Davids psalmen, nieuwlyx op rym-maat gestelt(1685)–Dirk Rafaelsz. Camphuysen, Joachim Oudaen– Auteursrechtvrij Vorige Volgende Den Lxxxvij. Psalm. 1 Zoo rust met recht zijn grondvest op de Bergen Der Heyligheyd: Een Stad van God bemind: Der steden geen, daar Iakob zich bevind, Dan Sion, kan Hem zulk een liefde vergen. 2 Wat rijken roem van heerelijke dingen Verheft uw' naam, o Stad des grooten Gods! Zy Rahab groot, zy Babel stout en trots, Zy worden hier mijn onderwerpelingen. 3 De Filistijn, en 't machtig Volk der Moren, En wie zich weet te Tyrus voortgebracht, Verloochent zelf zijn Vaderlijk geslacht, En noemt zich hier een wettig ingebooren. 4 Dies zal men van Ieruzalem vermelden Dat dees' en die haar Ingeboor'nen zijn; Want d'Alderhoogst' erkentse voor de zijn', Die hier hun hoop, daar Hy haar vastheyd, stelden. 5 Hy rekents', en Hy tekents' als de zijnen, En eygent haar 't geboorte-voorrecht toe: Daar zang, en spel, en nimmer bloeyens moe, Des levens bron, verquikken die nu quynen. Vorige Volgende