war gebracht door het geroep van z'n broertjes, en daarom wou hij: hola! roepen in plaas van: hallo!
‘Hallo! hallo!
‘Ja, met wie?’
‘Met kabouter Tip.’
‘Met wie? Ik heb niet verstaan!’
‘Met kabouter Tip, van Klaas Vaak.’
Toen de vliegenier ‘Klaas Vaak’ hoorde, wist hij dat hij aan 't goede adres was.
‘Zou ik Klaas Vaak even mogen hebben? 'n Ogenblikje maar.’
‘Kan niet, meneer. Klaas Vaak komt nooit aan de telefoon. Kan ik misschien de doodschap over brengen?’
‘Goed dan. Zeg Klaas Vaak, dat Puk en Muk en Moortje vandaag nog thuis komen per vliegmachien.’
Pas had kabouter Tip dat gehoord, de woorden waren nog niet koud in z'n oor, of hij hing de hoorn weg.
Rrrrring, ging het toen op 't postkantoor.
Nu wist de vliegenier dat hij gerust naar huis kon gaan, want er werd aan de andere kant toch niet meer geluisterd
De vliegenier stapte 'n minuut of tien later z'n huis weer binnen.
‘Dat is al voor mekaar, jongens. Klaas Vaak weet dat je komt, dat je vandaag nog komt.’
‘Hebt U oom ook de groeten gedaan.
‘Kon ik onmogelijk. Die telefoonbaas van jullie, kabouter Kip geloof ik....’
‘Nee, nee, Tip.’
‘Nou dan, die Tip gaf me de kans niet. Hij belde zo haastig af.’
‘Dat kan uitkomen. Tippie telefoneert niet graag en daarom maakt hij 't altijd zo kort mogelijk.’
‘Jullie hebben zeker nooit in 'n vliegmachien gezeten?’