Thula
Mevrouw Sabaku woonde graag in Suriname. Haar boom stond met zijn wortels in de rivier. Als het eb was gingen ze naar het kleine strandje vlak onder de boom. Daar kon je lekker eten halen. Op het strandje, vlakbij de rand van het water, waren vaak kleine krabbetjes. Daar was ze dol op. Ze verstopten zich wel altijd voor haar, maar daar had ze een oplossing voor bedacht. Als ze met haar grote gele tenen in het zand harkte, kwam er meestal wel een lekker hapje tevoorschijn.
Ze kon het strandje zien vanuit haar nest. Ze zag haar man door het water hollen. Hij at graag visjes en het liefst ving hij die terwijl hij rende. Ze zag buurman Blaw Sabaku laag over het water vliegen en een duik nemen. Ja, hij had een vette vis te pakken! Het was echt heel prettig wonen hier. Altijd genoeg te eten. Altijd lekker warm weer en hele aardige buren. Daarover was mevrouw Sabaku best tevreden. Als haar ei nu maar uitkwam en alles goed was met het kleintje, dan kon ze écht blij zijn.
Ze legde haar oor weer tegen het ei. Ze hoorde het tikken nog steeds.
Maar wat zag ze nu? Ja, warempel, er zat al een klein gaatje in de schaal. Ze riep heel hard naar meneer Sabaku.
‘Man, kom je gauw thuis? Onze kleine wordt geboren. Kom snel, kom snel.’
Maar meneer Sabaku hoorde niets, hij rende nog steeds door het water op zoek naar lekker eten. Misschien moest ze even wachten tot hij iets gevangen had en stilstond.
Even later kwam meneer Sabaku al aangevlogen.
‘Dag Pop, ik ben weer thuis. De buurman zei dat je mij riep. Ik heb je niet gehoord. Is er wat aan de hand?’
‘Dag Man, ik ben blij dat je er bent. Kom eens gauw kijken. Ons kindje wil uit het ei komen. Zie je wel, hij heeft al een gaatje in de schaal gemaakt. Ik was eerst van plan om hem een beetje te helpen, maar de buurvrouw zei dat het niet goed is voor de kleine.