ik het nieuwe van mijn verblijf hier reeds volledig verwerkt en daaraan tevens de zekerheid ontleend, dat er van welke verdere verplaatsing ook, niets nieuws meer te verwachten is. De intimiteit is spoorloos verdwenen en wel in die mate, dat, wanneer ik soms droom mij weder in mijn vroegere omgeving te bevinden, de zo vertrouwde dingen daar zich in eenzelfde onverschillige algemeenheid aan me voordoen en dus door een terugkeer al evenmin meer iets te bereiken valt. Maar ik behoef ook niets meer te bereiken, want zelfs zonder intimiteit vind ik hier alles wat nodig is en hiermede vergeleken schijnt ook van het oude niets verloren gegaan. Wat dat betreft heeft er in mij eenzelfde opschuiving plaats gevonden, die ik hier in sommige verschijnselen meende waar te nemen. Het aanleggen van een verlengstuk, waarover ik je al eens schreef. Vroeger daarginds, wanneer ik erg in de knel zat, dan kon ik me nog wijs maken, dat het met een sprong naar niets te verhelpen zou zijn. Thans ben ik te ver uitgebroken, met dien verstande echter, dat de nieuwe maatstaf tevens het einde van mijn duimstok in zich sluit. Nogal radikaal, maar daar houd ik tegenwoordig wel van. De verplaatsing zelf, de beweging als zodanig, wordt daardoor naar een ander plan verwezen en uit de donkere stemmingen, die mij de laatste tijd nogal eens gevangen hielden, lijkt dan nog enkel door het denken een ontkomen mogelijk. De gewaarwording ongeveer, dat alleen nog maar een zinrijke gedachte, formule, de doortocht vrij kan maken; en als het ware daartegen de buitenwereld een reeds uitgewerkt gegeven, dat in die zelfde volmaking ook wel iets anders had kunnen zijn.
Ik kom hierop omdat me voor enige dagen een kleine vertelling van Gogol in handen geraakte, waarvan ik je de lezing ten zeerste aanbevelen kan. ‘Wij’, de Koning der aardgeesten. De geschiedenis van een student in de wijsbegeerte, die, door een heks overvallen, deze de baas blijft en vermoordt, maar daarna toch weer het offer wordt der boze machten, die hij met zijn daad beledigd heeft. Een eenvoudige volkssage, naar de schrijver zelf mededeelt, gewoonweg oververteld. Ik kan het nauwelijks geloven, maar hoe dit ook moge zijn, het heeft me bijzonder getroffen. Van de aanvang tot het einde, blijft,