| |
| |
| |
[XVI]
Tot een opzienbarende arrestatie was het zo niet gekomen. Ook de naam, van de verdachte werd niet bekend gemaakt en slechts, met signalement, onder zekere kringen verspreid, ter verkrijging van het nodige getuigenmateriaal. In de stille straat echter trok het gebeurde uit de aard der zaak sterk de aandacht en liepen de meningen daaromtrent ver uiteen. Zo waren er, die van louter verbazing over het geval een gat in de lucht sloegen, en weer anderen die fijntjes lachend te kennen gaven dat zij op nog heel wat ergers hadden gerekend.
Het geweten der straat had als eerste de zwarte auto zien voorrijden en beweerde, door de geblindeerde vensters der cabine, terstond te hebben begrepen wat er zou gebeuren. Ook wist zij te berichten dat Daniël, wie de handboeien waren aangelegd, de indruk van een totaal gebroken man gemaakt had. Toen de voorlopige aanhouding van dag tot dag gerekt werd, ontving de politie een uitvoerige brief van haar hand, waarin zij verontwaardigd volhield dat iemand, zo keurig gekleed en steeds op een minzame groet voor de erker be- | |
| |
dacht, onmogelijk tot iets gemeens in staat kon wezen.
Op aanvrage en uit vrije beweging, in waarderende en ongunstige zin, bleven de getuigenissen omtrent Daniël binnenkomen. De schifting en het daarop volgend onderzoek van deze talrijke gegevens namen veel tijd in beslag,
hetgeen er niet toe meewerkte de toch al zo stroeve ambtelijke gang van zaken te bespoedigen. Sporen in de richting van andere personen waren doodgelopen. Veel trouwens konden het er niet geweest zijn, daar de duinstreek tot in het middaguur gewoonlijk zo goed als uitgestorven was. Maar zelfs die enkelen wisten overtuigend te bewijzen, dat zij er zich
| |
| |
op de dag van het misdrijf niet opgehouden konden hebben.
Zo bleef zich de verdenking nog steeds om Daniël concentreren. Ondanks een hermetisch sluitend alibi, dat, op beëdigde verklaringen van huisgenoten en buren berustend, ook hem volkomen ontlast zou hebben. Want dit werd - zo vreemd het ook moest aandoen - door de verdachte zelf voor onbetrouwbaar verklaard. Daniël toch bleef halsstarrig volhouden, op twee verschillende plaatsen tegelijk te kunnen vertoeven; en, in dit geval, ook werkelijk vertoefd te hebben. Een novum in het voorlopig onderzoek, dat de situatie nog verwarder maakte.
Omtrent zijn visionnaire gaven had Daniël dus, niettegenstaande zijn afspraak met Doortje in dit opzicht, iedere reserve opgegeven. En zo was het meer aan zijn eigen koppigheid dan aan ambtenarij te wijten, dat hij nog steeds in voor-arrest moest blijven.
Doortje was intussen reeds twee keer verhoord, maar, door de ervaring bij de zenuwarts opgedaan, omzichtiger in haar uitlatingen geworden. Veel echter kon dit niet meer baten. Ook van haar bezoek daar bleek de politie niet on- | |
| |
kundig. Daniël zelf had zij nog niet te spreken gekregen. Van hetgeen er door de vele getuigen omtrent hem werd aangebracht, kwam haar slechts zelden iets ter ore.
Kenschetsend voor de mentaliteit van verdachte was een inlichting, door een juffrouw van middelbare leeftijd verstrekt. Deze woonde ‘gemeubileerd’ in een zijstraat van het centrum der stad. Tegenover een berucht café, ‘De Mikado’ genaamd, waar uitsluitend bezoekers van het sterke geslacht - de jongeren soms wel geverfd en met pruiken op - plachten te verkeren. In Daniëls signalement had zij een nette, tengere, bejaarde burgerheer menen te herkennen, die in de aanvang en tegen het einde der week, voorafgaande aan het misdrijf, 's avonds voor dat café besluiteloos heen en weer gelopen had. Beide keren zeker wel een uur lang, maar zonder er ten slotte binnen te durven gaan.
Daar de dame in kwestie 's avonds, voor zover zij af en toe geen korte bezoeken had te ontvangen, vrijwel niet veel anders deed dan bij een glaasje aan het raam zitten, had zij de verdachte gedurende diens strijd met de verleiding nauwkeurig kunnen gadeslaan niet alleen, maar zelfs nog getracht, door op het venster te klop- | |
| |
pen en te wenken, hem op de goede weg terug te brengen. Tijdens de confrontatie bleef zij beslist volhouden, de door haar bedoelde persoon voor zich te hebben, en was niet vertrokken zonder een dringend beroep op de politie, om een gelegenheid, die haar bestaan ondermijnde, zo spoedig mogelijk te laten sluiten.
Daniël ontkende niet van de ‘Mikado’ af te weten. Integendeel, geheel ongevraagd vertelde hij nog, uit louter nieuwsgierigheid, daar eens laat op de middag langs gelopen te zijn. Maar toen bleek het café, waar gordijnen, uit rijen lange glazen kralen bestaande voor de met Japanse kersenbloesems beschilderde vensters hingen, nog gesloten. Teruggekeerd was hij er nooit. Van wat die vrouw daaromtrent berichtte, herinnerde hij zich niets meer. Wel wist hij, gedurende de week voorafgaande aan het misdrijf, 's avonds niet uit te zijn geweest. Maar daarom behoefde hetgeen die vrouw vertelde nog geen vergissing, of verzinsel te wezen. Zij kon hem die avond wel voor dat café hebben zien ronddwalen, terwijl hij, Daniël, tevens rustig thuis zat. Zonder dat hem dan ditmaal echter een ‘visioen’ voor zijn gelijktijdige aanwezigheid in die straat daar gevoelig gemaakt had. Het moest hier opvallen, dat Daniël zich door zulk heen en weer gepraat, ook
| |
| |
voor het verder verloop der ondervragingen, zowel naar een bekentenis als tot ontkennen de weg versperde.
Een even nauwgezet als uitgebreid onderzoek naar diens doen en laten, leverde niets voor de verdachte belastends op. Geen maîtresse, geen snoeperijtjes. Hij bleek een model-echtgenoot en tegelijk, of juist daardoor, een kinderlijke fantast die - zoals het geval met ‘De Mikado’ aantoonde - met glazen kralen en Japanse bloesems genoegen nam, terwijl hij misschien op heel wat anders uit was. Daartegenover stond, en hing er mee samen, dat de geestesgesteldheid van verdachte niet meer normaal mocht heten. Het proces-verbaal van het verhoor inzake ‘De Mikado’ was in de kanselarij terug gekomen, voorzien van de rand-aantekening:
‘Krankzinnig, maar niet zonder systeem.’
Met iemand die koppig volhoudt op twee plaatsen tegelijk te kunnen vertoeven, en zich desnoods ieder ogenblik in het nergens terug trekken, heeft een logische gedachtenwisseling uit de aard der zaak soms eigenaardige bezwaren. Telkens weer dezelfde absurde uitlatingen te moeten aanhoren, kan zelfs een ambtenaar, door zijn beroep aan verdraaiïng der waarheid
| |
| |
en aan spitsvondigheden gewend, het geduld doen verliezen. Daniël bleef onverstoorbaar. Door de archivaris wegwijs gemaakt, hield hij zich met ‘logica van de koude grond’ niet meer op.
Toen er zich een buurman aanmeldde, die de verdachte eens, op klaarlichte dag, hulpeloos in hun eigen straat had aangetroffen, bezig naar de weg te vragen, gaf Daniël toe, buiten soms wel even de kluts kwijt te raken. Dat kon gebeuren wanneer het tot hem doordrong zich tegelijk in het nergens te bevinden, waar iedere plaatsbepaling stokte en hij zich geestelijk, voorlopig althans, evenmin kon oriënteren. Maar dan was zo'n vluchtige verbijstering, volgens Daniël weer, toch ‘volkomen logisch.’ Tegen de verdenking, een buitenlands paspoort aangevraagd te hebben, om zich nog op het allerlaatst door de vlucht aan een strafvervolging te kunnen onttrekken, was Daniël terstond met klem en verontwaardigd in verzet gekomen. Anderzijds echter voegde hij, uit eigen beweging, ook hier weer aan toe, over een pas te hebben willen beschikken, om ‘op alle eventualiteiten voorbereid te zijn.’ O, neen, aan een vervolging door de politie of andere gewone stervelingen, had hij daarbij helemaal niet gedacht. Hem was het er enkel
| |
| |
om te doen geweest, uit een onduldbare dwangvoorstelling weg te komen. Jawel, uit de waan, dat hij in een stille zijstraat woonde en op het ogenblik hier wat in strubbelingen zat.
Streng vertrouwelijk wenste Daniël in dit verband nog mede te delen, dat bevriende machten bezig waren hem, uit de verte en op geheimzinnige wijze, van die ziekelijke inbeelding te genezen, maar daarbij door een schaar van helse kwelgeesten werden tegen gewerkt. Kortom - hier begon Daniël te fluisteren en telkens achterdochtig om zich heen te zien - sinds enkele maanden was er een verbitterde strijd om zijn vrijheid ontbrand. Toen hij bemerkt had, dat de reeds voelbare bijstand weer ondermijnd werd en de hem vijandig gezinde krachten toch nog de overhand dreigden te behouden, wat was hem, Daniël, toen anders overgebleven dan te trachten alleen de duivelse ban te breken. Door spoorloos te verdwijnen, zij het voorlopig gewoon met de trein.... Maar dat ging weer niet zonder pas....
Zo goed als het Daniël blijkbaar deed, over hetgeen er in hem omging eindelijk zonder enig voorbehoud te mogen en te moeten spreken, zo scheen hij zich toch evenmin te verhelen, daardoor telkens weer verzet of spot van buiten-af uit te lokken, die hij nimmer zou kunnen over- | |
| |
winnen of tot zwijgen brengen. Dit besef moest dan tot de onverhoedse aanval van extatische woede hebben gevoerd, waarin hij, onder het aanheffen van de strijdkreet: ‘Leve de Leegte!’ getracht had, zich op een ambtenaar te werpen, bezig hem een verhoor af te nemen. Maar zo scheen het toch raadzaam, dergelijke diepzinnige bespiegelingen voortaan in tegenwoordigheid van een stoere veldwachter te doen plaats vinden.
|
|