huldeblijk en een beloning van de natuur. De ouders van zulke monsters moeten zich zeer gelukkig achten. Monsters zijn meevallertjes.’
Judocus hief de hand op. De onbekende grinnikte.
‘De duivel is in onze woning’ snikte Christina.
De onbekende lachte: ‘Ik ben de bezitter van het Warnum Cirkus: 1500 paarden, 200 olifanten, 500 beren en 1200 monstruositeiten en merkwaardigheden.’
Judocus veranderde van koers. Hij sloeg Christina, om haar te kastijden voor haar onbetamelik gebler. Wat goed gevolg had. Christina stopte in volle geblerbeweging. De vreemde lachte, hij was gewoon de toestand te veroveren door de eenvoudige nomenklatuur van zijn have en goed.
‘Je kunt prachtig remmen, Christina. Je zou chauffeuse moeten worden. Je hebt een kolossale zelfbeheersing. Ik zou je ook alvast kunnen engageren als weenautomaat.’ - Dan riep hij Anatool. Met kennersoog keurde hij de details. Hij kon zich niet bedwingen goedkeurend te mompelen. Deze buitengewone verrassing had zelfs het geharde gevoel van de cirkusmens geraakt. Hij kon zich niet weerhouden zijn begeestering vrije koers te geven.
‘Gij moogt van geluk spreken, gelukkige ouders. Zulke eksemplaren gelijk Anatool zijn rarissima. Ik kan u verzekeren dat ik, spijts een buitengewone ervaring, nog nooit zulk volmaakt monster heb aangetroffen. Proficiat Christina, zo'n meesterstukje kunnen niet alle vrouwen. Het is overweldigend, zeg ik. Als vakman weet ik wat ik zeg. Namelik dit is het buitengewone bij Anatool, dat ik als vakman niet kan zeggen: de ogen zijn het best gelukt of wel de neus. Neen, alles dringt zich op éen en gesloten, zonder dat een detail als beter-gelukt vooruitspringt. Enkel wanneer men langzamerhand er toe komt de details te bekijken, dan ook is voor elk stuk apart de indruk overweldigend. Ik zeg: proficiat, zulke monsters maakt niet iedereen. Jullie hebt voortreffelik werk gepresteerd. Mijn kompliment.’
‘Als meheer het zegt, dan nemen wij deze lof dankbaar aan’, zei Judocus. Skepties volgde dan: ‘Wat vangen we aan met zo'n exemplaar! Hij wil niet leren op school.’
‘Heeft zo'n jongen nodig te leren!’ De onbekende gichelde een schokkende lach; Christina sidderde weer. ‘Zo'n jongen moet helemaal niet leren, waar zijn je gedachten, man. Zo'n jongen heeft de fortuin op z'n hoofd, beter in z'n hoofd staan. Welke dwaasheid Anatool naar school te zenden! Bijna een misdaad. Met zulk hoofd naar school gezonden worden, gelijk de kinderen van de gewone mensen.
(onvoltooid)