ten wordt en wanneer het dan behandeld wordt, zulks meer individueel dan absoluut geschiedt. Op een zeer lakonische vraag van de kleine Jeanne, valt het doek. De toeschouwers mogen naar hartelust conclusies trekken, hetgeen zij wel niet heel lang zullen doen, want het guitige element in het stuk heeft hun een voor hen wenschelijke oplossing voorspeld.
De opvoering heeft het stuk wel tot zijne werkelijke waarde gebracht. Vlug en los ging het spel, eventjes sentimenteel getint: quintessens van burgerlijke gemoedelijkheid. Het zal de toeschouwers wel nooit onbehagelijk te moede geweest zijn, De kleinen is immers een zeer neutraal stuk: geen enkel fatsoenlijk mensch voelt zich op stiekeme wijze aangevallen. En, meent het publikum, je komt toch niet naar den schouwburg om uitgescholden te worden. Dit neutrale karakter is de charme van het stuk en, daar de opvoering in verhouding met het stuk was, ook van de opvoering.
Mevr. Dilis (Jeanne) beeldde degelijk het ernstige evenwicht van het stuk uit, heelemaal daarmee in verhouding. Daarin werd zij door den heer Bertrijn goed bijgestaan; aan hem imponeert zich nochtans in het dialoog met zijne vrouw in het tweede bedrijf een betere rolvastheid. Sommige zinnen werden zonder zin, - te zijn of niet te zijn! - onderbroken.
De uitbeelding van Richard Burdan door den heer Cauwenbergh en die van Hubert Villaret door den heer Van de Putte gaf de antithese. Zij hadden beiden ook de uiterlijkheden van hunne politieke overtuiging. Ook het Janus-karakter, cynisch en sentimenteel, van Richard biz. in het tweede bedrijf werd volgens de juiste waarde gegeven. De invloed die hij spoedig op zijn broer Geo krijgt heeft hij insgelijks, daar het niet in het stuk gezegd wordt, gespeeld. Mevr. Bertrijn (Geo) was zeer behendig en Mej. Bertrijn (Fannine) bekoorlijk. Mej. van der Baen was soms heel natuurlijk, zoodanig dat de regisseur dan niet achter haar spel te lezen was, hetgeen voor zoo'n jeugdige actrice een niet geringe hoedanigheid beteekent. Een paar malen meenden wij dat het duel tusschen oudersplicht en liefde door Mevr. Noterman (Helene Harlay) te koel gespeeld werd, spoedig echter begrepen wij dat het voor deze plichtzware rol een passende toon was; Mej. Vervoort (Geneviève) mocht in dit stuk hare rol wel wat meer reliëf geven, ook meer toon, niet te veel, zachtjes in harmonie met het stuk. De heer Gorlé was goed in het rolletje van vader Balloche.
De vertaling mocht gerust een beetje minder Antwerpsch particularistisch. Zekere uitdrukkingen van Geo konden door passende algemeen Nederlandsche vervangen worden. Of meent de heer L. Krinkels nog steeds dat ons tooneel door het gebruik daarvan, zou ‘verhollandschen’?