tes behouden deze; een werkelijk blijvend hoogtepunt van dramatie beelden zij niet meer uit, omdat zij, kinderen van hunne eeuw en maatschappij, daarin steeds moeten gesitueerd blijven. Enkel stukken van steeds geldig blijvende ethiek, enkel die stukken die psychische synthesen uitbeelden, zoo Elckerlyc, Hamlet, Faust, Als wij dooden ontwaken, blijven, in welke toestanden ook, onvoorwaardelijk waar, steeds aangrijpend nieuw.
Welnu een paar maal treffen wij zulke buiten de actualiteit van het stuk ethisch hooge oogenblikken: het verhaal van Mathijs in het derde en het duel van Sonja in het vierde bedrijf. Los van de toestanden is dit nochtans in de toestand ankerende complex. Het duel ter herovering van de gansch individueele vrijheid is geabstraheerd: machtig reëel geworden.
Groote kracht gaat van dit stuk uit. Op een in zijn midden ideaal complex volgt voor dit burgerlijke milieu de meest solied-ideale oplossing. Logisch, volgens al de gegevens doordacht.
Een uitzondering in het werk van Heijermans, deze Opgaande zon? Misschien, maar meer waarschijnlijk een andere uiting, met Uitkomst en De schoone slaapster de gelukkigste, van het veelvoudig talent.
De zaak van Mathijs de Sterke wordt door de concurrentie van het groot warenhuis ‘de Opgaande Zon’ met ondergang bedreigd. Even brengt het vooruitzicht van het nakend ongeluk het gezin van De Sterke wel in een zwaarmoedige stemming. Maar telkens triomfeert de heerlijke geest van den winkelier, die als een koning door het leven wandelt. Van deze kracht heeft hij zijn dochter Sonja deelachtig gemaakt. Zij alleen kent de wezenlijke waarde van haar ‘domineetje’, de anderen houden hem allen voor min of meer excentriek. De vader en de dochter zijn tot éen de twee takken leven toevoerende kracht geworden.
De rampspoeden hebben zich opgehoopt. Mathijs' toekomende schoonzoon Naphtalicus heeft hem even het woord ‘ontoerekenbaar’ voorgehouden. Het wordt den levenskoning bang te moede. Hij heeft een oogenblik van zwakheid. - Het relaas daarvan is indrukwekkend. - Dit heeft nu ook grooten invloed op Sonja en in een moment van vertwijfeling zet zij den winkel in brand. Het ongelukkige zustertje van Naphtalicus komt in den brand om.
Sonja's levensblijheid is verdwenen. Mathijs heeft het reeds lang bemerkt. Hij weet dat zijn dochter hem voor den eersten maal iets verborgen houdt. Weer levenskrachtig, dwingt hij haar de schuldbelijdenis af. Nu is Sonja weer vrij tegenover zichzelf, haar vader en haar verloofde. Voor het maatschappelijk misdrijf zal zij boete doen, maar nu reeds is haar geweten, tegenover het zoo bij mekaar hoorende drietal, vrij.
Toen De opgaande zon hier in 1913 gecreëerd werd, hebben sommige dagbladschrijvers even den roman van E. Zola Au bonheur des dames uit de kast gehaald. Dat was een groote dwaasheid. Zola's werk is hoofdzakelijk gematerialiseer, ondiep, daardoor niet menschelijk. De opgaande zon is vergeestelijkt: goed en menschelijk.
In het werk van H. werd aan dit stuk niet de plaats toegekend, die het toch weldra zal moeten innemen. Het is niet: een stuk van Heijermans. Het is meer.
Tusschen Het zevende gebod e.a. en De opgaande zon ligt bijna de afstand van een generatie. Van naturalisme tot wat ik zou kunnen heeten nieuw-realisme, d.i. het realisme met het herleven van de voorname rol der psychische faktoren. Vergeestelijkt realisme.
Alzoo is De opgaande zon een stuk van onzen tijd.