De zaak Mercier
De houding van de Antwerpsche politie
Eerst en vooral bestaan er vanaf het ontstaan dezer ophefmakende zaak twee goed afgeteekende, groep-subjektieve meeningen: ten eerste die van de flaminganten, die Zijne Eminentie, Kardinaal Monseigneur Mercier, primaat van België, als een niet verdoken vijand van het Vlaamsche volk hebben herkend en, - geef Caesar wat Caesar toekomt -, insgelijks erkend, wat alles overigens meer dan tijd was, en ten tweede die van de hysterieke flambeeuwdragers eenerzijds die, wanneer zij slechts denken op de ons te wachten staande hellefolteringen, reeds voldaan grinniken, doch daarom niet vergeten ons te broodrooven, wanneer zulks in hunne macht ligt, en van de interlope boulevard-menigte anderzijds, van de rastaquouères, met een tronie als Take Jonescu, wien het eveneens gelukte zijn volk tot een hoogen graad van bloei en welstand te voeren. De eerste groep, die der flaminganten dus, is de meening toegedaan, niet dat de manifestanten het vaderland hebben gered, enkel wel dat wij Z.E. enz., die voor de zooveelste maal de parademarsch uitvoerde, - tu quoque! - zooals het hoorde tot de orde hebben teruggeroepen en hem hebben bewezen dat er in Vlaanderen nog een andere geest leeft dan die van de hooger bepaalde tweede kategorie. Terwijl dus de eerste onze daad goedkeurt, maakt de tweede gebaren van ‘hoe is het Gods mogelijk! zulk groot man en zulk “grand patriote”’, dit volgens de meening der rastaquouères, ‘uit te fluiten.’ Wij weten nochtans dat deze twee uitersten die de tweede kategorie vormen, - zelfs in geval van numerieke meerderheid, kan hunne meening nooit moreel norma zijn, - precies niet het beste gedeelte van de natie vertegenwoordigen. Mercier zelf zal moeten toegeven dat de geestelijke inhoud eener natie niet in de tweede kategorie schuilt, alhoewel hij als handig diplomaat den lof dezer menigte zingt, opdat zij op hare beurt zijn lof zou zingen. Wederkeerig dienstbetoon en toch egoïsme, aldus
enkel een biologisch verschijnsel. Een hernieuwende kracht zal wel niemand deze flambeeuwdragers en rasta's toeschrijven; zij zullen eene natie wel niet de nieuwe baan op sturen; zij zijn de eeuwige slaafsche onderdanen van bestaande regiemen. Als subjektieve meening heeft het oordeel der laatste kategorie dus wel allerminst belang.
Buiten elke subjektieve meening echter moet het oordeel van de openbare macht staan. Volledig objektief heeft de openbare macht de schuld der betrokken partijen te onderzoeken. Dit is een aksioom dat niemand betwisten zal, en zelfs de substituut, heer De Schepper, zal desbetreffend met mij, een aktivist, t'akkoord gaan, gezelschap dat mij, hoef ik het te zeggen?, in deze zaak bijzonder aangenaam moet zijn.
In de zaak Mercier waren de eerste vertegenwoordigers van de openbare macht die zich objektief te gedragen hadden, de aldaar van dienst zijnde politieofficieren en agenten. Nu, in het gansche optreden van de politie, aldaar van dienst, is geen spoor van onpartijdigheid te vinden. Vanaf het eerste oogenblik was de politie haar rol vergeten en stond zij, die door de Antwerpsche bevolking betaald wordt om binnen onze stad de openbare orde te handhaven, als een lijfwacht, o, welke garde d'honneur! - in dienst van Kardinaal Mercier, aldus prins-bisschop. Aan het handhaven der openbare orde had de Antwerpsche politie maling. En dat bewijs ik, daar overigens de bewijzen overvloedig voor de hand liggen.
Tijdens het onderzoek verklaart een der politieagenten ofwel de d.d. politie-officier ter plaatse. en deze verklaring werd gedurende het verhoor herhaald: ‘Vanaf vier uur kwamen de mannen met de “leeuwkes” ter plaatse. Wij verzochten hen heen te gaan.’ De politie verzocht dus de leeuwtjes heen te gaan, doch nooit richtte zij een dergelijk verzoek tot de bijeengedrumde pilaarbijters en ook niet tot de toenemende interlope boulevard-menigte, die toch zeker niet gekomen was om de plechtigheid bij te wonen. De politie bekende vanaf dit oogenblik reeds kleur. Als ge gekomen waart om te roepen ‘Leve Mercier’, ‘Vive le grand patriote’, ‘Leve het Nationaal Komiteit’ mocht ge blijven. Voor