Davids psalmen, nieuwlyx op rym-maat gestelt(1685)–Dirk Rafaelsz. Camphuysen, Joachim Oudaen– Auteursrechtvrij Vorige Volgende Den Cxliij. Psalm. 1 Mijn bede koom tot U gestegen, En laat mijn smeeking U bewegen, Neyg, Heer, het oore, dat, bereyd, U maake tot gehoor genegen Na Waarheyd, en gerechtigheyd. 2 Ach! Heer, en gaat niet in 't gerichte Met uwen Knecht! wie van 't betichte Zich vinden zouw, wen hy verscheen, Rechtvaardig, voor uw' Aangezichte, Is aller levendigen geen. 3 Helaas! mijn vyand, in zijn vaarde, Vervolgt mijn ziele met den zwaarde, En legt my in de duysternis, En treed mijn leven neer ter aarde, Als een die lang gestorven is. 4 Dies kan mijn geest niet overwinnen Den angst, die my bestelpt van binnen; Benauwtheyd, en mismoedigheyd, Verbaast my 't hert, beroert mijn zinnen, Door 't geen inwendig in my leyt. 5 Dan overdenk ik, welke paden Wy in voorleden dagen traden; En 'k neem inwenig mijn gemerk, (En overleg, Heer, al uw' daden) Op uw' be- [fol S5v] [fol S5v] stier en handen-werk. 6 Ik breyde t'Uwaarts uyt mijn handen; Het geen my doet de ziel ontbranden, Die zich voor U daar hene stort, Daar z', als de grond der dorre landen, Naar uwen troost begerig word. Pause. 7 Mijn geest bezwijkt, ach! haastelijken, Verhoor my Heer! en in 't bezwijken Verberg uw' Aanschijn niet van my, Die haast den genen wil gelijken Die in den kuyl gekeldert zy. 8 Ach! wilt uw' goedertierentheden My in den morgenstond ontleden! 'k Betrouw op U: maak my bekent Den goeden weg, die 'k heb te treden; Die t'Uwaarts heb mijn ziel gewend. 9 Verlos my van mijns vyands lagen: Ik acht my van 't gevaar ontslagen, Zoo 'k my by Dy verschuylen mag: Ontdek my, Heer, uw' welbehagen, En toon my 't geen ik niet en zag. 10 Gy zijt mijn God, al mijn vermogen, Als mijn bevroeding, al mijn poogen, Zy U geheyligt! houw m' in stand, Door uwen goeden geest bewogen. [fol S6r] [fol S6r] Geley my in een effen land. 11 Doet, Heer, my 't leven weer aanschouwen Om uwen Naam; en om 't vertrouwen By my op U, o God, geleyt! En voer mijn ziel uyt dit benouwen, Alleen om uw' Gerechtigheyd. 12 Door mijne vyand uyt te roeyen Zal zich tot haar bepaling spoeyen Uw' Goedertierenheyd, en Recht; En 't zal in hem den trots besnoeyen, In my, den angst; die ben uw' Knecht. Vorige Volgende