Het schandaal
Tooneelspel in 4 bedrijven van Henri Bataille
Beter dan de laatste stukken van het Fransch repertoire die we hier te zien kregen, beter dan De dief en die godgeklaagde Hinderlaag is Het schandaal stellig. Maar dat heeft natuurlijk in het volstrekte nog niets te beteekenen.
Wij zijn er nu eenmaal toe gekomen de zonderlingste psychologieën aan te nemen. Ook deze Charlotte Férioul die haar man bedriegt, - ja het is nu toch een Fransch tooneelstuk, en overspel hoeft er voorloopig principiëel bij, - niet omdat zij hem minder lief heeft, maar om ook eens haar avontuur buiten het gewone te hebben, kunnen wij ons best voorstellen. De uitwerking echter van het stuk mist oorspronkelijkheid. Zij is weerom volgens de gewone stereotiep-tooneelconventies. Het mercantiele karakter van den kunst ligt bijv. weer vingerdik in Artanezzo, de avonturier met ‘Ce beau geste’. Als men dit personnage bijv. met Monsieur Jean uit Freule Julie vergelijkt, dan zou men de schepping van Bataille nog moeilijk realisme kunnen heeten, wanneer men ook de uitdrukking voor het stuk van Strindberg gebruikt. Het blijft steeds burgerlijke tooneelromantiek. Enkel het einde van het derde bedrijf staat werkelijk op een hooger peil, als Férioul zijn vrouw zal toelaten ‘hare droeve taak tot het einde te volbrengen’. In den geest van het Fransch tooneel blijft het per slot van rekening een veel degelijker stuk dan de reeds dit jaar alhier opgevoerde stukken.
Heel goed was Mevr. Bertrijn (Charlotte Férioul). Goed was de rit van het frivool dametje uit het eerste bedrijf tot de gebroken vrouw in het vierde. De angst in het tweede bedrijf heeft zij heel degelijk geëxterioriseerd. Ook in haar onderhoud met Artanezzo was haar mimisch spel aangrijpend. Het was gespeeld volgens den geest van het stuk. Enkel haar ‘Gij weet alles’ tot haar man in het vierde bedrijf scheen mij niet juist gemotiveerd. De dictie (Mevr. Bertrijn gebruikte soms ‘buiten goeien’ en mompelde soms als in De misdadige) mocht beter verzorgd. De andere vrouwenrollen, alle van ondergeschikte beteekenis, waren goed toevertrouwd aan Mevr. Noterman (Mevr. Férioul moeder), Mevr. Hens (Margaridon), de juffrouwen Bertrijn (de onderwijzeres), die nochtans vooral in een zoo ondergeschikte rol minder important moet doen, Vervoort en Janssens.
M. Bertrijn had in Férioul een rol als naar wensch gevonden. Hij en Mevr. Bertrijn hebben werkelijk het sukses van het derde en vierde bedrijf gemaakt. Dat het einde van het derde bedrijf, te beginnen met het onderhoud met Parisot zoo boeiend was, is gansch aan het spel van den heer Bertrijn te danken. Ook als typeering was hij een Férioul naar wensch. In het eerste bedrijf had ik mij Férioul echter meer elegant, - ook geen snob! - voorgesteld. In het vierde bedrijf hoeft, geloof ik ook, geen sportcostuum meer. De heer Cauwenbergh (Artanezzo) was goed op het laatste van het eerste bedrijf en in het tweede, ook zijn eerste, vluchtige verschijning in het tweede, om de typeering. In het begin van zijn onderhoud echter met Charlotte, was hij te weinig bewegelijk, ja te loom. Hij moet, zonder er precies attent op te zijn, eenigszins nonchalant zelfs, maar toch de ‘mooie Argentijn’ uitbeelden. Dat miste ik. Daar waar hij meer ingetogen spel geven kon was hij, als in het tweede bedrijf, veel beter. De heer Van Thillo was een goede Parisot, soms echter wat gebrekkig in zijn bewegingen. Maar het type was essentiëel goed, het andere is meer routine, dat leert de heer Van Thillo stellig bij. Het voornaamste is dat hij zijn rollen snapt. Zijn uitspraak mocht minder precieus. Het is schuldig, en niet ‘schuuldieg’, want dit laatste is Brabantsch dialekt. Ook de heer Van de Putte mocht minder stijf op het tooneel, bijz. in het eerste bedrijf. De heer Angenot voldeed als Prefekt. Zijn dictie in dit soort rollen zal nochtans aan kranigheid moeten winnen.
Wat de regie betreft, het zomerfeest te Luchon was alles behalve... ‘Luchon’. Ik geloof dat Het schandaal niet speciaal in 1910 speelt, wel een gewoon modern stuk is, dus de kleederdracht van het oogenblik dient gevolgd te worden. Aan het ‘Luchon’ van onzen schouwburg