweemaal per dag tussen de pensionaires. Meest winkelbedienden en kantoorjoffers. Vooral een handelsreiziger heeft me er de dampen aangedaan. Iedereen moest voor zijn geschetter zwijgen. Over alles een besliste mening. Daarbij een stem als een trompet. Zo schoot er niet veel anders over dan heimelijk de wijk te nemen. Ook het eten was niet al te best.
Ik had er een bijzonder mooie grote kamer met een marmeren wasgelegenheid voor stromend water. Het huis was een oude villa, die voor jaren buiten de stad gestaan moest hebben, maar nu aan alle kanten door huizen omgeven was. Zo zelfs, dat van de straat af het huis slechts door een portaal te bereiken was. Zonder aanbeveling had ik het dan ook nooit gevonden. Wat mij al dadelijk erg aanstond, was de grote tuin, die eraan de achterzijde nog overgebleven was. Een tuin met dennebomen, terrassen en een vijvertje, waar ik vanuit mijn kamer op neer kon zien. Iets heel bijzonders zo midden in een wereldstad. Ik zag mij er in verbeelding reeds 's zomers zitten met een boek. Het heeft zo niet mogen zijn.
Thans woon ik aan een gracht, de enige, die ik hier tot nu toe heb ontdekt. Door de bomen merkt men de hoogte der huizen zo niet en met de stenen trapjes, die naar het water leiden, krijgt het geheel een enigszins vaderlands aspekt. Mijn ‘kamer’, vier hoog, ziet op een grauwe binnenhof uit en al is zij niet veel meer dan een slaaphokje, moet ik er toch een vrij hoge huur voor betalen. Ik bewoon nl. een dure stand. Eigenaardig ook, dat ik pas de volgende dag merkte, dat het huis aan een gracht gelegen is. Zo had mij het ‘kamers’-zoeken overstuur gebracht. De mensen, Joden, lijken mij erg geschikt, en een groot voordeel is, dat de vrouw des huizes bereid bleek 's morgens een paar boterhammen te laten klaarmaken, die ik dan medenemen kan om ze in kantoor te verorberen. Dat is iets zeer gewichtigs, omdat ik zodoende buiten bureau alleen nog maar ergens een kop koffie behoef te drinken en over de