Mevrouw Warren's bedrijf
In een Hollandsche krant vond ik over een paar weken, aangaande de opvoering van Drie Koningenavond, een kort citaat, waaruit bleek dat de voor zijn tijd zeer representatieve Georg Brandes dit stuk als het beste uit Shakespeare's werk scheen te verkiezen. Deze voorkeur bleek aan het dubbele uitzicht van het stuk toe te schrijven te zijn. Dat de komische inkleeding of illustratie een even goede als de tragische zou zijn heeft men, op enkele uitzonderingen na, gedurende ongeveer twee eeuwen vergeten. Daarop maakt ook de zeer zakelijk oordeelende Duitsche criticus Franz Blei attent: tusschen de ‘Potse’ en al wat tot de andere zijde, de tragiek behoort, had men geen middenweg gevonden. Het bij de oude Grieken evengoed als het tragische bedeelde hilare masker, viel, als artistieke expressie, werkelijk in ongenade en mocht enkel nog voor ultra-conventioneele onmogelijkheden gebruikt worden. Men hield het er voor dat elke kunstuiting ten tooneele het tragische masker kiezen zou; het komische bleef slechts beschouwd als een onartistiek intermezzo. Men dacht er niet aan dat het komische en het tragische, beide slechts maskers, even goed konden gebruikt worden, dat er tusschen beide slechts een oppervlakkig, geenszins een essentieel verschil was. De meest ‘modernen’ waagden het slechts een korte scherts, in de onbeduidende tooneelen, in te lasschen; een komisch tooneelstuk echter scheen buiten hun begrijpen te liggen.
Gedurende de laatste jaren echter begon men in te zien, dat deze zienswijze wel eens een niet te verdedigen ‘idée fixe’ kon zijn. De revisor van Gogolj is van dit standpunt uit een fel vooruitgeloopen voorlooper. Ook Ibsen waagde zich even langs deze zijde in Bund der Jugend, maar volhardde niet.
George B. Shaw dienen wij als de baanbreker van dezen weg der komische komedie te beschouwen, want m.i. kan een stuk als Candida geen groote plaats in het werk van Shaw innemen. Ook zal met Shaw slechts als baanbreker, niet als hoogtepunt beschouwen. Daarvoor staat hij ongelukkig nog te diep in wat ik zou kunnen noemen de tragische opvatting van het tooneel, hetgeen zeer wel uit Candida blijkt. Zijn beste stuk, hetgeen ik bijna magistraal zou willen heeten, - alleen de ongelijkheid van het stuk belet me dit onvoorwaardelijk te doen, - is dan ook Je kunt nooit weten. Niettegenstaande de hierboven aangegeven fout, die door haren aard zelve slechts momenteel is, en in dit voorbeeld zeer gering, houd ik dit stuk voor één van blijfbare waarde en als dusdanig voor het begin der twintigste eeuw als een der meest representatieve.
Tusschen deze twee polen Je kunt nooit weten en Candida bewegen zich Shaw's stukken. Nu, volgens zijn kunnen zijn wil beantwoordt, - hetgeen bij de baanbrekersfiguren gewoonlijk het moeilijkste deel van het vraagstuk is, gelet op het inwerken in deze pas nieuw geschapen toestanden, gelet op het aanpassingsvermogen dat als buitengewoon ontwikkeld gevergd wordt opdat de auteur zich deze nieuwe toestanden spoedig aan zou passen, - volgens Shaw's kunnen dus zijn wil beantwoordt, volgens den volmaaktheidsgraad van het stuk gaat het meer en meer op het eerst genoemde werk af.
De moeilijkheden waarmede een baanbreker als Shaw te kampen heeft gehad, spreken best uit de middelmatige stukken als Mevrouw Warren's bedrijf, niet zoo volgens het vooropgezette plan sterk als Je kunt nooit weten, maar ook zonder de zwakheden der tooneelstereotypen waaraan Candida nog zoo erg mank gaat. Terwijl Shaw nog voor een groot deel vóór dezelfde moeilijkheden van Ibsen staat, culmineert hij er nog andere zeer zware bij, en wel die van technischen aard.