Davids psalmen, nieuwlyx op rym-maat gestelt
(1685)–Dirk Rafaelsz. Camphuysen, Joachim Oudaen– Auteursrechtvrij
[fol P2v]
| |
2 Want al zijn doen is Majesteyt,
Gerechtigheyd, en heerlijkheyd,
In eeuwigheyd te saam verbonden;
De Heer, die zijner Wond'ren doet
Gedenken, word in't vroom gemoed
Genadig, en getrouw, bevonden.
3 Bewaar zijn vreez' op heyl'ge wijs:
Hen die Hem vreezen geeft Hy spijs,
Zoo dat hen niets en zal gebreken;
Die zijns Verbonds in eeuwigheyd,
Gelijk Hy hen heeft toe gezeyt,
Gedenkt door menig zichtbaar teken.
| |
Pause.4 De kracht, die zijne Werken raakt,
Heeft Hy zijn Volk bekent gemaakt,
Hen gevende der Heyd'nen Erve;
De Werken zijner handen zijn
Gerecht, en Waarheyd; dat m'in zijn'
Bevelen nimmer trouwheyd derve.
5 De grondvest daar zijn Trouw op leyt
Zijn waarheyd, en oprechtigheyd;
Dit steunsel steltse vast, en veylig:
Hy, die zijn Volk verlossing zond,
Verbind zich eeuwig aan't Verbond:
Zijn Naam is vreesselijk, en heylig.
6 Laat 's Heeren vrees ter herten in,
Dat geeft de Wijsheyd haar begin;
Aan zijne Wetten te beleven
Word een volmaakt verstand gekent:
Zijn lof is eeuwig; zonder end
Zy Gode lof en eer gegeven.
|
|