te overdenken. Dat is voor je nachtrust.
Als Jo, was Mevr. Dilis een ideale visschersvrouw. Klaterend van levenslust. Daarom was de catastroof in het vierde bedrijf ook zoo smartelijk. Deze kloof was wezenlijk, juist. Naar de echte waarde. Mej. Bertrijn was in de rol van Clementine kostschool-sentimenteel. Hier en daar moet zij zich echter wachten te veel te geven. Zoo in het eerste bedrijf, zegt zij, tot Kobus, meen ik: ‘Dat weet jij niet!’ Iets uit een doodgewoon dialoog. Nu dat detailleert zij te veel, en zoo op nog enkele andere plaatsen. Mevr. Bertrijn (Marietje), Mevr. Ruysbroeck (Saart), Mej. Janssens (Truus) gaven goed spel. In drie, het kransje rond den haard, was er het noodige samenspel. En niet te tragisch. Tragiek heeft in dit midden toch weer een heel andere beteekenis. Mevr. Hens (vrouw Bos) had een rolletje naar haar zin.
Een alleszins flinke zeeman was de Geert van den heer Bertrijn. Sterk, zonder vaar noch vrees, zoowat van het slag der oud-Hollandsche zeehelden. Het was een figuur. Uiterlijk was de heer Cauwenbergh niet de gewenschte Barend; te sterk. - Het is wel zonderling dat een recensent er soms toe verplicht wordt de kwaliteiten van een tooneelspeler, - want 't zijn toch werkelijk kwaliteiten! - in een zeker stuk als niet gewenscht te beschouwen. Enfin dat is theorie. In praktijk wenschen wij niet dat de heer Cauwenbergh zou vermageren om de rol van Barend te kunnen spelen. Dit uiterlijke daargelaten, speelde de heer Cauwenbergh zijn moeilijke rol uitstekend: schuchter, tweede plans, zoodat de uitbarsting in twee het noodige reliëf kreeg. De heeren Ruysbroeck (Reeder Bos), Van Thillo (Kaps), Gorlé (Simon), Angenot (Daantje) typeerden hunne personen als naar wensch. Van allen was het goed werk. Vooral onderscheidde zich de heer Van Thillo als Kaps; een geestige mimiek. En ten laatste, niet de laatste in hulde, de heer P. Janssens, wiens levendige Kobus stellig meer waard was dan de schetsen van een reedersdochter.
En nogmaals niet de laatste, - de goede God moge mij vergiffenis schenken, maar tellen is precies mijn sterkste zijde niet - de heer Krinkels, wiens regie volmaakt verzorgd was.
Ondertusschen verheug ik mij deze laudatieve te kunnen schrijven. Dat montert een mensch wat op. En een recensent is ook een mensch.