Voorwoord
Dit boek is geschreven gedurende de jaren mijner gedwongen ambteloosheid onder de duitsche bezetting. Het trof mij in dien tijd nogal eens, zoowel bij het lezen van sommige geschriften der ‘illegale’ pers als bij besprekingen in beperkten kring, hoe menigeen, die staatkundige hervormingen voor de toekomst bepleitte, niet zoo bijster goed op de hoogte was van de staatkundige verhoudingen in het verleden. Ik was er zeer van overtuigd, dat wij, wanneer Nederland zou herrijzen, naar allerlei hervorming zouden moeten streven, doch ik was er niet minder van doordrongen, dat slechts hij dit met vrucht zou kunnen doen, voor wien het verleden geen gesloten boek was. Daarom wenschte ik een poging te wagen om in breeden kring voor dit verleden belangstelling te wekken. Voor het jongste verleden heb ik dit trachten te doen door het schrijven eener uitvoerige parlementaire geschiedenis, rechtstreeks aan de bronnen ontleend, over de jaren 1918 tot 1940. Toen mij, nadat deze gereed was, nog tijd restte, heb ik gemeend mij te moeten zetten aan een beschrijving der hoofdzaken van onze staatkundige geschiedenis der laatste honderd jaren, bijzonderlijk bestemd voor hen, die tijd en gelegenheid missen van meer uitvoerige werken kennis te nemen. Deze geschiedenis heb ik niet rechtstreeks aan de bronnen ontleend. Ten einde den lezer niet met honderden noten te vermoeien, heb ik mij echter er van onthouden telkens te verwijzen naar de schrijvers, wier arbeid mij de noodige gegevens heeft verschaft. Waar ik intusschen niet met geleende veeren wensch te pronken, heb ik aan dit boek een opgave toegevoegd van de door mij geraadpleegde werken.
Het personenregister aan het einde van het boek dank ik aan de hulp van mijn zoon Mr. H.C. Oud, wien ik daarvoor ook op deze plaats een woord van dank breng.
P.J.O.
Rotterdam, December 1945.