Het onuitsprekelijke
(1968)–J. van Oudshoorn– Auteursrechtelijk beschermd2. Maart 1905Hoe maak je het? Ik heb tot nu toe vergeefs naar een briefje van je uitgezien. Met mij gaat het zo'n gangetje. Eén ding is zeker, wanneer ik je ook maar een flauwe indruk van mijn leven hier wil geven, moet ik het anders aanleggen dan in mijn vorig schrijven. Dat merk ik wel. Dan mag ik me niet te zeer in uiterlijkheden begeven. De indrukken van buiten zijn hier te talrijk en volgen elkander ook veel te snel op om ze voorlopig vast te kunnen houden. En tenslotte beperkt het zich toch weer tot kleinigheden. Je kunt erom lachen, maar wat me tot nu toe nog het meeste aan de verandering in mijn uiterlijk leven doet herinneren, is... dat de trottoirs hier zoveel hoger zijn dan bij ons. Voor het overige schijn ik mij reeds vrij wel aan de nieuwe omgeving gewend te hebben, zodat ik - al flanerende - mijn gedachten weer als vroeger de vrije loop kan laten. Tot mijn lichaam dan alleronverwachts een hevige schok krijgt, omdat het, de slaaf zijner vaste gewoonten, de oude te korte stap genomen heeft. Wel vreemd, dat ik daar de eerste dagen zo geen last van had. Of eigenlijk heel verklaarbaar, wanneer men bedenkt, dat ik weer wat tot met zelf begin te komen en het uiterlijk bedrijf dus vrijwel aan mijn lichaam overlaten kan. Wat tenslotte uit het enerverende van mijn vertrek, het smartelijk afscheid van mijn moeder, de overstelpende drukte dezer wereldstad, is overgebleven, blijkt een uiterst weldoende stilte te zijn. Wat ik, na de schijn van velerlei wisselvalligheden, als een wezenlijke verandering heb onderkend, is het innerlijk feit volslagen aan me zelf te zijn overgelaten. Ik heb de laatste jaren daarginds ook tamelijk eenzaam doorgebracht en wel vermoed, waar het mijn leven ongeveer heen moest. Ik was, ik wil het niet verhelen, voor deze zelfkennis menigmaal beducht. Doch thans, nu er geen terugkeer meer moge- | |
[pagina 9]
| |
lijk blijkt, voel ik mij met mijn afzondering geheel verzoend. Zo is de grote bekoring van mijn leven hier een besef van onbeperkte vrijheid en al weet ik voorshands nog niet wat daarmede aan te vangen en evenmin of ik later van deze zelfde vrijheid geen misbruik maken zal, ik vraag niet verder. Ik geef me zonder voorbehoud over aan dat nieuwe gevoel, dat al mijn gedachten, ook de onbeduidendste, vergezelt. Dat mij reeds bij vlagen radeloos ongedurig kan maken, als ware ik overnacht schatrijk geworden en talmde nog kleinlijk in een vale armoede. Gelukkig dus maar, dat de dagelijkse praktijk daar zo nuchter tegenover staat. Het hotel, waarover ik je reeds met enkele woorden schreef, heb ik moeten verlaten. Het was er, met al die zorgeloze mensen, een eigenaardig bedrijf, dat me zeer aanstond. Maar het werd te duur. Daar heb ik voor het eerst het leven warm en veilig, en toch voor immer van mij afgesneden, onderkend. Met dien verstande, dat dat warme veilige, al bleef ik er ook zelf buiten, mijn afgunst niet vermocht op te wekken. Integendeel mij wonderlijk goed deed. Voor het allereerst was er die atmosfeer, waarvan ik wel eens droomde en waarin ik mij, ook zonder met iemand een woord te wisselen, gelukkig voelen kon. Thans ben ik weer zonder mededogen in de harde werkelijkheid teruggebonsd. Eigenaardig hoe gelijksoortige levenssferen elkander tenslotte toch altijd weer vinden. Als drab, dat na een korte beroering in de heldere vloeistof langzaam bezinkt. Ik woon nu, in de buurt van het kantoor, bij een oude kleermaker, wiens vrouw onlangs gestorven is en die daardoor een kamertje had af te geven. Maar nu is er ook blijkbaar niemand meer om de boel schoon te houden. Zo even nog moest ik met mijn reispet de stof uit de vensterbank vegen, waar ik je nu, met uitzicht op een der drukste straten, zit te schrijven. Het is een heldere zondagmiddag. Straks komt Mr. J. in wie ik me gelukkig niet vergiste, om me af te halen. Ik ga met zijn vrouw kennis maken. Eén ding nog. Wanneer je soms de dagboeken van Hebbel eens kunt krijgenGa naar eind1. Ik geloof, dat hier het geschreven woord | |
[pagina 10]
| |
en de persoonlijkheid zuiver tesamen vallen. Geen zweem van onwaarheid. Verheven en toch concreet. Voor mij een gebeurtenis. Maar genoeg voor heden. Houd je maar goed. |
|