| |
| |
| |
[IX]
Doortje had een zenuwarts opgezocht, die - blijkens een advertentie - ook voor huwelijksmoeilijkheden raad wist. De vreemde uitlatingen en het onberekenbare gedrag van Daniël begonnen haar steeds meer te verontrusten. Zij had erg tegen dit bezoek opgezien en was er waarschijnlijk zonder de aandrang van enkele familieleden niet toe gekomen. Volgens die kant echter, en ook naar het oordeel van een oudere vriendin, zou het wel eens op een catastrophe kunnen uitlopen. Om enige ruggesteun te hebben, had zij zich door haar vader doen vergezellen. Met tegenzin was de oude man in de wachtkamer achter gebleven. Daniëls eigenaardigheden leken hem nog eerder te verdragen dan Doortjes jaloezie.
In haar verwachting, aanvankelijk onbelemmerd het woord te kunnen voeren - Doortje was er bespraakt genoeg voor - werd zij teleurgesteld. De arts volgde een vast schema.
Een korte inleiding harerzijds werd onderbroken voor het stellen van algemene vragen. Ook haar eigen leeftijd moest Doortje opgeven.
| |
| |
Haar gelaat betrok. Zij was enige jaren ouder dan Daniël.
Welk beroep haar man uitoefende? In verband met het in rekening te brengen honorarium leek het niet ongunstig ronduit te kunnen verklaren dat Daniël niets om handen had. Hun inkomsten waren gering. Hier trof Doortje een eigenaardige blik.
Nu ja, werken, op zijn manier, deed hij wel. Zo was hij aan een groot boek bezig, schreef soms bijdragen voor een encyclopaedie, en hield ook lezingen voor de radio.... Wel, kijk eens aan; en waarom dit niet terstond te zeggen? Neen, opbrengen deed dit alles zo goed als niets. - En de radio dan? Die betaalde toch flink!
Doortje aarzelde even. Met die radio-toespraken was het zo, dat die thuis gebeurden. Wat zou dat, zo doen ministers het ook.
Doortje lachte. Ja, ze moest er nu zelf om lachen. Maar het was zó, dat in de uitbouw - ze bewoonden maar een heel goedkoop huis met uitbouw - dat daar een soort van microfoon was opgesteld. Maar een stomme. Die dus nergens gehoor vond.... De arts werd aandachtig.... En daar oefent zich dan mijn man. Voor later.... Als hij eenmaal uitgenodigd wordt, om uit dat grote boek voor te dra- | |
| |
gen.... Weer lachte Doortje, onbeholpen thans.... Met een wekker, om zich vooral aan de voorgeschreven tijd te houden....
‘Met een wekker; ja, waarom ook niet....’, merkte de arts droogweg op, alsof die wekker voor hem de natuurlijkste zaak ter wereld was.
‘- Drinkt Uw man?’ - Doortje werd plotseling
weer ernstig. - ‘Ik bedoel, overmatig?’ ‘Neen, gelukkig niet.’ - Pauze - ‘Trouwens hij kan bijzonder veel verdragen, eer men iets aan hem begint te merken.’ ‘Maar heeft U, wanneer het eenmaal zover is, daar soms last van?’ Doortje zweeg. ‘Ik bedoel, komt het dan tussen U beiden wel eens tot minder verkwikkelijke tonelen?’ Doortje loog: ‘O neen, nooit.’
| |
| |
De arts wuifde achter zijn lessenaar met een vel papier: ‘Avanti! En hoe is het met de echtelijke omgang?’ - Doortje staarde de arts verwilderd aan.... ‘Met wat?’
‘Kom, U begrijpt me wel. Het sexuële is nu eenmaal een belangrijke factor bij een eventuele ondermijning van het zenuwgestel. Daar laat zich hier niet omheen praten. Hoe kan ik anders een voorlopige diagnose stellen? En dat zal toch wel het doel van Uw bezoek geweest zijn?’ - Doortje knikte.
‘Gebeurt die omgang normaal, of openbaart de patiënt....’ Zij kreeg een schok.... Even bleef Doortje sprakeloos van verbazing. Toen barstte zij los: ‘Ik begrijp U helemaal niet, dokter. Maar als U daaromtrent beslist iets weten moet, hoe pijnlijk mij dat dan ook is.... maar omgang in die zin hebben wij reeds jaren niet meer.’
De arts begon heen en weer te lopen.
‘Ligt dit aan U?’ ‘O, neen....’ ‘Slaapt U separaat?’ ‘Neen....’ ‘Heeft Uw man soms vroeger iets gemankeerd?’
Dit verhoor, dat geen einde wilde nemen, begon Doortje tot een kwelling te worden. O, was zij maar weg gebleven! ‘Neen, neen, dokter’, stamelde zij ten slotte ‘daar weet ik alle- | |
| |
maal niets van.’ In haar radeloosheid was zij vuurrood geworden.... De vrouw scheen evenmin afkerig van een glaasje.
De arts bleef midden in de kamer staan; glimlachte.... ‘Maar als U dan nergens last van heeft, dan van wat koudbloedigheid en dwaze invallen....’ Hij fronste de wenkbrauwen om te kennen te geven: Mijn tijd is kostbaar. Zo echter liet Doortje zich niet afschepen. Het hoge woord moest er uit. Het woord, waardoor zij voor die aandrang van buiten af gezwicht was.... ‘Maar, dokter, daarom kan hij toch wel krankzinnig wòrden!’
De arts haalde de schouders op. ‘Om dat te kunnen beoordelen, zou ik Uw man hier moeten hebben. Hem dienen te onderzoeken; met hem-zelf praten.’
‘O, neen.... meneer.... dokter.... pardon.... O, neen, dat gaat niet! Om 's hemels wil!, wanneer hij ook maar te weten kwam, dat ìk hier achter zijn rug geweest ben, dan.’ Doortje begon vertwijfeld op haar zakdoekje te bijten, terwijl uit haar ogen nog slechts zinloze angst sprak.... De ander scheen toch niet zo'n lammetje te wezen, als zijn bezoekster het had willen doen voorkomen.
Langzaam vond Doortje haar zelfbeheersing terug. ‘Neen, dokter, dat gaat niet’, herhaal- | |
| |
de zij mechanisch. ‘Maar, maar heeft U dan niet genoeg aan wat ik U zelf reeds gezegd heb?’ Als bevrijd kwam zij overeind. ‘Heb ik U dan niet gezegd, dat hij beweert.... Maar neen, het voornaamste heb ik in mijn verwarring nog vergeten. Soms beweert hij, op twee verschillende plaatsen tegelijk te kunnen zijn. Midden onder een gesprek kijkt hij me dan plotseling op zo'n griezelige manier aan, en vraagt: weet je, waar ik nu ben? En dan begint hij die andere plaats haarfijn te beschrijven....’
De arts werd weer aandachtig. ‘Gaat U nog eens zitten.’ Zelf nam hij weer aan zijn lessenaar plaats.
Doortje vervolgde: ‘Kort geleden nog hield hij vol, er niets meer van te geloven, dat hij, wanneer hem aan zijn schrijftafel plotseling iets overkwam, dat hij dan, als ieder ander onder dezelfde omstandigheden, een lichaam - kadaver noemde hij het - zou achterlaten.... Toen ik daarop trachtte hem die onzin uit het hoofd te praten, begon hij wat te schipperen. Nu goed dan, gaf hij ten slotte toe, misschien was het in zijn geval toch wel zo, misschien ook niet.... Maar dokter, wat zijn dat nu eigenlijk voor gesprekken?’
‘Zijn daar wel eens getuigen bij?’
| |
| |
‘Neen, daar past hij wel voor op!’
‘Kunt U het niet zo inrichten, dat daar bij gelegenheid, buiten zijn medeweten, toch iemand bij aanwezig is? Achter een gordijn, of zo?’
‘Om 's hemels wil, dokter! O, neen, dat durf ik niet.’
De arts maakte een paar notities.
‘En zulk gebazel jaagt U schrik aan?’
‘Niet zo erg meer als in het begin. Een mens went ten slotte aan alles.... En toch, wanneer wij 's avonds alleen in het stille huis zwijgend bij de lamp zitten, en ik kijk mijn man dan soms even tersluiks van ter zijde aan.... En dan plotseling de verdenking bij mij opkomt, dat daar misschien een krankzinnige tegenover me zit.... Misschien! O, dokter, deze onzekerheid.... en dan zo met hem alleen.... Ja, dan kan ik toch soms ontzettend bang worden....’
Doortje bracht haar hand even aan de ogen. De arts scheen getroffen. Hij glimlachte vergoelijkend.
‘Luistert U nu eens kalm.... Heeft U nooit het gevoel gehad, dat dit rare optreden en die wartaal, de microfoon en de wekker, dat dit alles slechts simulatie is, er op berekend U schrik aan te jagen. En U er zo toe te brengen,
| |
| |
pogingen in het werk te stellen, om van Uw man af te komen? Dat zou hem de moeite besparen, zich van U te ontdoen.’
‘Maar dokter....!’ Verontwaardigd was Doortje opgestaan. Zich van zijn lessenaar verheffend, kwam de arts haar halverwege tegemoet.
‘Verstaat U mij niet verkeerd, mevrouwtje. Maar als psychiater en na hetgeen ik omtrent de patiënt van U gehoord heb moet ik ook deze mogelijkheid open laten. Vergeet niet, hoe angstvallig Uw man er op bedacht is, die vreemde praatjes alleen maar met U onder vier ogen te houden! En dan, misschien is U hem, om welke reden ook, in de weg....’
Doortjes ogen begonnen opnieuw te rollen.
‘Nodig ten minste,’ ging de arts onverstoorbaar voort, ‘nodig, in zeker opzicht dan, heeft hij U reeds niet meer. Hier gaapt een hiaat. Een hiaat, dat door de verwaarloosde partij niet altijd even rustig verdragen zal worden....’
Doortjes trekken verhelderden zich. ‘Vooral wanneer het een gezonde, nog betrekkelijk jonge man betreft.’ Doortje knikte gretig.... ‘Soms geeft dat tot jaloezie aanleiding, die dan weer voor de andere partner ondragelijk wordt. Er zijn nu eenmaal mannen, voor wie
| |
| |
een door jaloezie aangevreten huwelijk een hel op aarde is, waaruit zij zich, tot elke prijs, zullen trachten te bevrijden. O, neen, dat kan niet persoonlijk bedoeld zijn. We hebben hier met zoveel facetten te doen!’
Doortje stond op hete kolen. Bij de dubbele deur der spreekkamer, boog de arts zich nog even naar haar over: ‘Voor een echtscheiding kunt U, uit de aard der zaak, beter bij een advocaat te biecht.’ Hij beheerste de situatie volkomen.... ‘Neen, neen, laat U maar, dat komt in orde....’
In de wachtkamer was Doortje nog zo ontdaan, dat zij zich even van poeder en lippenstift moest bedienen. Haar vader was er ingedommeld.
Eenmaal op straat wilde Doortje niets loslaten. De oude man drong niet verder aan. Hij had niets tegen Daniël, al was het ook een raar stuk schoonzoon. Daarom vroeg hij slechts: ‘Ben je eerlijk geweest, Doortje? Neen, het is maar, dat zo'n vreemde dokter geen scheve kijk op Daniël krijgt.... Ook jìj hebt je gebreken.’
‘Die kerel is niet goed bij zijn hoofd!’ antwoordde ze verontwaardigd. |
|