Thula in gevaar
Over de rivier kwam een bootje aangevaren, vol met mensen. Het waren toeristen. Ze woonden niet in Suriname, maar in een ander land. Ze kwamen hier vakantie vieren, omdat ze hadden gehoord hoe mooi Suriname was. Nu konden ze alles met eigen ogen zien. De bootsman was eerst een hele poos met de toeristen in de richting van de grote oceaan gevaren en ze hadden veel prachtige dolfijnen gezien. Iedereen was blij. Nu voeren ze over de Commewijnerivier op zoek naar rode ibissen, sabaku's en andere vogels. Ze praatten en lachten luid. De motor van de boot maakte veel lawaai en soms moesten de mensen schreeuwen om elkaar te kunnen verstaan. Thula sliep nog steeds op haar tak. Ze droomde van Afo Thula en hoorde helemaal niets. Nu was de boot bijna bij de tak waarop Thula zat te dromen. Thula schrok wakker van het lawaai. Ze was nog helemaal slaperig en begreep niet zo gauw waar ze was. Wat gebeurt er? Help... mensen... jagers... ze komen me pakken... waar ben ik? En boem, daar ging die arme Thula voor de tweede keer. Ze viel van de tak en kwam met een harde plof in de blubber terecht.
Thula schreeuwde.
‘Au au au, mijn poten. Ik zit vast, help... help me nu toch!’
De boot ging gewoon verder, de mensen hadden Thula niet eens gezien.
Thula worstelde om uit de modder te komen, maar ze was niet sterk genoeg. Ze begon te huilen en te roepen.
‘Help... iemand help me nu toch!’
Maar er was niemand in de buurt, niemand kon haar horen. Thula begon nog harder te huilen. Ze was zo moe. Was er nou maar iemand om haar te helpen, maar niemand kwam. Thula bleef zielig liggen. Door haar geworstel zat ze nu nog veel dieper vast in de modder dan toen ze net gevallen was. Ze kon haar mooie gele tenen niet eens meer zien. Ze zag nu ook dat het water steeds dichterbij kwam. Ja, dan werd het vloed. Dat wist ze wel, dat had mama haar uitgelegd. Als het vloed is, komt het water omhoog en als het eb