5. Hulp aan Roodkapje.
Ik heb iets gevonden!’ riep Puk toen hij juist de laatste hap van de koek had doorgeslikt.
‘Voor den dag ermee, Puk!’
Muk wilde al dadelijk het geheim weten.
Roodkapje was natuurlijk ook erg nieuwsgierig.
Maar Puk liet niet los.
‘Kom mee! kom mee! We gaan eerst naar opoe d'r huis. Ik moet eerst alles 'ns goed afkijken. Want als ik zie dat 't niet zou lukken, dan vertel ik 't ook niet.’
Met z'n drieën stapten ze naar grootmoeders huis.
‘We gaan er toch zeker niet in?’ zei Roodkapje angstig.
Puk gaf geen antwoord. Hij keek maar rond naar links en naar rechts, en hij lachte.
Dat is een goed teken, dacht Muk.
‘'t Kan, 't kan!’ riep Puk. ‘'t Zal wel lukken hoor!’
‘Ja maar, wat wil je nu eigenlijk doen, Puk, vertel dat eerst 'ns.’
‘Nou kijk 'ns hier! De wolf is binnen en die heeft 't geweldig op Roodkapje. Maar Roodkapje wil voor geen geld van de wereld meer in huis.’
‘Nee zeker niet!’ kwam het meisje er tussen.
‘Goed, dan zullen we de wolf buiten lokken.’
‘O nee, o nee, doe dat toch niet, jongens. Want dan loop ik weg. Die wolf is zo vals.’
‘Stil nu, Roodkapje, je moet eerst alles horen. Dan zul je niet meer zeggen: ik loop weg. Je ziet daar wel dat vuilnishok, hé?’ Puk wees naar 'n planken hokje dat opzij van het huis was.