A. van Acker
Moederweelde. Brugge, 1926.
Zijn alle moeders dichteressen? Misschien wel, maar dan mogen ze geen verzen schrijven. Doch deze dichteres, die moeder is, meent dat als lyriese ontroering de moederlike reeds ruimschoots volstaat. Daarom: deze gedichten zijn goed bedoeld en het is jammer dat men er een beetje kwaad moet van zeggen. Het moederlike gevoel volstaat niet. Zelfs moeders hebben geen onvervreemdbaar recht op wansmaak. Daar nu dit moederlike gevoel, dat in zijn a-priorisme tot de ergste wansmaak leidt, zonder meer alles is waarmee de dichteres Van Acker zich naar de Parnassus op weg begeeft, zo laat het zich gemakkelik berekenen in welke noodlottige situatie deze gelukkige moeder, die tevens een ongelukkige dichteres is, moet versukkelen. Voor het overige is niets tegen de stelling te zeggen dat, waar, naar de mening der dichteres, deze gedichten zijn ‘staamren geen zingen’, ‘het staamren ook zijn recht heeft’. Zonder twijfel, lieve dichteres, stamel maar zoveel het uw hart lust. Geen mens kan daar iets tegen hebben. Jammer maar dat er zo slecht, ik meen hiermee: in zulk een slecht nederlands gestameld wordt: z'heeft, z'heur, z'haar, enz.
Zelfs voor dichters is er nog een verschil tussen ‘ze heeft’ en ‘zeeft’.