Davids psalmen, nieuwlyx op rym-maat gestelt(1685)–Dirk Rafaelsz. Camphuysen, Joachim Oudaen– Auteursrechtvrij Vorige Volgende Den Cxxxiiij. Psalm. 1 Zie, loof den Heere, t'aller tijd, Gy Knechten, die des Heeren zijt; Die nacht aan nacht zijn wacht aanvaat, En in het Huys des Heeren staat. 2 Hef, tot zijn lof noch traag, noch stom, Uw' handen op naa 't Heyligdom: Dat, uyt een recht aandachtig hert, Zijn lof van u beleden werd. 3 De Heere zeeg'ne dan voortaan Uyt Sion u, en uw' bestaan; Die Aard en Hemel heeft gemaakt, En over zijn' oprechten waakt. Vorige Volgende