door de intuïtie, in casu door het plotseling aanvoelen van verbanden, in de wetenschap vaak meer bereikt dan door het intellect, dat achteraf pas in werking kon treden. Het intellect alleen is niet in staat ons uitsluitsel te geven over de onderlinge betrekkingen in de wereld der verschijnselen; het is het gevoel dat ons zulke verhoudingen doet bewust worden. Intellect en gevoel zijn de twee polen waartusschen het menschelijk leven tot bewustwording rijpt en wanneer de werkzaamheid van het intellect uitgroeit tot onevenredige proporties, wordt het leven stuk en aan flarden gedacht.
Is echter ook het tegenovergestelde: te zeer den nadruk leggen op de gevoelswaarden, te zeer ons verlaten op de irrationeele psychische functies, niet evenzeer af te keuren? Bestaat er hier geen gevaar voor het overstroomen der gevoelens en voor het verzinken in een min of meer vage romantiek?
Dat zal ik niet ontkennen aangezien zulk een gevaar inderdaad aanwezig is. Het zich louter verlaten op gevoel en intuïtie zonder de analyseerende werking van het verstand haar deel te gunnen, kan tot even ongewenschte resultaten aanleiding geven. Zich uitsluitend door gevoel en intuïtie te laten drijven, zich te verliezen in allerlei expansies die het leven doen opbranden en in plaats van verhelderend verdoezelend werken op onze levensvisie, behoort zeker niet thuis in mijn opvatting.
Wat is dan volgens jou de meest gewenschte verhouding tusschen gevoel en intellect in een mensch?
Dat is het harmonische evenwicht, waarbij aan het rationeele en irrationeele ik gelijke ontplooiingsmogelijkheid