Het meisje van Arles
Op den door al onze barometerkundigen erkenden meest vorst-vorstelijken avond van dezen Winter, heeft de Koninklijke Nederlandsche Schouwburg het Zuidersche Meisje van Arles hernomen. Alles ligt in de antithese, alhoewel die arme ‘Arlésienne’ het toch verschrikkelijk koud moet hebben en in dit geval meer met de struisvogels dan wel met de nu onze stadgenooten zoo sympathiek geworden meeuwen moet solidariseeren. Van eene andere zijde is het natuurlijk ook weer onomstootelijk waar dat het nu heelemaal geen tijd is om in struisvogelveeren rond te loopen, hetgeen mij per slot van rekening bewijst, dat deze weerkundige parenthese niets minder is dan een afschuwelijke en waarschijnlijk slechts even toegevroren kringloop. Weswege ik mij niet verder waag op het glibberige pad.
De heropvoering was gelukkig. M. Candael verdient ten volle den lof die hem, niet zonder aan de muzikale integraliteit te tornen, al te vroeg van over de balustraden toegezegd werd. Op sommige oogenblikken scheen het echter toe dat de leider niet zeker was van de bijgevoerde orkest-versterkingen, hetgeen voor gevolg had dat aan het spel alsdan gemoedelijkheid scheen te ontbreken.
Ook gebrek aan gemoedelijkheid kenschetste