Ik geloof wel dat het laatste werk, en meer dan dit de sterke evolutie in hun werk, - voor Oscar mete men den weg van het beeld van Rik Cox tot De man met de trui; voor Floris van de fel door Van Gogh geïnspireerde Zonnebloemen tot De groene spiegel - toelaat van hen te verwachten dat zij zich tot wegbepalende persoonlijkheden voor de plastische kunsten in ons land zullen ontwikkelen. Maar daarvoor hoeven zij met rasse schreden op de nu door hen ingeslagen weg voorwaarts te gaan. Zij mogen nu geenszins in hunne evolutie stil blijven staan, omdat zij, van zuiver esthetisch standpunt uit, een resultaat zouden bereikt hebben. Van de zuivere ‘l'art pour l'art’-formule zijn zij nog niet heelemaal vrij te pleiten, zoodat ik het voorloopig nog voor waar houd dat zij de estheterij van de voorgaande generatie niet volledig ontgroeid zijn, hetgeen natuurlijk per se niets afdoet aan de absolute waarde van het door hen geleverde werk, wel aan de wegbepalende tijdswaarde, nu althans even zoo voornaam. Een uiting van deze in de Jespersen nog soms voortwoekerende opvatting is de volgens oudere esthetiek uitgevoerde plakkaart.
Maar wanneer men de weg die zij reeds hebben afgelegd meet, dringt de konklusie dat hunne oorspronkelijkheid zich volgens de huidige tijdsomstandigheden ontwikkelen zal, zich op. Enkel een nu niet te voorziene terugkeer zou hun dit kunnen verhinderen.
Eerst en vooral dient het, om dit toe te lichten, opgemerkt dat in het werk van Floris Jespers de invloed die de luministen op hem hebben uitgeoefend, eerst verdwijnt voor meer moderne invloeden. Van schilderij tot schilderij, van teekening tot teekening ziet men het objektivisme achteruit gedrongen, langzamerhand verwijderd. Men mete aldus bijvoorbeeld den afstand tusschen twee stillevens, ten eerste de zeer objektief weergegeven Koolen en appelen, ten tweede daartegen Weerkaatsingen. Het procédé wordt eenvoudiger, simplistischer, wint veel aan persoonlijkheid en wordt daardoor inniger en warmer. Het schilderij wordt van zijn overtollig decorum ontlast; herleid tot een reeds zeer saamgedrongen synthese. Oppervlakkig schijnt het dan, als gevolg hiervan, dat Jespers van zijn technische vaardigheid verliest, omdat alles in dien zin minder luidruchtig, meer ingetogen geworden is. Daardoor echter warmer en levendiger. Deze concretiseering wint meer en meer veld, van stadium tot stadium, in Klare werkplaats, waarin daarbij de zeer innige tonaliteit zoo levendig aandoet, Véronèse-lint en De groene spiegel, tot hiertoe het hoogtepunt van Flor. Jespers' kunnen. Uit deze laatste werken blijkt dat de schilder veel scherper kritisch voor zijn doeken staat dan voorheen het geval was, dat hij er werkelijk voor staat als denkend schilder; dat hij als gevolg van dit vrij komt uit het bloote objektivisme. Van esthetisch standpunt uit, dient het verder opgemerkt dat zijn schoonheidszin zich werkelijk verfijnt: hier mag ik even weer op de zeer innige tonaliteit in De klare werkplaats en ook in Véronèse-lint wijzen. Uiterst stemmig. Eindelijk wijs ik op De(n) groene(n) spiegel, dat in het werk van Jespers op een nieuwe vlakverdeeling, die nauw aan de meest hedendaagsche richting verwant is, schijnt te wijzen. Het wijst er dan tevens op dat Flor. Jespers op weg is een
wegbepalende persoonlijkheid te worden. Wat dit beteekent hebben wij hooger uiteengezet.
Ook eene gansche evolutie heeft Oscar Jespers achter zich. Deze tentoonstelling biedt ons de gradeering in zijn werk.
M.i. is er in het werk van Oscar Jespers minder beslist en uitsluitelijk invloed van Rik Wouters, als men dit doorgaans heeft willen doen gelooven. De invloed is er, de school, de leermeester als men wil; maar stellig niet de constante beinvloeding die men er in heeft meenen te ontdekken. Deze onjuiste conclusie heeft men wellicht getrokken uit de gelijkenis van beider onderwerpen. Dit proces komt mij heel eenvoudig voor. Het is een feit, - het lijkt wel vrij naïef, desniettemin is het heel waar, - het is een feit dat men, althans stellig alhier, de gekleede mensch, juister nog de modern gekleede mensch niet gewoon is in beeldhouwkunst weergegeven te zien. Uit het feit dat beide beeldhouwers daardoor zeer verwant zijn, daarbijgevoegd het massaal bearbeiden van de stof, - hetgeen niet voor de persoonlijkheid voor essentieel bepalend gelden kan, - trekt men de valsche conclusie, natuurlijkerwijze de jongste door de oudste beinvloed.
Waar b.v. De man met de trui veel meer aan herinnert en waar dan ook wel een minstens ideëele invloed zal te vinden zijn is aan en in de portretkunst van Van Gogh (het portret van