Honderd jaren
(1946)–P.J. Oud– Auteursrecht onbekendHoofdzaken der Nederlandsche staatkundige geschiedenis 1840-1940
P.J. Oud, Honderd jaren. Hoofdzaken der Nederlandsche staatkundige geschiedenis 1840-1940. Van Gorcum & Comp., Assen 1946.
-
gebruikt exemplaar
exemplaar universiteitsbibliotheek Leiden, signatuur: 933 C 17
algemene opmerkingen
Dit bestand biedt, behoudens een aantal hierna te noemen ingrepen, een diplomatische weergave van Honderd jaren. Hoofdzaken der Nederlandsche staatkundige geschiedenis 1840-1940 van P.J. Oud uit 1946.
redactionele ingrepen
p. 51: beer → heer: ‘Deze Vrolik is een ongemakkelijk heer.’
Bij de omzetting van de gebruikte bron naar deze publicatie in de dbnl is een aantal delen van de tekst niet overgenomen. Hieronder volgen de tekstgedeelten die wel in het origineel voorkomen maar hier uit de lopende tekst zijn weggelaten. Ook de blanco pagina's (p. II, VI) zijn niet opgenomen in de lopende tekst.
[pagina ongenummerd (I)]
HONDERD JAREN
hoofdzaken der nederlandsche staatkundige geschiedenis 1840-1940
[pagina ongenummerd (III)]
HONDERD JAREN
HOOFDZAKEN DER NEDERLANDSCHE STAATKUNDIGE GESCHIEDENIS
1840-1940
DOOR MR. P.J. OUD Oud-lid van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Oud-Minister van Financiën
Burgemeester van Rotterdam
MCMXLVI
VAN GORCUM & COMP. N.V. (G.A. HAK & H.J. PRAKKE)
AAN DEN BRINK, ASSEN
[pagina ongenummerd (VII)]
Inhoud
Hoofdstuk I. Op den Drempel van een nieuwen Tijd | 1 |
Het landsvaderlijk bewind van Willem I, 1 - De grondwetten van 1814 en 1815, 1 - De besluitenregeering, 3 - De ‘politiek van volharding’, 4 - De financieele toestand in 1839, 4 - De aandrang tot grondwetsherziening: Donker Curtius, 5; Thorbecke, 5; Groen van Prinsterer, 6 - De regeeringsvoorstellen, 7 - De ministerieele verantwoordelijkheid, 8 - Thorbeckes oppositie in de dubbele kamer, 9 - Willem I doet afstand van de kroon, 10 - Verschil tusschen hem en Willem II, 10 - Het kerkelijk vraagstuk, 10 - De afscheiding, 11 - De kloosters, 11 - Het onderwijs, 11 - Floris Adriaan van Hall, 13 - Zijn financieele hervorming, 14 - Het verlangen naar grondwetsherziening steeds levendiger, 15 - Het voorstel der negenmannne, 16 - Toenemende onrust in het land, 16 - Aftreden van Van Hall wegens onvoldoende geneigdheid des konings om de grondwet te herzien, 17 - De algemeene toestand in Europa en de revolutie van Februari 1848, 17 - De terugslag in Nederland, 18 - 's Konings boodschap aan Boreel, 19 - Moeilijkheden bij de vorming van een nieuw ministerie, 19 - Een commissie voor de grondwetsherziening ingesteld, 19 - Groote verwarring in 's konings besluiten, 20 - Schimmelpenninck formeert een ministerie, 21 - Thorbecke redigeert de nieuwe bepalingen der grondwet, 22 - Schimmelpenninck treedt af, 22 - Wijzigingen in de grondwetsvoorstellen in overleg met de kamer, 23 - De godsdienst, 23 - Het onderwijs, 23, - De herziening voltooid, 25 - Overlijden van Willem II, 25 - De proclamatie van Willem III, 25. | |
Hoofdstuk II. Het Ministerie van Hervorming | 26 |
De partijverhoudingen in 1849, 26 - Het anti-revolutionaire staatsrecht van Groen van Prinsterer, 26 - Zijn houding tegenover de roomsch-katholieken, die met de liberalen samengaan, 29 - Moeilijke positie van het ministerie-De Kempenaer-Donker Curtius, 29 - Optreden van Thorbecke aan het hoofd van een nieuw kabinet, 30 - ‘Wacht op onze daden’, 31 - De kieswet, 31 - Groens verzet tegen rechtstreeksche verkiezingen, 31 - Individualistisch of organisch kiesrecht? 32 - De leer der volkssouvereiniteit tegenover het beginsel der souvereiniteit Gods, 32 - Groen verliest een ‘weddenschap’, 34 - De provinciale wet, 34 - De gemeentewet, 34 - Van Bosses pogingen tot verbeteringen van het belastingstelsel, 36 - Zijn maatregelen tot bevordering van een vrijer ruilverkeer, 36 - Hervorming van het muntwezen, 37 - Nog geen wet op het lager onderwijs, 38 - De anti-revolutionairen een ‘gevaarlijke partij’, 38 - Thorbeckes houding tegenover de bijzondere school en die van Groen tegenover de openbare, 39 - Hevig verzet tegen de voorgestelde regeling van het armbestuur, 40 - De Aprilbeweging van 1853, 40 - De in- |
[pagina ongenummerd (VIII)]
stelling van bisdommen in ‘het Rijk van Holland en Brabant’, 41 - Hevige agitatie tegen Rome en tegen Thorbecke, 42 - Een rustig debat in de tweede kamer, 42 - Aanbieding eener petitie aan den koning, 43 - Zijn antwoord doet het kabinet ontslag vragen, 44 - Een kabinet-Van Hall en ontbinding der tweede kamer, 44 - Is deze gang van zaken inconstitutioneel? 45 - Thorbecke als ‘zoenoffer’ gevallen, 47. | |
Hoofdstuk III. Politiek zonder Gestadigheid | |
Van Halls ‘preliminaire punten’, 48 - De samenstelling van zijn ministerie, 48 - De verkiezing eener nieuwe tweede kamer, 49 - Van Halls ‘apaisement’; een wet op de kerkgenootschappen zonder reëele beteekenis, 50 - De regeling van het armbestuur, 50 - Zwakke positie van het kabinet, 51 - Vrolik als minister van financiën, 51 - ‘De oppositie is geworden tot regeerende partij’, 52 - Minister Van Reenens houding in de onderwijskwestie brengt hem in botsing met de anti-revolutionairen Groen en Van der Brugghen, 53 - Een ontwerp-Van Reenen met facultatieve splitsing der openbare school naar de gezindheden ingediend, 54 - Dit denkbeeld later weer prijsgegeven, 55 - De schoolstrijd buiten de staten-generaal, 56 - Groen adviseert den koning, 57 - Aftreden van Van Hall, 57 - Van der Brugghen vormt een ministerie, 58 - Zijn breuk met Groen, 58 - Nieuw ontwerp-schoolwet, 59 - Thorbecke over ‘Christendom boven verdeeldheid van geloof’, 59 - Groen tegenover Van der Brugghen, 60 - De houding van israëlieten en roomsch-katholieken, 60 - Definitieve breuk tusschen Groen en de ethischen, 62 - Het kabinet-Van der Brugghen vervangen door een kabinet-Rochussen, 62 - Het spoorwegvraagstuk, 62 - Het laatste kabinet-Van Hall, 63 - Thorbecke geeselt zijn ‘parasitische politiek’, 63 - Van Hall gaat heen, 64 - De ‘afvallige’ liberaal Van Zuylen vormt een kabinet, 64 - Van Heemstra neemt weldra de leiding van dit kabinet over, 65 - Val van het kabinet, 65 - Vergeefsche pogingen om aan Thorbecke te ontkomen, 66. | |
Hoofdstuk IV. Thorbecke en Fransen van de Putte | |
Het tweede kabinet-Thorbecke niet de evenknie van het eerste, 67 - Vruchtbare werkzaamheid van Thorbecke persoonlijk, 67 - Weinig gelukkige keuze der ambtgenooten, 68 - Van der Maesen de Sombreff en de poolsche nota, 68 - Betz en het limburgsche ‘brievenschandaal’, 69 - Het koloniale vraagstuk, 70 - Het stelsel der Oost-Indische Compagnie en dat van Raffles, 70 - Van den Bosch voert het cultuurstelsel in, 71 - De grondwetsherziening van 1848 en de koloniale bestuursregeling, 71 - Het regeeringsreglement van 1854, 72 - De liberale koloniale specialist Van Hoëvell wel voor het ‘batig slot’, maar tegen het cultuurstelsel, 72 - Ook de conservatief Baud is weinig voor dat stelsel geporteerd, 73 - Uhlenbeck als minister van koloniën, 73 - Wintgens tegenover Fransen van de Putte, 74 - Uhlenbeck door Van de Putte vervangen, 75 - Diens conflict met Thorbecke, 76 - Thorbeckes heengaan en de reconstructie van het kabinet, 76 - Zijn ‘tit for tat’ met Van de Putte, 77 - Het gereconstrueerde kabinet gaat heen, 77. | |
Hoofdstuk V. Kroon of Vertegenwoordiging? | |
De formatie van het kabinet-Van Zuylen van Nijevelt-Heemskerk, 78 - De ‘volte face’ van den ‘anti-revolutionair’ Van Zuylen, 79 - Heemskerk |
[pagina ongenummerd (IX)]
Azn wordt de conservatieve leider, 79 - Mijers koloniaal program, 80 - Zijn aftreden als minister om op te treden als gouverneur-generaal, 80 - Scherpe critiek in de tweede kamer, 81 - De regeering wil deze afweren met een beroep op het praerogatief des konings, 82 - Aanneming eener motie-Keuchenius heeft kamerontbinding ten gevolge, 82 - Een advies van hoogleeraren en een koninklijke pro lamatie, 83 - Thorbeckes oordeel, 84 - Weer een nieuwe minister van koloniën, 86 - De limburgsch-luxemburgsche kwestie, 86 - Het beleid van den minister van buitenlandsche zaken hevig becritiseerd, 88 - De tweede kamer verwerpt de begrooting van buitenlandsche zaken, 89 - De tweede kamer opnieuw ontbonden, 89 - Een motie-Blussé keurt die ontbinding af, 90 - Hernieuwde verwerping der begrooting van buitenlandsche zaken, 91 - Aftreden van het kabinet, 91 - Dateert van 1868 de vestiging van het parlementair regiem? 91. | |
Hoofdstuk VI. Liberale Tweespalt en Roomsch-Calvinistische Toenadering | 92 |
Een liberaal kabinet zonder Thorbecke, 92 - De Waal lost het koloniale vraagstuk op, 93 - Van Bosse schaft het dagbladzegel af en voert het uniforme stuiversport in, 93 - Afschaffing der doodstraf door Van Lilaar, 94 - Moeilijkheden voor het kabinet in het najaar van 1870, 94 - Thorbecke vormt zijn laatste ministerie, 95 - De toestand van het defensiewezen, 95 - De mislukking van Blussé's belastinghervorming en het aftreden van het kabinet, 96 - De twee richtingen in de liberale partij; Van Houten tegenover Thorbecke, 97 - Thorbeckes ‘narede’, 99 - Is Van Houten een ‘negatieve’ liberaal? 100 - Verwijdering tusschen katholieken en liberalen, 101 - De italiaansche eenheid en de opheffing van het pauselijk gezantschap, 101 - De encycliek Quanta cura en het mandement der bisschoppen, 102 - Breuk tusschen anti-revolutionairen en conservatieven, 103 - Het schoolvraagstuk, 103 - Kieswetgeografie, 104 - De census, 105 - ‘Open-deur-politiek’ in Indië, 107 - De vaccinatie, 108 - De afschaffing van het remplaçantenstelsel mislukt, 108 - De Atjehoorlog en de verwerping van Brocx' marinebegrooting, 109 - Het kabinet-De Vries-Geertsema vervangen door een kabinet-Heemskerk, 111 - Kappeijne als leider der liberale partij, 111 - Kuyper gaat de anti-revolutionairen aanvoeren, 112 - De hooger-onderwijswet, 113 - Twee ministerieele crises, 113, - Het muntstelsel, 114 - De rechterlijke organisatie, 114 - Het lager onderwijs, 114 - Kappeijne doet een beroep op de natie, 115 - Een kabinet-Kappeijne vervangt het kabinet-Heemskerk, 116 - Kappeijnes schoolwet, 117 - Kuypers actie tegen deze ‘scherpe resolutie’, 118 - De petitionementen, 119 - Het ‘kieswet-schandaal van Elst’, 120 - Van Houtens nota voor grondwetsherziening, 120 - Opnieuw toepassing der kiesrechtgeografie, 121 - Kappeijne verwerpt het algemeen kiesrecht, 121 - De afstemming van Tak van Poortvliets kanalenwet en het aftreden van Kappeijnes kabinet, 122 - De verdeeldheid in de liberale partij, 122. | |
Hoofdstuk VII. De opkomst der Arbeidersbeweging | 123 |
De economische toestand in Nederland in de eerste helft der negentiende eeuw, 123 - De arbeidende klasse, 123 - De leer der staatsonthouding, 124 - Van Houtens wet op den kinderarbeid, 125 - Kuyper |
[pagina ongenummerd (X)]
over de organisatie van den arbeid, 125 - Het Algemeen Nederlandsch Werkliedenverbond, 125 - Patrimonium en de Roomsch-Katholieke Volksbond, 126 - De Sociaaldemokratische Bond; Domela Nieuwenhuis, 127 - Utopistisch en marxistisch socialisme, 128 - Invloed der duitsche sociaal-democratie op de nederlandsche, 130 - Het onmarxistische program van den Sociaaldemokratischen Bond, 130 - De eerste kiesrechtdemonstratie, 130 - Het proces tegen Domela Nieuwenhuis, 130 - De onrust in het land, 131, - De enquête naar de fabriekstoestanden, 131 - Zij is een nieuwe stimulans voor de kiesrechtbeweging, 132. | |
Hoofdstuk VIII. Naar Herziening der Grondwet | 133 |
Het kabinet-Van Lynden van Sandenburg, 133 - De stichting der anti-revolutionaire partij, 134 - De Savornin Lohman, Kuyper en de doleantie, 134 - Schaepman, 135 - Een nieuw strafwetboek, 135 - Mislukking eener rentebelasting, 135 - Echecs van de ministers van buitenlandsche zaken en koloniën, 135 - Een tusschentijdsche kabinetscrisis, 136 - Het kabinet valt over de kiesrechtkwestie, 136 - Heemskerk Azn vormt zijn laatste kabinet, 137 - Het neemt de herziening der grondwet ter hand, 137 - Prinses Wilhelmina wordt troonopvolgster; regeling van het regentschap, 137 - De bepaling, die grondwetsherziening gedurende een regentschap verbiedt, uit de grondwet verwijderd, 138 - De rechterzijde verlangt herziening van census en kiestabel vóór tot grondwetsherziening wordt overgegaan, 139 - Zij wil ook geen grondwetsherziening zonder artikel 194 (het onderwijs), 139 - Felle debatten over een ontwerp-Lohman tot wijziging van den census, 139 - De tweede kamer op het doode punt, 140 - De ontwerpen tot wijziging van census en kiestabel verworpen, 140 - Indiening van een regeeringsontwerp tot wijziging van artikel 194, 140 - Een kiesrechtdemonstratie buiten en een kiesrechtdebat binnen de kamer, 140 - Verwerping van het regeeringsvoorstel tot herziening van artikel 194, 142 - Ontbinding der tweede kamer; de liberalen in de meerderheid, 143 - Grondwetsherziening zonder het onderwijs, doch met een voorloopig kiesregelment, 143 - Heftige discussie tusschen Lohman en de liberalen, 143 - Het ‘caoutchoucartikel’, 145 - Organisch of atomistisch kiesrecht? 145 - De eerste kamer, 146 - Vast getal leden der tweede kamer met gelijktijdige aftreding om de vier jaren, 147 - Nogmaals het onderwijs; een initiatief-voorstel-Schaepman, 147 - Het voorstel-Schaepman door de eerste kamer verworpen; belangrijke verklaringen over de beteekenis van artikel 194, 148 - De grondwetsherziening volbracht, 148 - Verkiezing eener nieuwe tweede kamer volgens een voorloopig kiesreglement, 149 - Heemskerk verdwijnt uit de actieve politiek, 149. | |
Hoofdstuk IX. Het eerste Christelijk Kabinet | 150 |
De partijverhoudingen in 1888, 150 - De kabinetsformatie van Mackay, 151 - Herziening der schoolwet, 151 - Voor- en tegenstanders der subsidieering van het bijzonder onderwijs bij de liberalen, 152 - Mackay's ‘Pacificatie’ een wapenstilstand, 153 - De arbeidswet 1889, 154 - Geen belastinghervorming en geen definitieve regeling van het kiesrecht, 154 - Aftreden van Keuchenius als minister van koloniën, 155 - En van Dyserinck als minister van marine, 155 - De katholieke minister van oorlog in botsing met zijn geloofsgenooten over den persoonlijken dienstplicht, 156 - Het overlijden van Willem III, 156. |
[pagina ongenummerd (XI)]
Hoofdstuk X. Tak van Poortvliet en Van Houten | 157 |
De verbroken eenheid er rechterzijde, 157 - De Liberale Unie en de radicalen, 158 - Treub en Domela Nieuwenhuis, 159 - Het kiesrechtprogram der Liberale Unie, 159 - De liberale stembusoverwinning van 1891 en het optreden van het kabinet-Van Tienhoven, 160 - Pierson hervormt het belastingstelsel, 162 - Tak van Poortvliets ontwerp tot kiesrechtuitbreiding, 163 - De oppos tie daartegen verdeelt rechter- en linkerzijde beide in twee groepen, 163 - De aanneming van het amendement-De Meyier, 164 - Conflict tusschen Van Tienhoven en de overige leden van het kabinet, 164 - De ontbinding der tweede kamer, 164 - Splitsing in de liberale en de anti-revolutionaire partij, 165 - De katholieken bewaren hun eenheid, 165 - Taks nederlaag bij de stembus van 1894 en het optreden van het kabinet-Roëll, 166 - Van Houtens kieswet van 1896, 166 - Kuyper tegenover Lohman en Beelaerts van Blokland, 167 - De kieswet tot stand gebracht, 170 - Verdere werkzaamheden van het kabinet-Roëll, 170. | |
Hoofdstuk XI. De laatste vrijzinnige Meerderheid | 172 |
De partijverhoudingen in 1897, 172 - Het katholieke program van 1896, 172 - De christelijk-historische richting, 173 - Liberalen en radicalen, 175 - De Sociaal-Democratische Arbeiderspartij, 176 - De verkiezingen van 1897, 179 - Optreden van het kabinet-Pierson, 179 - Nolens bepleit sociale rechtvaardigheid, 180 - Persoonlijke dienstplicht; woning-, gezondheids- en kinderwetten, 181 - De leerplicht na hevigen strijd aanvaard, 181 - De eerste wet op de arbeidersverzekering, 182 - Legerhervorming, 184 - Pierson en de vrijhandel, 185 - De kiesrechtkwestie, 185 - De inhuldiging van Koningin Wilhelmina, 186 - De eerste vredesconferentie, 186 - De Boeren-oorlog, 187 - Het huwelijk der Koningin, 187. | |
Hoofdstuk XII. De Antithese | 188 |
De Liberale Unie in Januari 1901 verdeeld over het kiesrechtvraagstuk, 188 - De oprichting van den Vrijzinnig-Democratischen Bond, 188 - De onderlinge verhouding der drie vrijzinnige partijen, 189 - Samenwerking tusschen anti-revolutionairen en roomsch-katholieken, 190 - Het sociale vraagstuk in de anti-revolutionaire partij op den achtergrond geplaatst, 190 - De overwinning der rechterzijde en het optreden van het kabinet-Kuyper, 191 - De spoorwegstaking van 1903, 191 - De tweeslachtige houding der S.D.A.P., 192 - ‘Misdadige woeling’, 193 - De schoolstrijd heropend; Kuypers hooger-onderwijswet door de eerste kamer verworpen, 194 - De ontbinding der eerste kamer en de overijselsche kwestie, 194 - De wijziging der lager-onderwijswet, 196 - Hevige schoolstrijd in en buiten de staten-generaal, 196 - De groninger schoolmotie der S.D.A.P., 196 - Het oordeel van Bos, 197 - Kuypers optreden een gevaar voor de volkseenheid, 198. | |
Hoofdstuk XIII. Het Blanco-Artikel | 199 |
Kuyper als ‘premier’, 199 - Zijn bemoeiingen met het buitenlandsch beleid, 199 - Het aftreden van den minister van buitenlandsche zaken, 200 - Het ontwerp-tariefwet, 201 - De linkerzijde en het kiesrechtvraagstuk, 201 - Een stembusaccoord tusschen unie-liberalen en vrijzinnig-democraten, 202 - Het manifest der oud-liberalen, 202 - De positie |
[pagina ongenummerd (XII)]
der S.D.A.P., 202 - Kuypers nederlaag in 1905, 203 - Goeman Borgesius formeert het vrijzinnige kabinet-De Meester, 203 - Een voorstel tot grondwetsherziening ingediend, 204 - De houding der anti-revolutionairen tegenover het kiesrechtvraagstuk, 205 - Bij de katholieken geen eenheid van inzicht, 205 - De sociale wetgeving, 205 - Het legervraagstuk, 206 - Het ‘blijvend gedeelte’, 207 - De ‘nacht van Staal’, 207 - De oorlogsbegrooting voor 1907 door de eerste kamer verworpen, 207 - Een nieuwe minister van oorlog; aftreden van den minister van marine, 208 - De tweede kamer verwerpt de oorlogsbegrooting voor 1908; het kabinet-De Meester treedt af, 208. | |
Hoofdstuk XIV. Coalitie-Bewind onder Heemskerk | 209 |
Kuyper tegenover Heemskerk, 209 - Heemskerks formatie, 209 - Kuyper opnieuw lid der tweede kamer, 210 - De verkiezingen van 1909, 210 - De positie der vrijzinnige partijen, 211 - De scheuring in de S.D.A.P., 211 - De Christelijk-Historische Unie, 212 - Kuyper predikt opnieuw de antithese, 212 - De ‘lintjeszaak’, 213 - Het einde van Kuypers politieken invloed, 213 - Talma en de sociale wetgeving, 214 - Ouderdomsverzekering of staatspensioen? 215 - Colijns legerhervorming, 216 - Getob met de marine, 216 - Kolkmans financieele politiek, 216 - Heemskerks voorstellen tot grondwetsherziening, 217 - De neutraliteit der openbare school, 218 - De actie voor het algemeen kiesrecht, 218. | |
Hoofdstuk XV. Pacificatie | 221 |
De vrijzinnige concentratie van 1913, 221 - Ontevredenheid over de coalitie in den christelijk-historischen hoek, 224 - Groote vooruitgang der S.D.A.P., 225 - De rechterzijde in de minderheid, 225 - Bos tracht een ministerie uit de geheele linkerzijde te vormen, 225 - De sociaal-democraten weigeren ministerportefeuilles en de vrijzinnigen weigeren het bewind te aanvaarden zonder hun medewerking, 226 - Cort van der Linden vormt een ‘extra-parlementair’ kabinet, 226 - Het kabinet kondigt grondwetsherziening op het stuk van het kiesrecht aan en benoemt een staatscommissie voor het onderwijsvraagstuk, 227 - Het uitbreken van den wereldoorlog, 228 - De militaire maatregelen, 228 - Treub als minister van financiën vervangen door Van Gijn en deze na een jaar weder vervangen door zijn voorganger, 229 - De levensmiddelenpolitiek 229 - De handhaving der neutraliteit, 230 - De politiek ten opzichte van Indië, 231 - De voorstellen tot herziening der grondwettelijke bepalingen aangaande het kiesrecht, 232 - Het stelsel van evenredige vertegenwoordiging, 232 - Het verslag der onderwijscommissie en het regeeringsvoorstel tot wijziging van het onderwijsartikel der grondwet, 233, - Bezwaren uit den kring van het openbaar onderwijs, 234 - Wijziging van het onderwijsvoorstel gedurende de behandeling in de tweede kamer, 234 - Het verband tusschen onderwijs en kiesrecht, 235 - De grondwetsherziening voltooid, 235 - Het ‘neutrale’ jaar, 236. | |
Hoofdstuk XVI. Het Cement laat los | 237 |
De verkiezingen van 1918, 237 - De formatie van het kabinet-Ruys de Beerenbrouck, 238 - Het einde van den wereldoorlog, 239 - Revolutionair optreden der S.D.A.P., 240 - Regeering en kamermeerderheid tot |
[pagina ongenummerd (XIII)]
groote hervormingen bereid, 241 - De ‘socialisatie’, 242 - De nieuwe schoolwet, 243 - De financieele politiek, 243 - Aftreden van den minister van marine Naudin ten Cate, 244 - Algemeene oppositie tegen de militaire begrootingen voor 1920, 244 - Aftreden van de ministers van oorlog en marine Alting von Geusau en Bijleveld, 245 - Pop treedt op als minister voor de beide militaire departementen, 245 - Het kabinet na verwerping van Pops dienstplichtwet gereconstrueerd, 245 - De dienstplichtwet aangenomen, doch de vlootwet gestrand, 245 - De grondwetsherziening, 246 - Drang in Indië naar hervorming der indische staatsinrichting, 247 - Het processieverbod, 248 - De verkiezingen van 1922, 248 - De débacle van den Vrijheidsbond, 249 - Het succes der rechterzijde, 250, - Het kabinet opnieuw gereconstrueerd, 251 - Een ongelukkig debuut van Colijn, 251 - Wetgeving van verschillenden aard, 252 - Een conflict binnen het kabinet over de vlootwet; Colijn vervangt De Geer als minister van financiën, 253 - De buitenlandsche politiek en de nationale ontwapening, 254 - De verwerping der vlootwet, 255 - Nieuwe kabinetscrisis, eindigende met het aanblijven van het kabinet, 255 - Het herstel van het financieele evenwicht, 255 - De herziening der indische staatsinrichting, 256 - De coalitie onder hoogen druk, 257. | |
Hoofdstuk XVII. De Coalitie verbroken | 258 |
De figuur van Colijn beheerscht de kamerverkiezing van 1925, 258 - De stembusuitspraak voor hem ongunstig, 259 - Niettemin formeert hij het nieuwe kabinet, 259 - Het verschil van gevoelen over het gezantschap bij den paus het zwakke punt van deze formatie, 260 - De afschaffing van dit gezantschap en de val van het kabinet, 261 - Pogingen tot kabinetsformatie van Marchant, van De Visser en van Limburg achtereenvolgens mislukt, 261 - De Geer vormt een ‘intermezzo-kabinet’, 262 - Scherpe critiek van anti-revolutionaire zijde, 262 - De Geer als minister van financiën, 263 - De belgische kwestie en het aftreden van Van Karnebeek, 263 - Beelaerts van Blokland als minister van buitenlandsche zaken het probleem der internationale rechtsorde, 265 - Het sociale vraagstuk, 266 - De ziekte-wet, 267 - De collectieve arbeidsovereenkomst, 267 - De ouderdomsverzorging, 268. | |
Hoofdstuk XVIII. Niet tegen den Storm bestand | 269 |
De verkiezingen van 1929, 269 - Ruys formeert een ‘extra-parlementair’ rechtsch kabinet, 270 - Eerste moeilijkheden binnen de rechterzijde, 271 - Het radio-vraagstuk, 271 - De linksche oppositie in de S.D.A.P., 272 - De S.D.A.P. en de economische crisis, 273 - Spanningen in de coalitie, 273 - De landbouwcrisismaatregelen, 274 - Contingenteering en clearing, 275 - De werkloosheid, 275 - De bedrijfsorganisatie, 276 - De financieele politiek, 277 - Colijn dreigt een crisis te verwekken over de tariefpolitiek, 278 - Het rechtsche bewind op zijn laatste beenen, 279 - De muiterij op De Zeven Provincien, 279 - De ontbinding der tweede kamer, 279. | |
Hoofdstuk XIX. Op breeder Grondslag | 281 |
De verkiezingen van 1933, 281 - Opkomst van het fascisme en nationaal-socialisme, 281 - Het succes van Colijn, 282 - Zijn kabinetsformatie, |
[pagina ongenummerd (XIV)]
282 - De moeilijke verhouding tot de roomsch-katholieke kamerfractie, 283 - De politiek van ‘aanpassing’, 284 - Het monetaire probleem, 285 - Het aftreden van den minister Marchant, 285 - Het bezuinigingsontwerp en de kabinetscrisis van 1935, 286 - De eerste nationaal-socialisten in het parlement, 287 - Een nieuwe kabinetscrisis vermeden, 288 - De verwerping van het ‘vaste lasten’-ontwerp, 289 - De val van den gulden, 289 - De herziening der grondwet 290 - Colijn verzet zich tegen aandrang tot herstel der coalitie, 291. | |
Hoofdstuk XX. De laatste Jaren | 292 |
De verkiezingen van 1937, 292 - Colijn formeert een coalitie-kabinet, 294 - De hernieuwde behandeling der grondwetsherziening, 295 - De versterking der defensie, 295 - De economische, sociale en financieele politiek, 296 - Ouderdomsvoorziening en leerlingenschaal, 297 - Het aftreden van den minister van financiën De Wilde, 297 - De zaak-Oss, 298 - Het aftreden van het kabinet, 298 - Opdrachten tot kabinetsformatie aan Colijn, daarna aan Koolen, vervolgens opnieuw aan Colijn, 299 - Een nieuw kabinet-Colijn onmiddellijk ten val gebracht, 300 - De Geer formeert een ‘noodkabinet’, 301 - De eerste sociaal-democratische ministers, 301 - Colijn en de katholieken, 303 - Stijgende financieele moeilijkheden, 303 - De indische politiek der laatste jaren, 304 - Nederland wordt betrokken in den grooten oorlog, 305. | |
Register op de persoonsnamen | 306 |
Lijst van geraadpleegde werken | 312 |