Eén ei
In Suriname, aan de rand van de Commewijnerivier, zat mevrouw Sabaku op haar nest. Ze had samen met meneer Sabaku een mooie boom uitgezocht. Het was een parwaboom. Ze hadden hun best gedaan om een stevig nest te maken. Meneer Sabaku had takken gezocht en naar de boom gebracht. Mevrouw Sabaku had het nest gebouwd en ze was er heel tevreden over. Het was een mooi nest geworden met genoeg plaats voor haar eieren.
Mevrouw Sabaku legde meestal twee of drie eieren, maar deze keer niet. Ze was helemaal in de war. Ze had maar één ei gelegd. Ze begreep er helemaal niets van. Het was wel een heel mooi, groot, blauwgroen ei. Ze hoopte dat alles goed zou komen. Toch maakte ze zich wel een beetje zorgen. Ze keek uit over de brede rivier terwijl ze zat te broeden. Het was haar beurt. Meneer Sabaku had eerst een hele poos op het ei gezeten. Nu was hij weggevlogen, op zoek naar eten.
Mevrouw Sabaku was een beetje verdrietig. In een boom verderop zat haar buurvrouw mevrouw Blaw Sabaku ook op haar nest. Mevrouw Blaw had drie eieren gelegd en ze waren alle drie al uitgekomen. Zij had nu drie mooie gezonde kuikens. Het ei van meneer en mevrouw Sabaku was nog steeds niet uitgekomen. Er waren al drie weken voorbij gegaan. Ze hadden heel goed hun best gedaan om het ei warm te houden. Daarom was ze zo in de war. Wat zou er toch wel aan de hand kunnen zijn? Ze had maar één ei en daar kwam maar niets uit. Ze hoorde het gepiep van de buurkuikens nu al twee dagen en bij haar in het nest was nog niets te horen. Dat maakte haar bedroefd en ze wilde het liefst een potje huilen. Haar ei zou toch wel uitkomen?
Ineens hoorde ze een zacht getik. Ze legde haar oor heel dicht tegen het ei aan. Ja, het was echt waar. Haar jong wilde naar buiten. Hij was eindelijk groot genoeg. Met haar lange snavel tikte ze voorzichtig tegen de buitenkant van het ei. Ze wilde die kleine laten weten dat ze al op hem zat te wachten. Misschien kon ze hem wel helpen. Zou ze nog wat harder