Davids psalmen, nieuwlyx op rym-maat gestelt
(1685)–Dirk Rafaelsz. Camphuysen, Joachim Oudaen– Auteursrechtvrij
[fol R2v]
| |
by geval
Geen hulp gewerden zal;
Ia hulp verwacht ik van om hoog:
Van Hem, die 't al bewaakte,
En Aard, en Hemel, maakte.
2 Dies voor het wank'len uwen voet,
Nadien nooyt sluymering
Uw's Wachters oog beving,
Hy, Isr'els Harder, steeds behoed;
Die sluym'ren zal noch slapen,
In 't ga slaan zijner schapen.
3 De Heere, dan, in zulk een stand,
Die uw' bewaarder is,
Diens schaduw' u verfrisch',
De Heer is aan uw' rechterhand,
Dat Zon noch Maan hun stralen
Doen quets'lijk op u dalen.
4 De Heere zal voor alle quaad
U veylig doen bestaan;
Uw' ziele gade slaan;
Uw' uyt-en Ingang, vroeg en laat
Met zijn beschut bekleeden,
Tot in all' eeuwigheden.
|
|